21 november 2009

Waarom mogen we dat niet weten?


Gebrek aan openbaarheid kennen we uit de sfeer van defensie, de AIVD en het Koninklijk Huis. Tot ergernis van menig kamerlid. Des te schokkender is het daarom nu te lezen dat ook de Tweede Kamer de pers breidelt door informatie achter te houden. In NRC Handelsblad schrijven Maarten Bakker, parlementair verslaggever van de KRO en Thomas Bruning, algemeen secretaris van de NVJ, dat journalisten sinds begin dit jaar geen inzage meer krijgen in de ingekomen stukken van de Tweede Kamer. Daarbij moet je denken aan brieven, rapporten en nota's die vanuit de samenleving aan de Kamer worden verstuurd. En aan stukken van allerlei lobby-groepen die de kamerleden in hun standpuntbepaling proberen te beïnvloeden. Dat is toch informatie die voor journalisten in hun rol als rapporteur over het handelen van politici niet onbelangrijk is, zou je zeggen.
Waarom zou niet iedereen kennis mogen nemen van wat aan onze volksvertegenwoordigers wordt gestuurd met het oog op hun standpuntbepaling en wetgevende arbeid? Volgens Bakker en Bruning is privacy het argument om deze informatie buiten de openbaarheid te houden. Dat lijkt me een vreemd argument. Volksvertegenwoordigers zijn er voor de publieke zaak. Als je hen iets wilt laten weten doe je dat dus in principe in het openbaar. Voor privé-zaken zijn er andere instanties. Waar is de Kamer eigenlijk bang voor?
De maatregel lijkt nogal disproportioneel. In alle vertegenwoordigende lichamen zullen stukken aan de orde komen die geheim moeten blijven. Aanbestedingen bijvoorbeeld. Daar zijn aparte procedures voor. Dat begrijpt ook een journalist, al zal hij of zij alle mogelijkheden uit de WOB halen om er toch achter te komen waarover gesproken wordt. Maar alle ingekomen stukken? Terecht doet de journalistiek hier een beroep op de persvrijheid en de bepalingen in het Europeees Verdrag voor de Rechten van de Mens terzake. Hoogst opmerkelijk dat nog geen kamerlid hier vragen over heeft gesteld.
, ,

Geen opmerkingen: