10 november 2007

Gods gebod en de wet


De ChristenUnie zit in de verdediging vanwege uitspraken van het Amsterdamse deelraadslid Lont die homoseksuelen wil weren uit partijfuncties. Aan alle kanten wordt geprobeerd de schade te redden, maar sommigen maken het alleen nog maar erger. Zo hoorde ik iemand van de CU in een discussie op de radio serieus beargumenteren dat er van discriminatie geen sprake is zo lang men in de partij homoseksuelen niet discrimineert op hun geaardheid, maar wel op hun gedrag. Je mag het wel zijn, maar je mag het niet praktizeren.
De verdedigers van het CU-standpunt , zoals redacteur de Jong in het Reformatorisch Dagblad, doen ook een beroep op de vrijheid van meningsuiting en meer in het bijzonder op de godsdienstvrijheid. Mogen we dan niet getuigen van Gods woord dat homoseksualiteit zonde is? Als we niet mogen zeggen wat in de bijbel staat betekent dat een aantasting van de godsdienstvrijheid. Daar heeft de ChristenUnie wel een punt. Het getuigen, of hoe je het verkondigen van je geloof ook zou willen noemen, is niet strafbaar, tenzij het aanzet tot haat en geweld. Een vergelijking met misdadigers van kamerlid Van Dijke van de RPF, voorloper van deChristenUnie, kon in 1998 volgens de rechter nog wel door de beugel, maar daar dachten vele anders over. Ook de islamitische geestelijke El Moumni ontsnapte met zijn kwalificatie van homoseksualiteit als een ziekte die bestreden moest worden aan een veroordeling omdat de rechter deze uiting net als in het geval van Van Dijke zag als een geloofsuiting. Dubieus wat mij betreft. Als een uiting strafbaar is moet dat in alle gevallen gelden en dan horen geloofsuitingen niet uitgezonderd te worden. Maar de ChristenUnie zal daar met een beroep op de godsdienstvrijheid anders over denken.
Waar het uiteindelijk om gaat is het conflict tussen wat christenen of islamieten als een goddelijk gebod ervaren en wat er in de wet staat. Het is geen conflict tussen grondrechten, zoals De Jong suggereert, het gaat er om dat gelovigen moeten kiezen. Als je in een seculiere maatschappij politiek actief wilt zijn dien je je aan de wetten te houden, ook al zegt je religieuze overtuiging dat het eigenlijk anders moet. Maar niemand mag je beletten om te proberen die wetten te veranderen. Dus een politiek statement is niet strafbaar. De aanklacht van de VVD tegen Lont gaat te ver. Maar als de ChristenUnie Gods gebod boven de wet zou plaatsen en in praktijk zou willen brengen door homoseksuelen bij de selectie van bestuurders te discrimineren dan is een sanctie zonder meer gerechtvaardigd. Die bestuurders bekleden een openbare functie. De ChristenUnie kan dan niet doen alsof het om een private club gaat waarop eigen regelgeving (de soevereiniteit in eigen kring) van toepassing is.
In discussie met D66 kamerlid Boris van de Ham verdedigt De Jong zich met een beroep op de geestelijke vrijheid. Het denken is vrij. Inderdaad, maar het handelen is onderhevig aan wetten, burgerlijke wetten wel te verstaan, en -helaas voor de ChristenUnie- niet de goddelijke wetten. De ChristenUnie wil dat de samenleving gaat functioneren naar Gods wil, zo lezen we in de introductie op hun website. Dat streven is legitiem in een democratische samenleving. Maar voorzover de heersende wetten in strijd zijn met de goddelijke wetten mag de ChristenUnie de laatste toch niet ongestraft volgen. In dat opzicht is de positie van de ChristenUnie te vergelijken met die van orthodoxe islamieten over wie we zeggen dat ze niet voldoende geïntegreerd zijn in de Nederlandse samenleving. De Jong beroept zich op de geschiedenis van zijn partij. "Partijen die jarenlang een respectabele bijdrage leverden aan het bestuur van ons land, worden dan plotseling nog slechts gedoogd. Niet doordat zijzelf veranderd zijn maar doordat het maatschappelijk klimaat is omgeslagen, krijgen zij van het ene op het andere moment het stempel van paria’s van de Nederlandse politiek, " schrijft hij in het Reformatorisch Dagblad.
Dat zijzelf niet veranderd zijn, daar ligt toch wel een probleem, daar kun je toch niet zomaar overheen stappen. Het is vergelijkbaar met het probleem van immigranten die koste wat koste blijven vasthouden aan een cultuur die ook in hun landen van herkomst al lang geëvolueerd is. Moeten we de inburgeringscursussen misschien uitbreiden tot achtergebleven autochtonen?
,

2 opmerkingen:

Rudy Gnodde zei

Op zich heb je wel gelijk. Maar heeft dit niet ook te maken met dat iemand in een bestuurlijke functie van een partij niet zelf tegen een belangrijke ideaal van de partij moet zijn. Als een partij dus van mening is dat homoseksualiteit tegen de wet zou moeten zijn (die mening zou gewoon moeten mogen in een open democratie ook al ben je het er niet mee eens, dat maak ik ook op uit jou stuk) is het wel een beetje vreemd als ze iemand die homoseksueel is in een bestuurlijke functie plaatsen. GroenLinks zou bijvoorbeeld ook geen groot milieu vervuiler toelaten in het bestuur. Is het dus wel discriminatie in het geval van een politieke partij of een geval van niet passen binnen de partij? Ik zou het antwoord hier niet op weten, maar het is een interessante vraag.

Jos van Dijk zei

De kandidaat zelf, de kandidatencommissie en in laatste instantie het partijcongres beoordelen of iemand al dan niet past binnen een partij. Als je op voorhand verklaart praktizerende (= samenwonende) homoseksuelen niet te accepteren, sluit je in beginsel een categorie kandidaten uit. De kans is groot dat dat door de Commissie Gelijke behandeling wordt opgevat als discriminatie. Het is toch een soort statement: wij accepteren die gelijkheid niet, wij houden ons aan de wet van God. De CU zou wensen ten aanzien van kandidaten ook in een profiel kunnen gieten zonder deuren dicht te gooien. Dan kan iedere afgevaardigde op het congres op zijn of haar gronden een keuze maken uit de gepresenteerde kandidaten. Overigens heeft bij GroenLinks voor zover ik weet individueel gedrag nooit zo'n openlijke, expliciete rol gespeeld bij de keuze van kandidaten. Wel zijn bestuurders tijdens hun functioneren aangesproken op hun gedrag.