30 september 2025

Is het denken nog vrij?


De maatschappelijke ruimte in Nederland neemt af, schrijft het College voor de Rechten van de Mens in zijn jaarrapportage. Het zijn nogal algemene bewoordingen waarin het College een probleem signaleert dat zich de afgelopen tijd in verschillende vormen heeft gemanifesteerd. En geheel terecht aanleiding is voor zorgen over de Nederlandse rechtsstaat en de handhaving van mensenrechten. 

Het College baseert zich op onderzoek waaruit blijkt dat een overgrote meerderheid van maatschappelijke organisaties vindt dat de situatie voor het maatschappelijk middenveld in het algemeen in Nederland de afgelopen twee jaar is verslechterd. 'Politici spreken bijvoorbeeld soms in stigmatiserende taal over maatschappelijke organisaties (...) In andere landen is gebleken dat dit soort stigmatisering een begin kan zijn van het nemen van maatregelen die de maatschappelijke ruimte schaden. Ook doet de overheid wetsvoorstellen die het demonstratierecht zouden kunnen inperken. Er worden wetsvoorstellen aangenomen met zodanig open normen dat er ruimte ontstaat voor willekeur en politieke motivatie bij het verminderen van de vrijheid van maatschappelijke organisaties. De maatregelen die gesignaleerd worden, hebben vooral invloed op organisaties die zich plegen uit te spreken tegen overheidsbeleid.'

Dit schreef het College in augustus. Bij de Algemene Beschouwingen van de Tweede Kamer werd dit signaal nog eens bevestigd door een motie van een rechtse meerderheid van VVD, FVD, SGP, PVV, BBB en JA21 die 'in navolging van de Verenigde Staten' de regering oproept ‘antifa’ als terroristische groep aan te merken. 'Onpraktisch, onuitvoerbaar en ondemocratisch' schreef terrorisme-expert Beatrice de Graaf in de NRC. En ter toelichting van het laatste: 'rechtse populisten kunnen nu de ongrijpbaarheid van de categorie Antifa gebruiken om vermeende politieke tegenstanders monddood te maken. Terrorisme is immers één van de meest gevaarlijke begrippen in handen van de overheid, want het geeft de mogelijkheid om vergaande maatregelen te nemen (...). Met deze motie wordt het net veel wijder uitgegooid, waarbij de grens tussen denken en doen, overtuigingen en daden vervaagt, en politieke tegenstanders uitgeschakeld kunnen worden.'

16 september 2025

Andere tijden


Terwijl in de media dezer dagen heftige debatten worden gevoerd over de vrijheid van meningsuiting van het Britse punkrapduo Bob Vylan las ik de biografie van Hugo Brandt Corsius 'Ik heb nog nooit gelogen' geschreven door Elsbeth Etty. Brandt Corstius was een vlijmscherpe columnist die onder de pseudoniemen Stoker, Piet Grijs, Raoul Chapkis, Maaike Helder, Jan Eter en Battus (om er een paar te noemen) in de tweede helft van de vorige eeuw schreef in (o.a.) Vrij Nederland, De Volkskrant en de NRC. Hij nam geen blad voor de mond, provoceerde iedereen en schold op alle gezagsdragers, vooral die van christelijke huize. De 'protestantse piemel' Barend Biesheuvel moest in 1971 als kabinetsformateur met een krachtig 'godverdomme' begroet worden. Koningin Beatrix noemde hij eens een 'opgeblazen fietsband', prins Bernhard had volgens hem een spoor van venerische ziektes achtergelaten in Zuid-Amerika. Lubbers noemde hij een zwendelaar. Zijn minister van Financiën Ruding vergeleek hij met Eichmann. Dat laatste was voor collega Brinkman van Cultuur in 1984 aanleiding om hem de P.C. Hooftprijs 'voor zijn hele oeuvre' te weigeren. Brandt Corstius kreeg hem in 1987 alsnog toen de Nederlandse staat de de P.C. Hooftprijs als officiële staatsprijs had losgelaten. Maar verder kwam Brandt Corstius overal mee weg (klaagde de Telegraaf). Er werd ondanks herhaalde aandrang geen strafvervolging tegen hem ingezet voor belediging of majesteitsschennis. De kranten waar hij voor schreef bleven zijn columns publiceren. Het waren andere tijden.