Geert Wilders haalde deze week uit naar de demonstranten tegen de Israëlische president Herzog die in Amsterdam op bezoek was voor de opening van het Holocaustmuseum. Hij noemde het gedrag van de demonstranten 'een ongehoorde schande'. En verder zei hij: ‘Het riekt naar een politieke actie van de extreem linkse burgemeester van Amsterdam. Onverantwoord.’ Een opmerkelijk uitspraak van een man die vorige week nog kandidaat-premier was. Demissionair-premier Rutte verdedigde burgemeester Halsema onmiddellijk: 'Als het gaat om het handhaven van de openbare orde bedrijven onze burgemeesters geen politiek'.
'Kritiek is prima, maar je moet de instituties van de rechtsstaat wel héél laten,' schreef staatsrechtsgeleerde Voermans in Het Parool. De rechtse meerderheid in de Tweede Kamer had daar geen boodschap aan en riep op tot een 'fundamenteel debat over de manier waarop het demonstratierecht zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld.' De emoties over afschuwelijke geluiden wonnen het weer eens van het demonstratierecht en de vrijheid van meningsuiting.
Het verontrustende is dat Wilders en zijn geestverwanten lak hebben aan hun verantwoordelijkheid als politicus om de rechtsstaat te respecteren en te verdedigen. Halsema moet als burgemeester het demonstratierecht handhaven en kan uitsluitend op formele gronden grenzen stellen. Zij mag zich niet inlaten met de inhoudelijk-politieke aspecten van een demonstratie. ‘Vergaande beperkingen naar plaats en tijd komen min of meer neer op een verbod, aangezien daarmee het uitstralende effect van de betoging teniet wordt gedaan’, aldus de verordening. En alleen het OM kan achteraf optreden tegen strafbare uitingen. De Amsterdamse autoriteiten hebben in dit geval de gekwetste bezoekers van de bijeenkomst ook opgeroepen om aangifte te doen.