02 augustus 2007

Belediging van het gezag bestraft


Enkele gevallen van veroordeling wegens belediging van een ambtenaar in functie en een boete wegens majesteitsschennis zijn voor NRC Handelsblad aanleiding om de vraag te stellen: Moet beledigen kunnen? Het opsteken van de middelvinger naar een agent, 'fuck you' roepen, een agent een 'loser' noemen: mag allemaal niet volgens uitspraken van gerechtshoven in Arnhem en Leeuwarden. En de koningin een 'hoer' noemen mag ook niet: 400 euro boete voor een dronken junk die door het lint ging en zich niet kon inhouden.
De wet biedt de mogelijkheid belediging van het gezag en van de koning(in) in het bijzonder te bestraffen. De vraag is wel waarom het OM in al deze gevallen tot vervolging is overgegaan. Was dat nou echt nodig? Wat men zich op de hals gehaald heeft bleek deze week toen medewerkers van een radioprogramma in t-shirts met de beledigend geachte teksten op de Dam gearresteerd werden terwijl ze mensen naar hun mening vroegen over deze zaak.
NRC-redacteur Rob Wijnberg claimt het 'recht op een grote mond' en noemt alle veroordelingen onterecht omdat ze een beperking zijn van het vrije woord. Woorden zijn slechts woorden en leveren geen bewijs voor intenties. Belediging is een kwestie van opvatting en van smaak. En afgezien daarvan: het gezag moet tegen een stootje kunnen. Een gezagsdrager uitschelden is eerder een teken van onmacht dan een aantasting van diens autoriteit.
Het recht op de vrijheid van meningsuiting ontslaat naar mijn mening burgers niet van de verantwoordelijkheid er verstandig mee om te gaan. Het impliceert niet vanzelfsprekend ook een onvoorwaardelijk recht om te kwetsen, zoals Hirsi Ali dat opeiste naar aanleiding van de Deense Mohammed-cartoons. Naast het formele recht is er ook nog zoiets als een moraal met een maatschappelijk nuttig, bindend effect. De rol van het strafrecht bij het handhaven van fatsoensregels blijft echter discutabel.
Het bestraffen van beledigende uitingen kan een rem zijn op een vrij politiek debat. Schelden als onderdeel van kritiek op het beleid of het gedrag van gezagsdragers zou ik niet zo snel willen veroordelen. Het risico is groot dat dit de vrijheid van meningsuiting aantast. Belediging van het gezag zou om alle suggestie van een poging tot beperking van het grondrecht uit te sluiten in principe niet strafbaar moeten zijn. Schelden als puur emotionele uiting waarbij iemand bewust de grond in wordt getrapt, zijn integriteit wordt ontkend en hem geen leven wordt gegund kan echter wel degelijk schadelijk zijn voor betrokkene en zijn omgeving. Daartegen moet het strafrecht wel bescherming bieden. Beledigingen die in een bepaalde context tot haat en geweld tegen (groepen) mensen kunnen aanzetten zijn eveneens terecht strafbaar. De vrijheid van meningsuiting van de een mag niet ten koste gaan van een gezond en vrij leven van de ander.
De grenzen die hierbij in acht moeten worden genomen mogen anderzijds weer niet bepaald worden door de subjectieve gevoelens van de gekwetste. Een rechter vertegenwoordigt het publieke belang en moet zo objectief mogelijk oordelen.
Kortom, er zijn nogal wat overwegingen die een simpel antwoord op de vraag of beledigen moet kunnen in de weg staan. Duidelijk is wel dat het mensen steekt als de verantwoording van een boete voor een belediging ruimte laat voor de gedachte aan ongelijke behandeling. Waarom werd híj dan niet veroordeeld toen hij iets dergelijks zei? Waarom nu ineens al die straffen terwijl er in het verleden niemand over viel? Hetzelfde geldt voor ongelijke behandeling in de media, zoals Rob Wijnberg opmerkt. Theo van Gogh en de Deense cartoonisten kregen veel steun toen ze aangevallen werden vanwege beledigende uitingen, als een junk de koningin beledigt staan de advocaten van het vrije woord niet bepaald te dringen. Ongelijke behandeling is de grootste smet op het handhaven van grondrechten.
,

Geen opmerkingen: