23 juli 2019

Moet het internet gereguleerd worden? En zoja hoe?

De oorspronkelijke droom van internet als een digitale ruimte waar burgers elkaar in alle vrijheid kunnen ontmoeten en waar iedereen toegang heeft tot alle informatie is al lang vervlogen. Het internet wordt gedomineerd door 'tech-reuzen' die opereren vanuit commerciële belangen en die ons vooral gebruiken als leveranciers van data, het 'nieuwe goud' in de economie.
De positieve beloftes van het internet worden meer en meer overschaduwd door zaken die afschuw oproepen: 'hatespeech', kinderporno, discriminatie, bedreigingen, 'fake' nieuws, misdaad en bedrog. De roep om overheidsingrijpen wordt dan ook steeds vaker gehoord. En dan gaat het vooral om de sociale media zoals Facebook, Twitter en Youtube. Duitsland heeft inmiddels een Netzwerkdurchsetsungsgesetz. Frankrijk heeft wetgeving ingevoerd tegen haatzaaien.

Donderdag 4 juli vond er in de Rode Hoed in Amsterdam een debat plaats over dit onderwerp met VN-rapporteur David Kaye naar aanleiding van zijn boek Speech Police: the global struggle to govern the internet. Aan het debat namen verder deel het net afgetreden Europarlementslid voor D66 Marietje Schaake en de directeur van het Centrum De Waag, Marleen Stikker. Kunnen we agenten op het internet tolereren zonder schade te berokkenen aan de idealen van het vrije verkeer van informatie en de vrijheid van meningsuiting? Het blijkt geen eenvoudige kwestie.

Kaye stelt voor het internet te onderwerpen aan mensenrechten. „We hebben in internationale mensenrechtenverdragen afgesproken wat onder de vrijheid van meningsuiting valt, en wat niet. Oproepen tot geweld of aanzetten tot haat tegen een bevolkingsgroep geldt bijvoorbeeld als misbruik van dat recht. Waarom zouden we socialemediabedrijven niet aan die afspraken houden?” Een redelijk standpunt dat echter niet eenvoudig zomaar overal in wetgeving kan worden omgezet, ook al zijn de tech-reuzen inmiddels niet meer afkerig van regulering.


12 juli 2019

GroenLinks vliegt uit de bocht

Over nepnieuws heb ik hier eerder geschreven. Heimelijk politiek bedrijven door middel van het opzettelijk verspreiden van foutieve informatie is een eeuwenoude truc van politieke propagandisten. Zie het als een poging de tegenstander ontregelen door de verspreiding van leugens en geruchten. Dat de overheid ons hiertegen zou moeten beschermen, zoals sommige politici suggereren, is echter een gevaarlijke gedachte. Die overheid is zelf partij en dient het onderscheid tussen waarheid en leugen over te laten aan het onafhankelijk oordeel van de burgers om niet in censuur te vervallen. De beste bestrijding van nepnieuws ligt in handen van onafhankelijke media die de leugens en verzinsels ontmaskeren en burgers in staat stellen zelf te beoordelen wat zij wel of niet moeten geloven. Tegen het nepnieuws werkt alleen het echte nieuws. En opvoeding in 'mediawijsheid'.

In een debat met minister Ollongren bleek dat GroenLinks Kamerlid Nevin Özütok dit niet helemaal goed begrepen heeft. Ze stelde voor de Kiesraad de taak te geven nepnieuws in verkiezingscampagnes te detecteren en aan de kaak te stellen. Özütok werd vervolgens op pijnlijke wijze op haar nummer gezet door PVV-Kamerlid Martin Bosma. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om zijn rabiate anti-communisme te etaleren, tot plezier van zijn fans die onder het gepubliceerde filmpje helemaal los gaan tegen die verschrikkelijke gevaarlijke 'groenlinkse communisten'. Dat slaat natuurlijk nergens op. Maar verder moet ik Bosma puur inhoudelijk gelijk geven. De overheid dient zich verre te houden van oordelen over de kwaliteit van nieuwsberichten. Voor je 't weet krijgen we praktijken terug zoals vroeger gebruikelijk in de Rooms-Katholieke kerk toen de bisschoppen nog publicaties goedkeurden met een 'nihil obstat'-stempel.