21 juli 2012

Een wettelijk spreekverbod voor ondernemers

Is er in Nederland een wet die op voorhand het spreken over bepaalde zaken verbiedt? Mijn eerste reactie, toen ik deze vraag kreeg, was dat ik me niet kon voorstellen dat in Nederland een spreekverbod expliciet in een wet is vastgelegd. En tot nu toe heb ik dat ook nog niet gevonden. Een spreekverbod kan door de rechter in bepaalde gevallen worden opgelegd in de context van de beslechting van een bepaald conflict. Dat gaat dan over concrete uitlatingen over concrete zaken en zo'n verbod is ook vaak tijdelijk.
Het vooraf vastleggen van een spreekverbod in een algemene regeling gaat al wat verder. Zo lees ik dat een spreekverbod over salarissen in een arbeidsovereenkomst wel mogelijk is, al lijkt me de handhaving daarvan niet eenvoudig. De aanleiding voor de vraag, het verbod om binnen een vereniging van zelfstandige beroepsbeoefenaren te spreken over vergoedingen voor geleverde diensten, ligt in dezelfde lijn. Ook al staat het niet letterlijk zo in de wet, volgens een woordvoerder van ConsuWijzer, is dit verbod wel in overeenstemming met artikel 6 van de Mededingingswet.

Volgens artikel 6 van de Mededingingswet is het concurrenten verboden prijsafspraken te maken (een kartel te vormen). De NMa onderzoekt eventuele prijsafspraken en kan indien nodig boetes opleggen. Volgens een brochure van de NMa is dat onderzoek er op gericht na te gaan of er concurrentiebeperkende afspraken zijn gemaakt:

"Concurrentiebeperkende afspraken kunnen betrekking hebben op uiteenlopende aspecten van het commerciële beleid van ondernemingen zoals: het vaststellen van prijzen, het verdelen van markten of voorzieningsbronnen, leveringscondities en beperking van productie of afzet. Soms worden kartelafspraken gemaakt via aanbestedingsafspraken. Het kartelverbod is van toepassing op alle concurrentiebeperkende afspraken: schriftelijk én mondeling, horizontaal én verticaal. Een horizontale afspraak is een afspraak tussen ondernemingen die potentiële of daadwerkelijke concurrenten van elkaar zijn. Een verticale afspraak is een afspraak tussen ondernemingen die actief zijn op verschillende niveaus in de productie- en distributiekolom (bijvoorbeeld een afspraak tussen een afnemer en een leverancier)."

Nu is er natuurlijk een verschil tussen spreken over en afspraken maken. Volgens de woordvoerder van de ConsuWijzer waarnaar ik door de NMa voor uitleg werd doorverwezen, zal de rechter dat verschil niet maken. Als ondernemers op de een of andere manier informatie over prijzen uitwisselen zal dat effect hebben op de prijsstelling. En dat is nu juist wat de wet wil voorkomen. Dus ook uitlatingen die indirect kunnen leiden tot al dan niet met zoveel woorden vastgelegde prijsafspraken zijn verboden. Ondernemers moeten in de communicatie met hun concurrenten dus voorkomen dat de suggestie wordt gewekt dat ze hun prijzen onderling afstemmen. Ook het verzamelen van informatie over prijzen en het publiceren van de resultaten van enquetes over concurrentiegevoelige gegevens is verboden. Een beroepsvereniging van zelfstandige beroepsbeoefenaren die elkaars concurrent zijn moet dus inderdaad oppassen wat er tijdens vergaderingen besproken wordt. Vreemd blijft het wel. De wet verbiedt afspraken. In de vervolging en handhaving wordt dit verruimd tot uitspraken die tot afspraken kunnen leiden. Een forse inbreuk op het grondrecht in dit land om vrijuit te kunnen spreken.

Met een dergelijke strikte uitleg van de wet bevestigt de NMa het beeld van de strenge agent die het ondernemers buitengewoon lastig kan maken en niets door de vingers ziet. Met onverwachte gevolgen. Eind vorig jaar verbaasden huisartsen zich over het feit dat hun belangenvereniging LHV zich niet mengde in het conflict over de kosten van de huisartsenzorg. De reden daarvan was dat de LHV door de NMa wordt beschouwd als een ondernemersvereniging. Elke bemoeienis met een actie van huisartsen om bezuinigingen ongedaan te maken zou om die reden gekwalificeerd worden als een economische activiteit waarmee de LHV in conflict komt met de Mededingingswet. Op deze manier maakt de NMa dus ook inbreuk op de vrijheid om gezamenlijk je belangen te behartigen. De consequentie is dat ook ZZP'ers dus nooit meer in enig verband van dit grondrecht gebruik zouden kunnen maken.

Vrije concurrentie is een belangrijk principe in onze economische ordening. Maar zoals elk principe is het buitengewoon schadelijk als het "zum Teufel" wordt doorgevoerd door bureaucraten met een tunnelvisie die geen oog hebben voor andere principes en belangen.


16 juli 2012

Beroep tegen uniek vonnis

De advocaat van de Vereniging Martijn is in beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank in Assen waarbij de vereniging werd verboden en met onmiddellijke ingang ontbonden. De rechtbank voldeed daarmee aan de eis van het Openbaar Ministerie. Het OM is van mening "dat de Vereniging Martijn kinderen bedreigt in hun lichamelijke, emotionele en seksuele integriteit en de rechten en vrijheden van deze kwetsbare groep aantast." Daarmee vertolkte het OM de gevoelens van een groot deel van de publieke opinie en bekroont het de hetze tegen pedofielen waarin geen onderscheid meer werd gemaakt tussen denken en doen en mensen puur en alleen om wat ze zijn werden verketterd. Alleen al om die reden is het beroep tegen dit vonnis van groot belang. Advocaat Swier: “Dit is een heel principiële zaak over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging.”

Voor de meeste mensen die het vonnis van de rechtbank toejuichen wegen die principes minder zwaar dan hun afschuw van de gedachte dat een volwassene seks heeft met kinderen. Pedofielen hebben eigenlijk geen recht van bestaan en moeten geweerd worden uit de samenleving. Of in elk geval mogen ze niet voor hun gevoelens uitkomen. Het verbod van een vereniging die het mogelijk maakt deze gevoelens wel onder woorden te brengen en uit te wisselen leidt pedofielen direct naar een ondergronds bestaan, zo daar al geen sprake van was. Het bedreigde kind is daarmee allerminst gediend.

Het verbod roept ook de vraag op of er nog wel gesproken mag worden over seks met kinderen, seksualiteit van kinderen, leeftijdsgrenzen, al dan niet schadelijke effecten. Mag een debat waarin pedofilie wordt gerelativeerd eigenlijk nog wel plaats vinden in het openbaar? Mag ik wel naar dit debat verwijzen als de voorzitter van de verboden vereniging hier allerlei uitingen van pedofielen goedpraat? De rechtbank verbiedt de vereniging omdat Martijn "nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen en dat contact verheerlijkt en voorstelt als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Het is dat streven dat een ernstige inbreuk vormt op de geldende fundamentele waarden binnen onze samenleving en daarom indruist tegen onze rechtsorde." Verheerlijken en voorstellen: dat zijn werkwoorden die slaan op uitingen, op wat mensen denken en zeggen of schrijven. Met dit verbod riskeert dus ieder die een andere dan negatieve opinie uit over pedofilie de grens van deze rechter te overschrijden. En met een verbod op het nastreven van iets wat volgens de vereniging moet kunnen maar nog niet kan gezien de huidige wetgeving treedt de rechter in de vrije politieke associatie, wat in 2006 nog werd verhinderd door de afwijzing van het verbod op een pedofielenpartij. Dat Robert M. sindsdien de hetze tegen pedofielen heeft aangewakkerd mag toch geen reden zijn om daar nu anders over te oordelen? 


Het OM heeft Martijn als vereniging niet kunnen betrappen op direct strafbare handelingen. De eis van een verbod in deze civiele procedure is nu gebaseerd op artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek op grond waarvan een vereniging verboden kan worden als blijkt dat de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde. En op grond van het streven van Martijn en van alles wat er op de website van de vereniging te lezen is oordeelt de rechtbank dat "de werkzaamheid van de Vereniging Martijn inbreuk maakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel en deze werkzaamheid daarom in strijd is met de openbare orde." En daarom mogen grondrechten en het EVRM kennelijk worden gepasseerd.Wat is dan die "werkzaamheid"? Slaat dat op individuele pedofielen die aangemoedigd worden de wet te overtreden? Is er dan een duidelijk verband aangetoond tussen Martijn en wetsovertredingen? Zo ja, moeten die individuen dan niet gepakt worden in plaats van hun kennelijke inspiratiebron? Of heeft de rechter bij de "werkzaamheid" soms gedacht aan de ongerustheid, afschuw en verontwaardiging van het publiek dat ongestraft bij pedofielen de ruiten in kan gooien. De inspiratie daarvoor komt volgens mij niet van de website van de Vereniging Martijn maar van de initiatiefnemers van de hetze tegen pedofielen en hun politieke steunpilaren. Wie verstoort hier eigenlijk de openbare orde? 

Een meer principiële vraag is of en zo ja onder welke omstandigheden inspiratiebronnen voor wetsovertredingen verboden kunnen worden. Donner heeft ooit, toen hij nog minister van Justitie was, geprobeerd het verheerlijken van terrorisme strafbaar te maken. Dat was na de moord op Theo van Gogh. Later, toen de storm wat geluwd was, bleek dat er toch onvoldoende draagvlak was voor deze vage en daarom gevaarlijke inperking van het publieke debat. Sommige politici lijken nu in de ban van de angst en woede die het misbruik van peuters door Robert M. heeft opgewekt niet meer in staat tot een redelijk onderscheid tussen denken, zeggen en doen. Het populisme viert hoogtij. Dat ook Justitie en de rechterlijke macht hiermee geïnfecteerd zijn is bepaald verontrustend. We mogen hopen dat hogere instanties deze neiging zullen corrigeren.