01 april 2014

Racisme en vrijheid van meningsuiting

Met zijn uitspraken over Marokkanen op de avond van de gemeenteraadsverkiezingen heeft Geert Wilders weer de aandacht op zich weten te vestigen. Terwijl hij in die verkiezingen zelf nauwelijks een rol speelde. Zijn uitspraken leidden tot nog grotere commotie dan bij eerdere provocaties. Een kans voor enkele van zijn mensen om zich aan zijn dictatoriaal leiderschap te ontworstelen. En, ook nieuw, een aanleiding voor premier Rutte om nu eindelijk eens afstand te nemen van zijn grootste concurrent. Hij zocht zelf het Jeugdjournaal op om kinderen gerust te stellen dat ze niet het land uit zouden worden gezet.




Geert zelf ontkende alle aantijgingen en bleef bij zijn standpunt, zoals dat in feite ook al was opgeschreven in het verkiezingsprogramma. Maar de beer was los: duizenden demonstranten, preken in de kerk, en een massaal in heel Nederland opgevolgde oproep om aangifte te doen.

Hangt Wilders nu dan toch een veroordeling boven het hoofd? In het vorige proces in 2011 werd hij vrijgesproken omdat zijn uitspraken toen konden worden opgevat als (niet strafbare) godsdienstkritiek. Nu gaat het duidelijk om het discrimineren van een bevolkingsgroep, mensen op grond van hun afkomst. Dat is strafbaar volgens de wet. In Nieuwsuur was vorige week een debat tussen twee juristen over de kansen op vervolging. Tom de Zwart zei daar dat het OM hiermee waarschijnlijk een zwakke zaak heeft omdat het om een politicus gaat. Hij vreesde dat Wilders er opnieuw triomfantelijk mee weg zou kunnen komen. Theo Rosier vond de zaak wel voldoende kansrijk als hij zou worden aangeklaagd voor belediging (niet voor aanzetten tot haat), temeer daar opzet duidelijk aanwezig was. Wilders kon namelijk weten dat zijn uitspraken effect zouden sorteren op de Marokkaanse gemeenschap. Lange tenen zijn, anders dan bij het vorige proces, hier  niet aan de orde. Wilders gaat nu gewoon over de schreef met een uitspraak die impliceert dat alle Marokkanen van een soort zijn waarvan we er minder moeten wensen in Nederland. De Zwart dacht dat een goede advocaat Wilders zou kunnen vrijpleiten door te verwijzen naar uitspraken van PvdA-politici Samsom en Spekman over de criminaliteit van Marokkanen.

Intussen zal Wilders voor velen het pleit gewonnen hebben na de gewelddadige overval afgelopen weekend op een juweliersechtpaar in Deurne waar minstens een Marokkaanse Nederlander bij was betrokken. De discussie gaat nu over het doodschieten van de overvallers en de uitleg van noodweer, een leuke nieuwe kluif voor de media. De bordjes zijn verhangen, las ik ergens.

Wilders is nog niet vrijgesproken en zijn zaak komt ongetwijfeld terug. Een van de aspecten bij de beoordeling van zijn uitspraken is het feit dat hij als politicus, als publiek persoon met gezag en navolgers optreedt. Wilders zal, met de Zwart, betogen dat zijn vrijheid van meningsuiting juist in die rol beschermd moet worden. Maar hij heeft aan de andere kant, ook juist in die rol, een grote verantwoordelijkheid. Je kunt met Rosier meegaan dat hij volgens de letter en de geest van de wet (art. 137c) een groep mensen beledigd heeft. Veel kwalijker vind ik het dat hij door die overduidelijke belediging mensen bedreigd heeft, angst heeft aangejaagd. Of zoals iemand op Sargasso reageerde:

De ophef rond het ‘minder’ incident van Wilders werd niet alleen veroorzaakt door wat hij zei (zoals hijzelf terecht opmerkte had hij ook eerder die week ongeveer hetzelfde gezegd), maar met name de manier waarop. Zijn intonatie en lichaamstaal, het bewust oproepen van een massaal spreekkoor en de achteloze manier waarop Wilders daarop vervolgens weer reageert (allemaal pure volksmennerij). Pas binnen die context riepen zijn uitspraken weer allerlei associaties en emoties bij ons op, of misschien durfden we ze pas weer te uiten toen het er wel heel dik bovenop lag.
Het lokt racisme uit. En daar gaat een publiek persoon als Wilders echt mee over de schreef wat mij betreft.

Zijn provocaties worden helaas niet ontkracht door massaal aan de andere kant te gaan staan. Wilders leeft juist bij de tegenstelling, het wij-zij frame. Als 'wij' nu allemaal doen alsof we 'zij' zijn dan zet hij ons allemaal even makkelijk weg en is er niets opgelost. Dat ben ik met Christian Jongeneel eens.

Maar wat dan wel te doen als we het racisme willen terugdringen?

Vorige week schreef ik op Sargasso over alledaags racisme. In Finland had een krant een klein onderzoekje gedaan naar de vraag of mensen op straat tegengas bieden als ze geconfronteerd worden met discriminerende uitingen. Velen deden dat niet, maar hadden er achteraf wel spijt van. Kennelijk werkt het geweten dus nog wel. Zou het aanpakken van racisme van onderop op de lange duur niet veel effectiever zijn dan te blijven ageren tegen die ene woordvoerder? Tegengas geven aan degenen die Wilders kennelijk raakt betekent wel dat je je mond open moet doen. En dat lijken we ontwend te zijn. Elkaar tegenspreken vereist enige moed omdat je als moralist wordt weggezet, als je al geen klappen krijgt. De norm is namelijk dat je je niet met elkaar bemoeit.

We zijn gelukkig verlost van een al die ouderwetse knellende sociale controle. De vrijheid van meningsuiting is een groot goed en we gunnen iedereen privacy wat ook inhoudt dat je elkaar niet voortdurend lastig valt. Maar overtreed je deze rechten als je tegenover een vooroordeel of een racistische uiting jouw opvatting zet? Soms krijg ik het idee dat de vrijheid van meningsuiting wordt opgevat als een argument om het publieke debat stop te zetten. Terwijl het er om ging dat debat juist te bevorderen. Zo van: iedereen mag toch zeggen wat hij wil, daar hoef je dan toch niets meer over te zeggen. Of: als ik gezegd heb wat ik vind, wil ik van jou helemaal niets meer horen. De opvatting dat vrijheid van meningsuiting betekent dat er tussen mensen geen verschillen van mening meer mogen worden uitgepraat lijkt mij echter niet passen in een democratie. Zwijgen en toekijken evenmin.

[foto: Roel Wijnants, Flickr.com]

Geen opmerkingen: