13 oktober 2005

Ministers mogen ook niks zeggen


Leden van het Koningshuis hebben een beperkte vrijheid van meningsuiting. Ze mogen zich niet over politieke onderwerpen uitlaten, want de Ministers zijn verantwoordelijk. Maar ministers mogen zelf ook niet alles zomaar zeggen. Wie wil zeggen wat hij denkt moet geen minister worden, schrijft de NRC. Recentelijk hebben bewindslieden de regel overtreden dat het kabinet "uit één mond" spreekt. Ze hebben hun persoonlijke visie gegeven, die niet strookte met het kabinetsbeleid. Bot bekende achteraf te twijfelen aan de juistheid van de inval in Irak. Brinkhorst meende eerder al dat het dossier Irak geopend moest worden. En Pechtold verklaarde zich voorstander van een discussie over de hypotheekaftrek. Ze moesten alle drie, al dan niet na een kamerdebat, terug in het hok van Balkenende. Overigens werd deze laatste eerder al eens door Pechtold teruggefloten toen hij zich distantiëerde van een plan van zijn minister voor bestuurlijke vernieuwing om de minister-president voortaan te laten kiezen, een oude wens van D66. Dat plan was toevallig gisteren ook in de Tweede Kamer aan de orde bij de begroting van Algemene Zaken. De oppositie probeerde uiteraard een wig te drijven tussen de MP en Pechtold. Het werd duidelijk dat de laatste het gaat verliezen. Balkenende wees het plan niet letterlijk af, maar noemde het een intellectuele exercitie, gezien het feit dat er toch geen meerderheid kamer voor zou zijn. Het spreken uit één mond was hier ver te zoeken.

Het laatste geval toont aan dat de regel voor ministers ook opportunistisch gebruikt kan worden. Volgens de Nijmeegse hoogleraar Kortmann mag een minister niet openlijk tegen een besluit van de ministerraad ingaan. "Maar dat laat veel ruimte om iets te zeggen waar de wekelijkse ministerraad niets over besloten heeft". Hij haalt het verbeeld aan van Nawijn, die in het eerste kabinet Balkenende minister voor vreemdelingenbeleid was voor de LPF. Balkenende dwong hem de uitspraak dat hij wel voelde voor herinvoering van de doodstraf terug te nemen. Volgens Kortmann had Nawijn in principe ruimte om over dit onderwerp iets te zeggen want in de ministerraad was er nooit over gesproken. Nawijn was echter de gebeten hond in zijn ministertijd, eind 2002. Ook met de Tweede Kamer kwam hij in conflict toen hij dit eerbiedwaardige instituut als een groot ritueel aanduidde. Ook die uitspraak moest hij van Balkenende terugnemen in een rumoerig debat. Het was blijkbaar niet mogelijk om zoiets te pareren met "ik weet wie het zegt" en over te gaan tot de orde van de dag.
Ging Bot over de schreef met zijn oordeel achteraf over een kabinetsbesluit? Mag een minister achteraf wel eens twijfels uiten? Voor het functioneren van het kabinet is teamgeest uiteraard van belang. Voor het politieke debat en het imago van de politiek is het te hopen dat ministers wel de ruimte nemen om hun mening te geven en zoveel mogelijk openheid nastreven. Als Bot achteraf niet mag twijfelen en zijn uitspraken moet intrekken met een verklaring die feitelijk niet overeenkomt met zijn eigen mening, versterkt hij het anti-politieke beeld van extreem-rechts: het zijn toch allemaal leugenaars. Wie het vertrouwen in de politiek wil herstellen moet voorzichtig zijn met acties die in het tegendeel resulteren.

Geen opmerkingen: