14 juni 2013

PRISM: geen Orwell maar Kafka

De onthulling van voormalig CIA-medewerker Edward Snowden dat de Amerikaanse National Security Agency (NSA) ongehinderd toegang heeft tot alle telefoon- en internetverkeer van een groot aantal providers is schokkend, alhoewel volgens sommigen niet verbazingwekkend. De veiligheidsdiensten hebben onder dekking van de Foreign Intelligence Surveillance Act (FISA) vergaande volmachten gekregen voor alle door hen gewenste geheime operaties. Dat er uitgebreid gesnuffeld wordt was dus al bekend. En dat ook Nederlanders daarin meegenomen worden is ook niet verrassend. Snowden heeft er eigenlijk alleen een naam aan gegeven, PRISM. We weten nu zeker dat het systeem bestaat en dat het werkt. En dat de Amerikaanse regering en hun bondgenoten alles het liefst geheim hadden gehouden. Want daar ligt de grote verdienste van klokkenluider Snowden: dat hij aantoont hoe veiligheidsdiensten met instemming van regeringen maar zonder enige vorm van democratische controle de privacy van iedereen aan hun laars lappen. Het is, zoals Daniel Ellsberg, de klokkenluider die in de jaren zeventig de Pentagon Papers naar buiten bracht, een 'coup van de uitvoerende macht' tegen de Amerikaanse grondwet. Amerika is nu niet meteen een politiestaat geworden, schrijft hij. Maar de volledige elektronische en juridische infrastructuur van zo’n staat ligt klaar. Zonder dat wij op de hoogte waren. Snowden's betekenis ligt dan ook vooral in de waarschuwing

“dat het Amerikaanse vermogen om inlichtingen te verzamelen op ieder moment tegen het Amerikaanse volk zelf zou kunnen worden ingezet, zodat geen Amerikaan nog maar enige privacy zou overhouden. (…)De NSA, FBI en CIA hebben, dankzij de nieuwe digitale technologie, mogelijkheden in handen om onze eigen burgers te bespioneren waar de Stasi – de geheime politie van de voormalige ‘democratische republiek’ Oost-Duitsland – nauwelijks van had durven dromen. Snowden onthult dat de zogenoemde ‘inlichtingengemeenschap’ de Verenigde Stasi van Amerika is geworden.” (vertaling NRC Handelsblad)

Ik ben het met Ellsberg eens dat we niet lichtvaardig moeten oordelen over PRISM. Pogingen om de boodschapper verdacht te maken als een vereenzaamde zonderling, een ‘grote luiwammes’ die beroemd wil worden, of iemand die respect mist voor de rol van de staat als hoeder van de nationale veiligheid vind ik niet terecht. Het gaat hier om grootschalig, ongecontroleerd en nauwelijks gelegitimeerd achterbaks optreden van de overheid. Daarover kun je nooit kritisch genoeg zijn. Veiligheid is een groot goed. Niemand betwist het belang van het voorkomen van terroristische aanslagen. Maar in een democratie past, juist als het gaat om deze overheidstaak, een plicht tot verantwoording en een transparante legitimering van de ruimte die politie en veiligheidsdiensten wordt geboden.

Snowden's onthullingen hebben opnieuw een debat op gang gebracht over de verhouding tussen privacy en veiligheid en de rol van de staat.

"Ik heb niets te verbergen" is de veel gehoorde reactie op bezwaren tegen maatregelen die de privacy aantasten. Daniel J. Solove geeft hier een uitvoerige weerlegging van dat argument. Een belangrijk principieel argument vind ik dat de overheid burgers dient te beschermen en vrij moet laten in hun denken, spreken en -voor zover de wet dat toelaat- handelen. Het opsporen van criminelen valt binnen haar taak, het monitoren van alle burgers zonder onderscheid niet. Burgers moeten de garantie hebben dat zij niet continu en in al hun doen en laten door de overheid gevolgd worden. Waar die garantie niet gegeven kan worden ligt de politiestaat op de loer. En die garantie is nu buitengewoon urgent, nu het onbeperkt inzamelen en bewaren van gegevens met behulp van digitale systemen kinderlijk eenvoudig is geworden. Juist nu mogen wij van een verantwoordelijke overheid verwachten dat zij haar opdracht om de burger met rust te laten serieus neemt en veiligheidsdiensten, begerig als ze zijn om van alle nieuwe technieken gebruik te maken, wijst op hun grenzen. De indruk die we krijgen is echter precies omgekeerd: de veiligheidsdiensten dwingen, als een staat in de staat, bij regeringen steeds meer ruimte af om in alle vrijheid alles van iedereen te vergaren en op te slaan. Zelfs om in te breken in computers. Het is technisch mogelijk, dus wij willen daar gebruik van maken. Dat lijkt de enige argumentatie. 

Een andere veelgehoorde reactie in dit verband is ook: "Je weet toch dat Google en Facebook alles van je bijhouden." Oftewel: iedereen die diensten van deze firma's gebruikt neemt een risico en moet niet zeuren. Op zich klinkt dat redelijk. Maar het gaat in de PRISM zaak niet om die bedrijven, maar om de overheid die toegang heeft tot de gegevens van die bedrijven. In principe kunnen we als vrije consument een ander bedrijf kiezen. Een andere overheid is toch wat lastiger. Overigens wil op z'n minst één van de betrokken bedrijven, Google, best  meer openheid van zaken geven in zijn jaarlijks 'transparancy'-rapporten. Vooralsnog hebben ze daar geen toestemming voor gekregen. 

Maar veel belangrijker is de onzekerheid waarin we als burgers leven over wat er met de verzamelde gegevens gebeurt. Hoe lang worden ze bewaard? Worden ze veilig bewaard? Hoe worden ze geanalyseerd? Ook hier weegt weer de mate van controleerbaarheid. Ik wil de overheid graag vertrouwen. Maar ik zou het toch wel prettig vinden als politie en veiligheidsdiensten niet ongehinderd hun gang kunnen gaan. De vele sporen die ik in mijn digitale communicatie achterlaat zijn voor wie dat wil eenvoudig te misbruiken. Als iemand mij wil laten hangen is er altijd wel iets te vinden in de zeeën van data die nu, dankzij PRISM, beschikbaar zijn. Hier past niet zozeer het verhaal van Orwell en Big Brother, met de al dan niet terechte vrees om altijd bekeken te worden. Hier gaat het veel meer om het verhaal van Kafka, namelijk willoos overgeleverd te zijn aan anonieme machten. Eens te meer is duidelijk geworden dat de bewaarplicht van telefoon- en internetverkeersgegevens zo snel mogelijk van tafel moet. De risico's op ongelukken en willekeur zijn veel te groot. En de effectiviteit van de maatregel bij het opsporen van terroristen is nog nooit aangetoond.

Ook in de wetenschap dat je overal gevolgd wordt door veiligheidsdiensten zullen mensen blijven googelen, hun g-mail account aanhouden, hun leven op Facebook prijs geven en de smart-phone niet de deur uit doen. De prijs om je terug te trekken uit het digitale leven is te hoog. Dat de politiestaat in de steigers staat zullen de meeste mensen ook niet willen geloven. Maar de grote vraag is wel: hoe weten we dat het niet zo ver komt? 

De waarschuwingen van klokkenluiders als Snowden mogen niet genegeerd worden. Daarbij moet nog opgemerkt worden dat de positie van klokkenluiders meer dan ooit in het geding is. De regering Obama heeft op dat punt een slechte reputatie. Nog nooit zijn er in de Verenigde Staten zoveel klokkenluiders vervolgd als onder de huidige president. Het onlangs officieel gestarte proces tegen de militair Bradley Manning, het lek van Wikileaks, heeft ongetwijfeld een afschrikwekkende functie voor al degenen die overwegen misdaden van het Amerikaanse leger naar buiten te brengen. De vervolging van klokkenluiders heeft daarnaast een chilling effect op de pers. Die is toch al niet helemaal veilig in de VS. Obama heeft zich onlangs nog moeten verantwoorden over het afluisteren van de media. Persvrijheid en de bescherming van klokkenluiders zijn onmisbaar als burgers de vinger aan de pols willen houden bij het optreden van veiligheidsdiensten, politie en leger. Het verder afglijden van de rechtsstaat door aantasting van de privacy, de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid kan alleen voorkomen worden als mensen als Edward Snowden zonder al te grote risico's naar buiten kunnen treden en als de media hun verhalen zonder belemmeringen kunnen publiceren.

 

09 juni 2013

Provincie speelt onder een hoedje met energiebedrijven

Bij het verlenen van een vergunning voor de bouw van de kolencentrale heeft de provincie Groningen zeer nauwe banden met de aanvragers RWE en NUON onderhouden, schrijft Brenno de Winter op Nu.nl.Bij de behandeling van zogenaamde 'zienswijzen' van burgers en milieuorganisaties mocht NUON na inzage een weerwoord formuleren dat de provincie integraal overnam, maar niet openbaar maakte voor de andere partijen. De verdere processtrategie werd afgesproken in een 'intern beraad' van provincie en de elektriciteitsbedrijven. WOB-verzoeken om de resultaten daarvan openbaar te krijgen werden door provincie en bedrijven eendrachtig tegengewerkt. Greenpeace heeft de provincie voor de bestuursrechter gedaagd wegens ongelijke behandeling. 

De case is interessant in het kader van de openbaarheid van bestuur. Het komt natuurlijk vaker voor dat overheden innig samenwerken met bedrijven. Hoe ver reikt de openbaarheid bij dergelijke projecten? Bedrijfsbelangen kunnen een hinderpaal zijn voor het verstrekken van informatie. Maar hoe kunnen burgers dan hun overheden volgen bij de bouw van kolencentrales, wegen, winkelcentra, etc.?

In de Wob (artikel 10 en 11) wordt gesproken over de bescherming van persoonsgegevens en van bedrijfs- of fabricagegegevens. Verder is er een uitzondering gemaakt voor verslagen van 'intern beraad' en de daarin weergegeven persoonlijke opvattingen van ambtenaren. Maar ik kan me niet voorstellen dat de wetgever bij dit 'interne beraad' ook externe bedrijven in gedachten heeft gehad die partij zijn in een besluitvormingsproces. Geheimhouding van dergelijk overleg lijkt dus niet gedekt door de de WOB. Het is in elk geval in strijd met de bedoeling van de wet, zoals hier omschreven door de VNG: "Burgers dienen toegang te hebben tot overheidsinformatie om het bestuur adequaat te kunnen controleren en eventuele misstanden aan de kaak te kunnen stellen."

Natuurlijk moet er altijd een afweging gemaakt worden bij de openbaarmaking van ambtelijke documenten. Het belang van openbaarheid kan in bepaalde gevallen onvoldoende opwegen tegen de schade die er door wordt veroorzaakt. Maar die afweging mag er niet toe leiden dat onderonsjes tussen overheid en bedrijven geheim blijven. En al helemaal niet als de kwestie waar het bedrijf belang bij heeft nog in het stadium van de politieke besluitvorming verkeert. Juist dan heeft de burger belang bij een zo groot mogelijke transparantie. Of, zoals het in deze toelichting op de archiefwet staat: De bepaling van onevenredige beoordeling of benadeling "mag er niet toe leiden dat overheidsorganen gegevens achterhouden omdat publicatie daarvan mogelijk een ongunstig licht zou werpen op het door hen gevoerde beleid." 
Als dit geldt voor de openbaarheid van archiefstukken, dan zou dat toch zeker ook moeten gelden voor informatie over lopend beleid waar burgers volgens goede democratische beginselen een belangrijke, zo niet de belangrijkste partij zijn. De kiezer moet tenslotte een oordeel kunnen geven over de kwaliteit van zijn bestuur. Helaas moeten we steeds vaker constateren dat bestuurders zich minder druk maken over openbaarheid dan over hun reputatie.

Hoog tijd voor de nieuwe Wob.