31 oktober 2005

In het geheim wetten maken


De Raad van ministers van de EU vergadert in beslotenheid. Enkele Duitse leden van het Europese parlement hebben dit aangekaart bij de Europese Ombudsman. Britse leden hebben zich hierbij aangesloten. Ze vinden het vreemd dat dit orgaan, dat zeer belangrijke besluiten neemt die kracht van wet hebben in de EU, niet openbaar is. "They pointed out that the EU is the only legislature in the world, except North Korea, that still makes laws in secret." (EU Observer 12-10-2005). De Ombudsman vindt dat openbaarheid onder de huidige wetgeving goed mogelijk is.
Ook de COSAC, een samenwerkingsorgaan van nationale parlementariërs en leden van het Europese parlement, riep onlangs de Raad ook op om zijn huishoudelijk reglement zo te wijzigen dat de besluitvorming voor iedereen te volgen is. Farah Karimi, Nederlands parlementslid voor GroenLinks gaat er bij de Nederlandse regering op aandringen om openbaarheid van de Raad bij de collega's te gaan bepleiten.
Het belang hiervan is niet gering. De situatie is nu zo dat Nederlandse ministers in de Raad allerlei besluiten kunnen nemen zonder dat zij door leden van hun eigen parlement, laat staan de burgers goed gecontroleerd kunnen worden. Een tamelijk achterlijke situatie uit het oogpunt van democratie. Openbaarheid van besluitvorming is een belangrijke voorwaarde, omdat burgers (het souvereine volk) moeten kunnen controleren hoe hun representanten opereren. Alleen op die manier kunnen zij een goede afweging maken bij het kiezen van nieuwe gedelegeerden. Nu kunnen we alleen door hun eigen rapportage te weten komen wat onze vertegenwoordigers in de Raad namens ons land hebben ingebracht. Dat maakt het voor hen des te makkelijker om zich van vervelende besluiten te distantiëren ("al die rottigheid uit Brussel...") en de leuke besluiten op hun eigen conto te schrijven. Maar hoe ging het echt? Dat mogen we tot nu toe niet weten. Hoog tijd dat daar verandering in komt.

28 oktober 2005

Houd de politie buiten het debat


Donner probeert ons gerust te stellen met zijn uitspraak dat de nieuwe wet tegen apologie (het verheerlijken van terrorisme) "alleen personen treft die met hun uitlatingen doelbewust een gevaar vormen voor de openbare orde" (NRC 26-10). Hij moet dat wel doen want anders komt hij in conflict met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De vraag blijft of nieuwe wetgeving wel nodig is om de openbare orde te kunnen handhaven.
Afgezien daarvan vind ik vooral de motivatie van de regering voor deze nieuwe wet verontrustend. De oorsprong daarvan is te vinden in de spanningen na de moord op Van Gogh, nu een jaar geleden, en met name de angst van de regering voor het uit de hand lopen van het maatschappelijk debat. In de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp schrijft Donner: “De inzet van het strafrecht is sluitstuk van het zelfreinigende vermogen in de samenleving om het publieke debat op orde en binnen aanvaardbare perken te houden." Dit betekent dat volgens deze regering de staat zich uiteindelijk met repressiemiddelen moet kunnen mengen in het publieke debat om daar de “orde” te bewaren en te bepalen wat “aanvaardbare perken” zijn. Dit gaat toch veel te ver. Dat de regering een tegengeluid laat horen als men meent dat een maatschappelijk debat ontspoort, accoord. Maar de politie er op af sturen? We moeten wel heel ver terug gaan in de geschiedenis voor zo'n opvatting van de rol van de staat.

13 oktober 2005

Ministers mogen ook niks zeggen


Leden van het Koningshuis hebben een beperkte vrijheid van meningsuiting. Ze mogen zich niet over politieke onderwerpen uitlaten, want de Ministers zijn verantwoordelijk. Maar ministers mogen zelf ook niet alles zomaar zeggen. Wie wil zeggen wat hij denkt moet geen minister worden, schrijft de NRC. Recentelijk hebben bewindslieden de regel overtreden dat het kabinet "uit één mond" spreekt. Ze hebben hun persoonlijke visie gegeven, die niet strookte met het kabinetsbeleid. Bot bekende achteraf te twijfelen aan de juistheid van de inval in Irak. Brinkhorst meende eerder al dat het dossier Irak geopend moest worden. En Pechtold verklaarde zich voorstander van een discussie over de hypotheekaftrek. Ze moesten alle drie, al dan niet na een kamerdebat, terug in het hok van Balkenende. Overigens werd deze laatste eerder al eens door Pechtold teruggefloten toen hij zich distantiëerde van een plan van zijn minister voor bestuurlijke vernieuwing om de minister-president voortaan te laten kiezen, een oude wens van D66. Dat plan was toevallig gisteren ook in de Tweede Kamer aan de orde bij de begroting van Algemene Zaken. De oppositie probeerde uiteraard een wig te drijven tussen de MP en Pechtold. Het werd duidelijk dat de laatste het gaat verliezen. Balkenende wees het plan niet letterlijk af, maar noemde het een intellectuele exercitie, gezien het feit dat er toch geen meerderheid kamer voor zou zijn. Het spreken uit één mond was hier ver te zoeken.

Het laatste geval toont aan dat de regel voor ministers ook opportunistisch gebruikt kan worden. Volgens de Nijmeegse hoogleraar Kortmann mag een minister niet openlijk tegen een besluit van de ministerraad ingaan. "Maar dat laat veel ruimte om iets te zeggen waar de wekelijkse ministerraad niets over besloten heeft". Hij haalt het verbeeld aan van Nawijn, die in het eerste kabinet Balkenende minister voor vreemdelingenbeleid was voor de LPF. Balkenende dwong hem de uitspraak dat hij wel voelde voor herinvoering van de doodstraf terug te nemen. Volgens Kortmann had Nawijn in principe ruimte om over dit onderwerp iets te zeggen want in de ministerraad was er nooit over gesproken. Nawijn was echter de gebeten hond in zijn ministertijd, eind 2002. Ook met de Tweede Kamer kwam hij in conflict toen hij dit eerbiedwaardige instituut als een groot ritueel aanduidde. Ook die uitspraak moest hij van Balkenende terugnemen in een rumoerig debat. Het was blijkbaar niet mogelijk om zoiets te pareren met "ik weet wie het zegt" en over te gaan tot de orde van de dag.
Ging Bot over de schreef met zijn oordeel achteraf over een kabinetsbesluit? Mag een minister achteraf wel eens twijfels uiten? Voor het functioneren van het kabinet is teamgeest uiteraard van belang. Voor het politieke debat en het imago van de politiek is het te hopen dat ministers wel de ruimte nemen om hun mening te geven en zoveel mogelijk openheid nastreven. Als Bot achteraf niet mag twijfelen en zijn uitspraken moet intrekken met een verklaring die feitelijk niet overeenkomt met zijn eigen mening, versterkt hij het anti-politieke beeld van extreem-rechts: het zijn toch allemaal leugenaars. Wie het vertrouwen in de politiek wil herstellen moet voorzichtig zijn met acties die in het tegendeel resulteren.

03 oktober 2005

Rechters tegen Donner


De Raad voor de Rechtspraak meent dat het wetsvoorstel van Donner over het verheerlijken van terroristische misdrijven (zie eerder bericht) de rechters in ernstige problemen kan brengen. "Bij een veroordeling zal de kritiek luiden dat de rechtspraak censuur billijkt, terwijl bij vrijspraak het commentaar zal zijn dat rechters buiten de maatschappelijke realiteit staan" (NRC 1&2 oktober 2005). Dit kan het gezag en de positie van de rechtspraak in gevaar brengen. De rechters menen voorts dat zij te veel betrokken raken bij de beoordeling van allerlei in essentie historische, relgieuze en politieke controverses omdat ze moeten bepalen wat een terroristisch misdrijf is. Dat vinden ze niet de taak van de strafrechter. Daarnaast loopt de rechter ook nog het risico achteraf geconfronteerd te worden met een correctie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens.
Het advies van de Raad voor de Rechtspraak is het zoveelste signaal uit de juridische wereld dat antiterrorisme wetgeving niet deugt, onzorgvuldig is, te ver gaat en de rechtstaat aantast. Iedereen weet het nu wel. Nu moet alleen Donner nog overtuigd worden. Iets voor de Tweede Kamer?