30 maart 2006

Hypocriet besluit over porno in het leger


In het leger mag geen porno meer vertoond worden. Althans, niet meer in een openbare ruimte of met middelen van Defensie. "Het kijken naar pornofilms met eigen apparatuur en ten eigen behoeve is niet verboden" aldus de dagorder van generaal Berlijn (NRC 29 maart). Aanleiding is een verkrachtingszaak op het marinefregat Tjerk Hiddes . Daar wordt nog onderzoek naar gedaan.
Wat betekent dit besluit? Pornografie is bij de huidige stand van de techniek zo gemakkelijk te krijgen dat geen matroos of soldaat iets te kort zal komen op dit gebied na deze dagorder. Het is meer een poging om het eigen dek schoon te vegen in reactie op alle commotie rond de verkrachting op het marineschip en alle verhalen die daarna nog in de pers kwamen over sexueel geweld in het leger. De defensietop kan nu zeggen dat ze maatregelen genomen hebben. In de praktijk zal het een loos gebaar blijken te zijn.
Los daarvan is het nog steeds de vraag of het wel terecht is dat porno als schuldige voor seksueel geweld wordt aangewezen. Ik heb die vraag eerder gesteld toen Donner pornografie in gevangenissen verbood. In de literatuur zijn zoals gewoonlijk meerdere standpunten te vinden. Hard bewijs is buitengewoon lastig vanwege allerlei methodologische en ethische aspecten. Boutellier suggereert (in Justitiële Verkenningen van augustus 2000)dat er een verband kan zijn vanwege het feit dat onze maatschappij met zijn overvloedige aanbod aan pornografie de ruimte lijkt te bieden voor ongeremde lustbeleving, terwijl anderzijds de norm geldt dat erotiek en intimiteit bij elkaar horen in een gelijkwaardige relatie. In hun macht gefrustreerde mannen zouden zich aan sexueel geweld kunnen vergrijpen in een "desperate poging om hun seksuele identiteit te vestigen ten koste van vrouwen (en kinderen)." Het effect van porno op seksueel geweld is dus te beschrijven in de algemene termen van het effect van massacommunicatie op het gedrag: bepaalde mensen zullen onder bepaalde omstandigheden een bepaald effect vertonen (een heel oude relativerende theorie van Klapper). Het is daarom goed om het onderscheid te blijven maken tussen de gedachte, het beeld, de verspreiding daarvan en de fantasie die dit opwekt enerzijds en het gedrag dat iemand vertoont anderzijds. De schadelijkheid van porno wordt nog wel eens "aangetoond" door te verwijzen naar verklaringen van zedendelinquenten die zelf porno aangeven als 'triggers' voor hun daden. Alsof ze zelf maar gedeeltelijk verantwoordelijk zijn.....Klinkt niet erg overtuigend.
Fantasie is per definitie vrij. Bronnen voor fantasie moeten dat ook zijn in een vrije samenleving waarin iedereen individueel keuzes moet kunnen maken wat hij wel of niet wil ontvangen. Gewelddadig gedrag is strafbaar. Boutellier suggereert gewelddadige porno strafbaar te stellen vanwege het aanzetten tot zedenmisdrijven. Dat "aanzetten tot" lijkt mij moeilijk te bewijzen. Maar je zou wel kunnen zeggen dat de productie van gewelddadige porno op zichzelf wél strafbaar is. Vergelijk de kinderporno. Straf niet de consumenten vanwege de consumptie of de verspreiders vanwege de verspreiding maar wel de makers indien er sprake is van daadwerkelijk toegepast strafbaar geweld. Neem maatregelen tegen het geweld en niet tegen de "free flow of information", de beelden, de gedachten, de fantasie.
Tot slot: hypocrisie is de marine niet geheel vreemd. Twintig jaar geleden moest per dagorder van de commandant van het marinefregat Abraham Crijnsen ook alle porno opgeborgen en erotiek uit het zicht gehangen worden. Aanleiding: het bezoek van kroonprins Willem-Alexander.
,

18 maart 2006

Privégeheimen en staatsgeheimen


In zijn proefschrift "Toegang tot het recht in perszaken" schrijft Dolf van Harinxma thoe Sloten dat de rechtspositie van "mediaslachtoffers" wel kan worden verbeterd. Dat gaat dan over bekende persoonlijkheden van wie de reputatie besmeurd is geraakt door de roddelpers. Als zij gaan procederen kost dat een hoop geld en vaak schieten ze er maar weinig mee op. De roddelpers zelf profiteert er meer van door een stijgende oplage. "Vrijheid van meningsuiting en waarheidsvinding zijn uiteraard een groot goed, maar daartegenover zou een stevige rechtspositie moeten staan voor het 'mediaslachtoffer', aldus jurist en voormalig advocaat Dolf van Harinxma thoe Slooten. Hij vindt de huidige rechtsbescherming onvoldoende. Een rectificatie komt nu vaak als mosterd na de maaltijd en wordt veel minder prominent gebracht dan het oorspronkelijke 'nieuws'. Het resultaat is dat de 'kwade geur' lang blijft hangen."
Er is natuurlijk ook een andere kant. Bekende persoonlijkheden zijn mensen die zich onderscheiden doordat ze er uitstekend in slagen in de media een positief verhaal over zichzelf te krijgen. De media zijn de basis voor hun roem. En dan komt helaas voor hen vanzelf ook de nieuwsgierigheid naar aspecten van het leven die de men liever niet in de publiciteit heeft. It 's all in the game. Niemand kan zijn eigen beeld volledig regisseren. Dat is een kenmerk van een land met een vrije pers. Vrijheid in de communicatie impliceert vrijheid om te roddelen. Ook hier zijn er grenzen en het is goed dat de rechter wordt gevraagd uitwassen te bestraffen. Maar ik hoop dat rechters ons blijven behoeden voor een samenleving waarin de media het verlengstuk zijn van VIP's die de journalistiek naar believen kunnen gebruiken om uitsluitend positieve beelden over hun "personalities" naar buiten te brengen.
Een apart geval is nog de reputatie van personen met een publieke functie. Het Koningshuis bijvoorbeeld. Een publieke functie in een democratie vereist een grote openheid. Mensen die namens mij optreden (en dat geldt voor alle politieke functies, maar ook voor het staatshoofd) moet ik kunnen volgen. En dat impliceert per definitie minder privacy. Uitsluitend door betrokkenen geregisseerde beelden (georganiseerde fotosessies tijdens de wintersport) zijn hiervoor echt niet voldoende. Hier mag de rechter wat mij betreft wel wat meer ruimte toelaten aan journalisten die mij als burger informeren over de handel en wandel van belangrijke persoonlijkheden. Een te gemakkelijke kwalificatie van niet-geregisseerd nieuws als aantasting van de privacy of staatsgeheim schaadt de vrije communicatie waarop een democratie is gebaseerd.
Over staatsgeheimen gesproken. Op dezelfde pagina waarop de NRC vandaag bericht over het proefschrift van Van Harinxma thoe Sloten staat ook een verhaal over de informatie die een paar weken geleden is gevonden op de USB-stick van een militair. Dat gaat over Afghanistan en de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij de aanpak van de oppositie door de amerikaanse militairen. Deze aanpak is hoogst omstreden en in strijd met het internationale recht. In de Tweede Kamer moet de Minister van Defensie Kamp erg zijn best doen om te overtuigen met zijn geruststelling dat Nederlanders zich daar niet schuldig aan maken. Dat doen ze wel dus, blijkt uit deze informatie. "Op dringend verzoek is een aantal gegevens niet geopenbaard" schrijft de NRC. Onze bondgenoten mogen niet in diskrediet worden gebracht. En de NRC wil natuurlijk ook de verhoudingen met defensie niet al te zeer onder druk zetten, anders krijgen ze ook geen informatie meer. Maar het is goed dat hier, net als bij de roddelpers, de grenzen worden opgezocht om de burgers te kunnen informeren over datgene wat we uit de mond van de Minister zelf nu eenmaal nooit zullen vernemen. Opdat we hem er op kunnen afrekenen. Zo werkt dat in een democratie. It's all in the game.


11 maart 2006

Gedachten, woorden en daden van de Hofstadgroep


De Hofstadgroep is veroordeeld. De uitvoerige toelichting op de uitspraak biedt stof tot nadenken. Wat heeft de rechtbank nu precies bestraft? Een van de advocaten zei eerder al eens dat in dit proces gedachten werden aangeklaagd. Als je het oordeel van de rechter leest over het terroristische karakter van de groep leest is dit nog niet zo'n vreemde visie. "De conclusie moet dan ook zijn dat de leden van de groep zich met elkaar verbonden voelden door een gemeenschappelijke geloofsovertuiging, dat zij daarin systematisch werden geschoold en dat binnen de groep gestructureerde activiteiten plaatsvonden, die erop gericht waren elkaar in die overtuiging te versterken en de geesten rijp te maken voor deelneming aan de jihad." Voorbereiding van concrete geweldsdelicten kon niet worden bewezen. Maar alles wees er op dat zij uit zouden kunnen komen bij terroristische daden. De rechters hebben de toekomst voorspeld, zei strafrechtgeleerde Buruma vandaag in de NRC. Bestraft zijn mensen die er verkeerde gedachten op na houden en elkaar daarin versterken wat eventueel tot verkeerde daden kan leiden.
Bestraft zijn ook hun openbare uitingen. Daarvoor werd een beroep gedaan op de artikelen in de strafwet die opruiing en haat zaaien strafbaar stellen. De rechtbank verwijst dan naar teksten als:

"Het is inderdaad ons doel om met La Ilaha Illah Allah een revolutie op gang te zetten, die uw rotte democratische rechtsgang omverwerpt. (…) En bij deze doe ik inderdaad nog een oproep om de jeugd voor de Jihaad te rekruteren:

Wordt wakker, kijk om je heen ! De moslims worden afgeslacht en jij kan helemaal niks doen, omdat jijzelf aan het doodbloeden bent ! ... Geef gehoor aan de oproep van LA ILAHA ILLA ALLA. Sluit je aan bij de karavaan van de martelaren ... Rijst op en geef gehoor aan de roep van HAJJA AL JIHAAD (…)."

Verder noemt de rechtbank bedreigingen met de dood aan het adres van de kamerleden Hirsi Ali en Wilders en de verheerlijking van de moord op Theo van Gogh door een van de groepsleden Mohammed B.

Slechts drie van de 13 mensen die in dit proces terecht stonden zijn veroordeeld voor hun daden. De rest is bestraft voor wat men gezegd, geschreven of verspreid heeft en voor wat men met elkaar gedeeld heeft: de afkeer van de westerse maatschappij en de wens om hiertegen een heilige, gewelddadige oorlog te voeren.

Terreur voorkomen wil iedereen. Hoe ver de rechter voor dat doel inbreuk mag maken op de uitingsvrijheid staat voor mij nog lang niet vast. Concrete uitspraken (een oproep om een met name genoemd persoon te vermoorden) verschillen daarin wel van het belijden van een ideologie die zo'n daad zou kunnen rechtvaardigen. Er zijn genoeg ideologisch getinte groepjes aan te wijzen in de geschiedenis die geweld predikten zonder dat ze daarvoor veroordeeld werden. Ik ben het dan ook helemaal eens met Hirsi Ali vandaag in de Volkskrant: "De veroordeling van een lid van de Hofstadgroep voor het in bezit hebben en verspreiden van radicale ideeën, is een aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Een radicaal gedachtegoed moet niet via het strafrecht, maar in de ‘ideologische arena’ worden bestreden".