22 december 2018

Ministerie van VWS beperkt openbaarheid om relaties met de industrie niet te schaden

Voor een onderzoek naar medische hulpmiddelen zijn op initiatief van het dagblad Trouw en het consumentenprogramma Radar wereldwijd 1500 verzoeken gedaan aan overheden om documenten openbaar te maken. De Implant files laten zien dat er sprake is van slecht toezicht en gebrekkige uitwisseling van gegevens tussen landen. Ook is inmiddels duidelijk dat de informatie bij de toezichthouders niet eenvoudig is op te vragen. Maar het meest kwalijk is nog dat de overheid zelf veel informatie achterhoudt om de relaties met de industrie niet te verstoren.

Veel documenten die in een WOB-verzoek zijn opgevraagd krijgen de journalisten gewoon niet te zien. Als reden wordt opgegeven dat de relatie tussen de inspectie en de fabrikanten van medische hulpmiddelen door het openbaar maken van medische gegevens ‘onevenredig zal worden beschadigd’. In de documenten die na anderhalf jaar uiteindelijk wel zijn geleverd zijn grote delen onleesbaar gemaakt door juristen van VWS. 'Zoals informatie van de fabrikant over mankementen aan medische hulpmiddelen en reacties van fabrikanten op incidenten met implantaten. Gegevens over problemen rond implantaten zijn stelselmatig door het ministerie weggelakt. Alleen in enkele gevallen, met een goede afloop voor de patiĆ«nt, werd meer informatie vrijgegeven.'


14 december 2018

Veel Nederlanders hebben moeite met de vrijheid van meningsuiting

Het College voor de Rechten van de Mens heeft onderzocht wat Nederlanders vinden van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om in het openbaar te demonstreren. Over het algemeen vinden mensen wel dat iedereen vrij moet zijn om zijn of haar mening te kunnen uiten. Maar dat de steun voor deze vrijheidsrechten afhankelijk wordt gemaakt van de vorm en inhoud van de uiting duidt er op dat de betekenis van deze rechten nog steeds niet goed is doorgedrongen.

Een nadere beschouwing van de onderzoeksresultaten levert geen opwekkend beeld op. Een opvallend resultaat betreft het negatieve oordeel over de uitingsvrijheid op sociale media. Minder dan  een kwart van de respondenten vindt dat je op sociale media moet kunnen zeggen wat je wilt. De vraagstelling, geven de onderzoekers in een noot toe, is niet geheel duidelijk. De wet stelt immers grenzen aan uitingen. Dus de stelling 'Iedereen moet vrij zijn om te zeggen wat hij wil' moet op voorhand worden gerelativeerd. Het is onduidelijk of alle respondenten zich dit hebben gerealiseerd. Dat de context van de sociale media tot een meer uitgesproken oordeel over deze stelling leidt valt wel op. Het heeft vermoedelijk veel te maken met de vele voorbeelden van het overschrijden van fatsoensgrenzen, grof taalgebruik, vreemdelingenhaat en racisme die de laatste jaren breed zijn uitgemeten.