17 juni 2009

Hoge Raad wijst poging tot muilkorven af


De demonstrant die na de Schipholbrand in 2005 met de poster "Reisbureau Rita: arrestatie - deportatie - crematie, adequaat tot het bittere einde" op tv kwam is tot in de hoogste rechtsinstantie achtervolgd. De Hoge Raad heeft gisteren het beroep in cassatie verworpen (LJN: BG7750, Hoge Raad , 07/12748). En dat is een belangrijk vonnis voor de vrijheid van meningsuiting. Het OM dat deze zaak na eerdere vrijspraak bij de politierechter en het hof niet wilde laten zitten was duidelijk uit op een beperking van de ruimte voor kritiek op gezagsdragers. Volgens justitie riep de poster het beeld op dat Verdonk bewust vreemdelingen liet deporteren en cremeren. Ook stelde het OM dat de poster associaties oproept met nazipraktijken.
De HR stelt vast dat de poster verwijst naar concrete feiten en gebeurtenissen en vindt dat de toonzetting van de poster duidelijk spottend en overdreven is. Het is kritiek op het beleid van de minister, scherpe kritiek, en volgens de rechtbank was het op het randje. Maar dat wil niet zeggen dat de staat hier een stokje voor kan steken. En dat is nu precies de essentie van de vrijheid van meningsuiting.
De Raad bevestigt dus terecht de uitspraak van het hof dat in dit geval de vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt dan het smadelijke karakter van de poster. Hij noemt daarbij een aantal uitspraken van het Europese Hof in Straatsburg en oordeelt dat een beperking van de vrijheid van meningsuiting vanwege een 'dringende maatschappelijke noodzaak' hier niet aan de orde kan zijn. Ook is er geen sprake van een oproep tot geweld.
De vergelijking met het nazisme wordt ook afgewezen. De verdachte had eerder ontkend dat hij deze vergelijking wilde maken. Hij heeft duidelijk verwezen naar de Schipholbrand. Het gebruik van de termen 'deportatie' en 'crematie' legt ook niet onmiddellijk het verband met de jodenvervolging. Deze redenering roept wel de vraag hoe het oordeel zou zijn uitgevallen als de associatie met nazipraktijken wel erkend was. Zou er dan wel sprake zijn van een 'dringende maatschappelijke noodzaak' om de uitingsvrijheid te beperken? We zullen hier wellicht meer over horen als de zaak-W. tot een de Hoge Raad is uitgeprocedeerd.


,

Geen opmerkingen: