13 juni 2010

Over de grenzen van satire


Driek Oplopers, columnist van FOK.nl wordt niet vervolgd voor zijn bedreiging twee jaar geleden aan het adres van Femke Halsema wegens haar optreden in de kwestie-Duyvendak. De Officier van Justitie heeft de zaak geseponeerd. Oplopers (ps. voor Rikus Spithorst) had in augustus 2008 geschreven dat hij het zou toejuichen als iemand het huis van Halsema in de brand zou steken. Halsema had Duyvendak volgens hem verdedigd na zijn onthulling van de diefstal in de jaren tachtig van plannen voor meer kerncentrales gevolgd door de publicatie van de huisadressen van betrokken ambtenaren. Bij een van die ambtenaren was een brandbom door het raam gegooid. Duyvendak betuigde in 2008 zijn spijt over deze affaire. Halsema zou hem 'buitengewoon integer' genoemd hebben. En dat schoot Spithorst in het verkeerde keelgat, waarna hij in zijn column meende haar een koekje van het Duyvendak-deeg te mogen geven.

Op de overwinningsroes van Oplopers en zijn fans is nog wel wat aan te merken, maar eerst even iets over het OM. In zijn reactie op de seponering schrijft Oplopers dat hij pas onlangs op de hoogte is gesteld van het besluit van het OM. Hij moest er zelf om vragen. Communicatiefoutje. Een heel vervelend foutje. Een schrijver of tekenaar tegen wie aangifte wordt gedaan bungelt in zekere zin. Alles wat hij of zij na die aangifte maakt zal bewust of onbewust worden bekeken door de ogen van de onbekende censor. Kan dit nog of ga ik te ver? Het OM stimuleert zelfcensuur als er niet snel een heldere uitspraak komt. Het jarenlang op de plank laten liggen van zaken, zoals ook het geval is bij de tekenaar Gregorius Nekschot, is op zichzelf een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting.
Columnisten, cartoonisten en andere satirici hebben recht op een ruime interpretatie van de vrijheid van meningsuiting. De context van de uiting moet meegewogen worden en in een context van satire hoef je niet alles letterlijk te nemen. Als die context voldoende duidelijk is tenminste. In een reactie op deze affaire (NRC 18-8-2008) zei de Tilburgse hoogleraar Bert-Jan Koops dat een als grap bedoeld dreigement op een site vol met hatelijkheden en bedreigingen ook letterlijk kan worden opgevat. Ook de daadwerkelijk gevoelde dreiging van Halsema kan een argument zijn in de beoordeling van de strafbaarheid volgens ICT-jurist Engelfriet in hetzelfde artikel.
Ook bij een als grap bedoelde dreigende uitspraak komen de grenzen in zicht als er een feitelijke dreiging van de column uitgaat en het risico dat het dreigement wordt uitgevoerd aannemelijk is. Ik kan me goed voorstellen dat Femke Halsema aangifte gedaan heeft. De gronden voor het seponeren van de zaak ken ik niet (daar rept Oplopers ook niet over, hij zou er collega's een dienst mee bewijzen als hij ze wel zou publiceren). Maar de reden waarom hij zelf vindt dat hij mocht schrijven wat hij geschreven is buitengewoon discutabel. Als Halsema de oproep tot aanvallen op privéwoningen van mensen buitengewoon integer vond, was ik wel benieuwd wat ze ervan zou vinden wanneer iemand even met een flesje benzine bij háár langs zou komen, schreef hij vorige week. Als Halsema dat vond, ja. Maar was dat zo? Voordat Oplopers zijn column publiceerde had hij in de krant kunnen lezen dat Halsema Duyvendak toen hij zich in augustus 2008 terugtrok uit de Tweede Kamer geprezen heeft voor de wijze waarop hij over zijn daden verantwoording had afgelegd. Maar ze veroordeelde tegelijkertijd acties waarbij de wet wordt overtreden en wees het ook af als dergelijke acties achteraf worden gelegitimeerd met verwijzing naar de sfeer van de jaren tachtig (NRC 15 en 16-8-2008). Oplopers baseert zijn dreigement dus op een onterechte beschuldiging.
Ik ben bang dat Oplopers dermate vervuld is van haat tegen Halsema dat hij de aard en de context van Halsema's verdediging van Duyvendak niet goed tot zich door heeft laten dringen. Daarmee valt het dreigement van Oplopers in de ordinaire categorie 'bedreiging van politici'. Het is terecht dat de bedreigers daarop worden aangesproken. Want als politici beperkt worden in hun uitingsvrijheid loopt de democratie zelf schade op. Satire, het hekelen van het gedrag (inclusief de uitspraken) van een politicus, kan uitgezonderd worden als het als zodanig herkenbaar is. Maar als het gedrag niet duidelijk herkenbaar is als aanleiding voor de satire, dan wordt zo'n stukje niet anders dan een directe, botte bedreiging van de persoon van de politicus. Ik kan me voorstellen dat een rechter vindt dat in dat geval, gezien de risico's die de schrijver heel bewust heeft genomen (in tegenstelling overigens tot Duyvendak indertijd, maar dit terzijde), een grens is overschreden.

,

Utrecht tolereert geen kritiek op Berlusconi


Op zondag 9 mei finishte de Giro d'Italia in Utrecht, op de stoep van het hoofdkantoor van wielersponsor Rabobank. In het publiek langs de route stonden op twee plaatsen mensen met spandoeken gericht tegen de Italiaanse premier Sylvio Berlusconi. Politieagenten hebben deze spandoeken in beslag genomen met een verwijzing naar de Algemene Politie Verordening. Die verwijzing was niet terecht, moest burgemeester Wolfsen deze week toegeven in antwoord op vragen van de SP. De APV bood geen grond voor het in beslag nemen van deze spandoeken. Maar verder verdedigt hij het optreden van de politie. Hij schrijft:

Hij (de agent) had moeten uitleggen dat de politie vrees had ..... dat aan de betreffende spandoeken aanstoot zou worden genomen door anderen (w.o. de grote getalen aanwezige Italianen) en dat dit zou kunnen leiden tot openbare ordeverstoringen langs de route, met alle risico’s van dien. Door de agenten is daarop aan de dragers van de spandoeken verzocht deze op te rollen. Toen daaraan niet werd voldaan zijn de spandoeken in beslag genomen. De rechtsgrond hiervoor is het niet voldoen aan een bevel of vordering van een politieagent (art.184 Wetboek van Strafrecht).

Dat niet alleen de openbare orde een rol heeft gespeeld in de afwegingen blijkt uit het antwoord op de vraag welke instructies de agenten vooraf hebben gekregen:

....dat men diende te waken voor gedragingen en uitingen die in zich zelf of door de reactie van anderen daarop aanleiding konden zijn voor wanordelijkheden en daarmee ook voor risicovolle situaties langs of zelfs op het parcours. Daarnaast is in de briefings onder de aandacht gebracht dat vanwege de allure van een dergelijk evenement en de internationale media-aandacht daarvoor een vlekkeloos verloop van de GIRO van groot belang is voor het aanzien van Nederland en de stad Utrecht in het bijzonder.

De klassieke reactie van locale autoriteiten op ongewenste uitingen: je verstoort een feest en onze naam is in het geding. Niet ten onrechte vergelijkt gemeenteraadslid Schipper deze houding met die van de Italiaanse premier zelf, die meermalen is beschuldigd van censuur. Je zou het ook gewoon ouderwets kleinburgerlijk kunnen noemen.

Natuurlijk moet de politie optreden tegen verstoringen van de openbare orde die de veiligheid in het geding brengen. Maar wie moet hierop worden aangesproken? Degenen die gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting, of degenen die dit recht niet respecteren, aanstoot nemen aan een op zich legale uiting en de orde verstoren? Er was op het moment van inbeslagname nog geen sprake van verstoring van de openbare orde. Als iemand aanstoot aan de spandoeken had genomen, had de politie dan niet kunnen zeggen: joh, draai je om, trek je er niets van aan, in dit land hebben we vrijheid van meningsuiting? De politie hoort niet op de uiting zelf te reageren, hoogstens op de gevolgen, voor zover die de openbare orde en de veiligheid aantasten. Zo hoort de instructie van de politie te luiden. Dat vloeit voort uit het feit dat het hier om een grondrecht gaat: locale autoriteiten hebben niet de bevoegdheid om de toepassing van dit recht te interpreteren en een inhoudelijk oordeel te vellen over een uiting (spandoeken, leuzen, tot en met theatervoorstellingen) . Zij mogen beperkingen opleggen als de openbare orde of de veiligheid in het geding is. Maar de politie is er voor handhaving van alle wetten en hoort dus ook de vrijheid van meningsuiting te beschermen.
In het antwoord van de burgemeester spelen mogelijke aanwijzingen voor verstoring van de openbare orde overigens geen rol. Er zou aanstoot genomen kunnen worden.... Hier spreekt een bange burgemeester die een vlekkeloos feest op de buis wil laten zien. De hoeveelheid aandacht van de media geeft de doorslag. De uitingsvrijheid moet maar even wijken.

Dit is de derde affaire waarbij burgemeester Wolfsen in opspraak is gekomen vanwege een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Vorig jaar moest hij al spijt betuigen over zijn poging om een artikel over zijn declaratiegedrag uit een huis-aan-huisblad te houden. Afgelopen week kwam hij terug op het eerder uitgevaardigde verbod op straatmuziek. Het lijkt er op dat de burgemeester dit aspect van zijn functie nog niet helemaal onder de knie heeft.

,