19 augustus 2019

Fotograaf klaagt Facebook aan

Fotograaf Thijs Heslenfeld heeft aangifte gedaan tegen Facebook bij het Openbaar Ministerie (OM) in Amsterdam, schrijft De Volkskrant. Heslenfeld wil dat het OM een strafrechtelijk onderzoek begint naar het fotobeleid van Facebook. De fotograaf claimt dat het beleid van Facebook in strijd is met de Nederlandse grondwet. Zo vindt Heslenfeld dat zijn vrijheid van meningsuiting is aangetast omdat het platform tot driemaal toe zijn foto’s heeft verwijderd en zijn account daarna twee keer heeft geblokkeerd. De laatste keer trof dat een foto van een meisje met ontbloot bovenlijf. Facebook wil er niet op in gaan. ‘Net als bij kunst zullen mensen altijd van mening verschillen over wat wel en niet geschikt is om te publiceren.’



 De zaak is interessant omdat het de eerste keer is dat bij het OM een beroep wordt gedaan op strafrechtelijke vervolging van Facebook. Deskundigen menen dat een civielrechrelijke zaak meer voor de hand ligt. Facebook is een bedrijf en heeft voor zijn diensten regels gesteld waarop het beslissingen over verwijdering van content baseert. Als je Facebook wil gebruiken moet je hiermee akkoord gaan. Als bedrijf gaat Facebook zelf over de toepassing en handhaving van die regels. Je kunt er alleen als klant bezwaar tegen maken als je meent dat het bedrijf jou onrechtmatig behandelt, niet levert wat het belooft of iets doet wat niet is afgesproken. Maar als Facebook volgens zijn eigen regels jouw uitingsvrijheid beperkt levert dat geen strafbaar feit op, zegt hoogleraar informatierecht Mireille van Eechoud. ‘De wet garandeert de vrijheid van iedereen, maar bij bedrijven kun je daar niet altijd een beroep op doen. Dat is anders als het een staat of overheid betreft.’

Maar kunnen we Facebook nog wel zien als een gewoon bedrijf, een bedrijf dat je voor een ander kunt inwisselen als je het niet eens bent met de voorwaarden of de wijze waarop die gehandhaafd worden? Facebook kun je inmiddels wel zien als een monopolist met een macht die vergelijkbaar is met de staat. In zijn aangifte stelt Heslenfeld met verwijzing naar jurisprudentie dat het eigendomsrecht van het bedrijf bij gebrek aan alternatieven voor de verspreiding van informatie moet wijken voor het recht op de vrijheid van meningsuiting. Hij meent dat de publieke verantwoordelijkheid van Facebook uitgaat boven het particuliere belang van het bedrijf.

Zo langzamerhand mag inderdaad wel de vraag gesteld worden of het gedrag van Facebook nog wel onder dezelfde termen moet vallen als elk willekeurig ander bedrijf. Facebook speelt een hoofdrol in het publieke debat en is vrijwel onmisbaar voor de verspreiding van tal van culturele uitingen. Het is niet te verteren dat het vrije verkeer van informatie gehinderd wordt door de volledig intransparante, door Amerikaanse fatsoensregels geïnspireerde beslissingen van puur commerciëel denkende zakenlieden die het uiteindelijk alleen om de verdiensten gaat. 

[foto: www.thoughtcatalog.com]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten