28 mei 2009
Rutte neemt risico's voor de vrijheid van meningsuiting
De achtergrond en de context van het VVD-plan om enkele wettelijke beperkingen op de vrijheid van meningsuiting op te heffen zijn te troebel om er direct over te juichen. Inspelen op gevoelens van angst voor de islam, de PVV de pas af willen snijden: het zijn nogal doorzichtige, niet bepaald integere motieven, die de partij waarschijnlijk meer stemmen gaat kosten dan opleveren. De eerste reacties duiden er op dat Rutte de risico's van zijn voorstellen niet goed heeft ingeschat.
Maar het zou wel jammer zijn als de voorstellen van Atzo Nicolaï los van deze politieke context niet op hun inhoud in breder verband bediscussiëerd kunnen worden. Bij de analyse van de problematiek kunnen vraagtekens gezet worden. Nieuwkomers krijgen min of meer de schuld van het gevoel van sommige mensen dat ze niets meer kunnen zeggen. Dat gevoel wordt helaas ook niet ter discussie gesteld. Komt dit gevoel voort uit oprechte bezorgdheid over de vrijheid van meningsuiting of is het een gevolg van hardnekkige xenofobie en etnocentrisme? Bij de PVV denk ik, gezien de kromme redeneringen van Wilders die rechten voor zichzelf opeist die hij anderen niet wil geven, toch meer aan het laatste.
Anerzijds heeft Nicolaï gelijk dat de samenleving niet is geholpen met het onder het tapijt schuiven van matschappelijke tegenstellingen. Zo lang het bij woorden blijft moet de staat zich in elk geval op afstand houden. De staat beschermt de minderheden tegen daadwerkelijke discriminatie. Maar ook tegen onheuse bejegeningen, belediging en onfatsoen, zoals PvdA-kamerlid Heerts wil? Dan ben ik het meer eens met Nicolaï als hij schrijft: "Respect en fatsoen zijn van het grootste belang in een open samenleving. Juist wanneer daarin tegenstellingen en onbegrip toenemen. Dit is echter niet bij wet af te dwingen. De staat is ook niet de instantie die invulling dient te geven aan wat respectvol of fatsoenlijk is."
In diezelfde lijn moeten we ook oordelen over de wenselijkheid van een strafrechtelijk verbod op ontkenning van genocide en de holocaust. De staat is niet de instantie die uitsluitsel kan geven over de waarheid. De rechter is niet degene die het (on)gelijk van iemand mag vaststellen. De ontkenning van de holocaust is ooit bestraft, maar niet vanwege de ontkenning, maar vanwege het beledigende karakter van de uitspraak en de context waarin deze werd gedaan. Dat was de intepretatie van de rechter van het verbod op groepsbelediging.
De VVD stelt nu alle artikelen die hierop betrekking hebben alsmede het verbod op godslastering ter discussie. Ze keert zich tegen het plan van Hirsch Ballin om het verbod op groepsbelediging zodanig uit te breiden dat het oude verbod op godslastering er min of meer onder valt. Ook de PvdA lijkt daar tegen te zijn. Verder wil de VVD af van het verbod op discriminatie (in woorden) en haatzaaien, maar -terecht- niet van het verbod om aan te zetten tot geweld of met geweld te dreigen als iemands mening je niet bevalt. Want daarmee wordt een vrij publiek debat onmogelijk gemaakt. Bedreiging van de vrijheid van meningsuiting zou zelfs zwaarder gestraft moeten worden volgens de VVD.
Ter discussie staat wat mij betreft in hoeverre haatzaaiende uitingen geweld kunnen uitlokken. Als dat het geval is zou de strafbaarheid te verdedigen zijn. Ook systematisch haatzaaien kan het effect hebben dat mensen worden uitgesloten en niet durven deelnemen aan het debat.
Maar is een open en onbevangen discussie over deze voorstellen nog mogelijk in dit hyperige, hijgerige politieke klimaat?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten