25 augustus 2011

Lokaal reputatiemanagement


Burgemeester Wolfsen van Utrecht is weer in het nieuws vanwege een conflict met de media. RTV-Utrecht ondervond hinder bij het maken van een uitzending over de populariteit van de burgemeester. Gesprekspartners voor de maker van het programma haakten af na een mailtje uit het stadhuis. Wolfsen zegt van niets te weten. Hij had natuurlijk moeten zeggen dat een dergelijke inmenging absoluut niet door de beugel kon en dat hij de zaak tot op de bodem zou laten uitzoeken door een onafhankelijke partij. Nu gaat wethouder Kreykamp die verantwoordelijk is voor de afdeling Voorlichting de zaak onderzoeken. Ook niet handig. De uitzending van RTV-Utrecht kwam uiteindelijk tot de conclusie dat Wolfsen best een aardige burgemeester is maar dat zijn communicatiebeleid niet deugde. Een beter bewijs had hij niet kunnen leveren.

Wolfsen is een recidivist. Twee jaar geleden moest hij diep door het stof omdat hij had geprobeerd een hem onwelgevallig artikel uit een huis-aan-huis-blad te halen. Ook toen ging het om zijn reputatie. Maar Wolfsen is beslist niet de enige in de lokale politiek met lange tenen en een onhandige omgang met de pers. Deze week was ook het Limburgse Gennep in het nieuws omdat een column van een raadslid geweigerd werd door de gemeente-bijlage van een lokale krant. Er mocht geen politiek in, zei B&W. Dan moet je dus geen raadslid vragen iets te schrijven, zou je zeggen. Maar de pijn zat ook in dit geval in de vermeende aantasting van de reputatie van een van de vorige wethouders.

Wat hier speelt is dat bestuurders zich veel te veel zorgen maken om hun reputatie, wat er ook gebeurt op voorhand al een verdedigende houding aannemen en met een heel leger communicatiemedewerkers koste wat kost proberen te voorkomen dat er ook maar iets vervelends naar buiten komt. In het geval van politieke bestuurders is dat toch echt ongewenst. Van het politiek bestuur verwacht de burger verantwoording. Die moet eerlijk en volledig zijn. Fouten moet je durven erkennen. Feedback op je handelen moet je kunnen nemen. It's all in the game. Mooipraterij, er omheen draaien, zaken in de doofpot stoppen: het is allemaal verloedering van het politieke bedrijf. En het gaat ten koste van de goede verhoudingen en het vertrouwen tussen burger en politiek.

,

18 augustus 2011

Eerste wapenfeit in Kunduz: censuur


De missie in Kunduz is nog maar nauwelijks begonnen of er is al weer een spreekverbod. Militairen moeten "altijd hun kaarten gedekt" houden, aldus minister van Defensie Hillen. Door te praten met journalisten zou informatie naar buiten kunnen komen waarvan de vijand zou kunnen profiteren. Die vijand zou in dit geval wel eens binnenslands kunnen zitten. Het is opvallend dat de minister contacten met de media verbood nadat de NOS het woord had gegeven aan militairen in Kunduz die steen en been klaagden over alles wat ze nog steeds missen om hun taak goed uit te voeren. Wat Hillen hen verbiedt te zeggen slaat dus op zijn eigen tekortkomingen.
Het ministerie van Defensie is vanouds het minst transparante deel van de overheid. Dat lijkt volkomen normaal en acceptabel gezien de bijzondere taak van Defensie en de risico's die daarbij in het geding zijn. Maar de geslotenheid heeft ook vaak betrekking op zaken die te maken hebben met verantwoording naar de politiek en de samenleving en waarbij de waarschuwing "Der Feind hört mit" nergens op slaat. Zoals de fraudekwestie dit voorjaar. En de lang slepende affaire Spijkers.
In het geval van de missie in Kunduz is de censuur van Hillen extra pikant. Het heet een politiemissie te zijn. En volgens GroenLinks is het zelfs nadrukkelijk géén militaire missie. Het zou gaan om het opleiden van politie-agenten. Waarom zouden dan hier dezelfde restricties gelden als bij een gevechtsmissie? Het lijkt me de hoogste tijd voor kamervragen van GroenLinks. Als Hillen zijn zin krijgt zal GroenLinks namelijk helemaal nooit te weten komen wat er daar in Afghanistan allemaal gebeurt en of het wel allemaal in overeenstemming is met de afspraken die begin dit jaar gemaakt zijn tussen premier Rutte en de aarzelende GroenLinks fractie. Als we de afspraken niet kunnen nakomen gaat de stekker er uit, zei de premier toen om de benodigde steun van de Kamer te krijgen. Als nu blijkt dat dit feitelijk niet goed is te controleren, welke conclusie trekken de fracties dan die zich zo moeizaam over de streep hebben laten halen? Nemen zij genoegen met door Defensie geclassificeerde, niet-openbare informatie over de missie? Of zoeken ze ook hun eigen bronnen op om Hillen's verhaal te verifiëren?
Bronnen genoeg tegenwoordig met alle sociale media. Defensie probeert de stroom nog wel in te dammen door gedragscodes voor bloggende militairen. Maar de vraag is of de trend te keren is. Vandaag citeert de NRC een oud-woordvoerder van Defensie: "Je ziet dat Hillen wat ouder is en moeite heeft zich in de jonge militairen te verplaatsen. Hij wordt aan alle kanten gepasseerd door zijn personeel dat sociale media gebruikt om te vertellen hoe het er daar aan toe gaat." En nu maar hopen dat onze vertegenwoordigers in de Tweede Kamer daar gebruik van weten te maken.
,

09 augustus 2011

Pas op je woorden!


De gruwelijke slachting die Anders Breivik op 22 juli heeft aangericht in Noorwegen heeft een reeks reacties (zoals deze en deze en deze) op gang gebracht waarin ook de toon van het politieke debat over immigratie, de multiculturele samenleving en de islam –wederom- in het geding wordt gebracht. Rechtse populisten zoals Wilders kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de misdaden van een doorgedraaide terrorist. Maar hun ophitsende woorden, hun oproep tot strijd, hun doemscenario’s over het einde van de Europese cultuur zijn wel te karakteriseren als de smeerolie voor het doordraaien van vereenzaamde, in een extremistische ideologie gelovende gekken. Dus: pas op uw woorden, mijnheer Wilders en verwanten! De rechtbank heeft u weliswaar toegestaan vrijuit te spreken, maar zie eens wat er van komt….Zo kunnen Wilders’ critici die teleurgesteld zijn in de afloop van de rechtszaak de politicus alsnog op z’n plaats zetten.

Het is een begrijpelijke redenering. Maar het matigen van de toon is hooguit een oplossing voor degenen die zich ergeren aan bepaalde woorden, uitdrukkingen, aan niet politiek-correct taalgebruik. Het onderliggende politieke probleem, het rechtsextremisme, de xenofobie, het verzet tegen de bestaande en niet zo maar “af te schaffen” multiculturele samenleving zal er niet door verdwijnen. Integendeel. Onderdrukking van de uitingsvrijheid is de beste garantie voor het voortbestaan van ideeën en gevoelens. Een moreel appèl is onvoldoende in het geval van hardnekkige overtuigingen. De voedingsbodem voor geweld zit niet in woorden en uitdrukkingen van politici of ideologen. De voedingsbodem zit in angstgevoelens, tekort aan begrip van en grip op een veranderende, globaliserende omgeving en de frustratie over het niet gehoord worden. Daar komt dan nog als versterkende factor bij de eindeloze herhaling van xenofobe probleemdefinities in de media die als bevestiging van die gevoelens gaan werken, “frames” waar ook de tegenstanders van de PVV en aanverwanten zich vaak niet aan weten te onttrekken.

Een tegengeluid in het debat over de toon en het taalgebruik van tegenstanders van de islam en de multiculturele samenleving kwam van neerlandicus en journalist Jan Kuitenbrouwer. “Mag het misschien een toontje harder?” vroeg hij provocerend in NRC Handelsblad van 3 augustus. Hij ziet juist problemen bij de vage taal die linkse politici gebruiken en die hen hebben vervreemd van het electoraat. Dat komt omdat de gevestigde politici zich in feite steeds minder als politici gedragen en steeds meer als regelaars, beleidmakers. En “beleid verhoudt zich tot politiek als de machinekamer van een schip tot de brug. Op de brug van de Nederlandse politiek is het stil, vrijwel alle politici zitten in de machinekamer.” Links mist volgens Kuitenbrouwer de visionaire politicus die in ferme, heldere, voor iedereen begrijpelijke taal de weg wijst. Niet vaag praten, geen omfloerste termen gebruiken maar meer recht voor zijn raap. Wilders, maar dan met een andere boodschap.

Kuitenbrouwer heeft zeker een punt. De toon van het debat moet in elk geval niet het onderwerp van het debat worden. Als Wilders het over ‘kopvoddentax’ heeft moet het niet op de eerste plaats gaan over de beledigende aard van de termen die hij gebruikt, dan ben je meteen al gegijzeld binnen zijn “frame”. Zijn voorstel is idioot en bovendien volstrekt onhaalbaar. Dat lijkt mij de enig juiste reactie. Te vaak zien we echter in plaats van afwijzing op inhoudelijke gronden het terechtwijzende vingertje: dat mag je zó niet zeggen. Een deel van het linkse electoraat wil dat vingertje ook maar al graag zien. Om gerustgesteld te worden, bevredigd te worden in gevoelens van fatsoen en omgangsvormen? Maar wat lost het op? Een morele veroordeling van Wilders op grond van de toon van zijn uitspraken heeft even weinig effect als zijn eigen idiote plannen. Aan de onderliggende problemen, dus ook aan de voedingsbodem voor geweld verandert dat niets. De enige kans om daar iets aan te veranderen is gelegen in het op inhoudelijke gronden terugwinnen van stemmen van de populistische partijen zodat gevaarlijke gekken niet langer de steun voelen van massa's mensen namens wie ze hun misdaden denken te kunnen plegen. We hebben geen andere toon nodig maar een andere politiek.





,