13 december 2023

Vrijheid versus gevoeligheid


Na de moord op de Franse docent Samuel Paty zijn veel docenten voorzichtiger geworden met lessen over de islam. Paty had de woede van extremisten opgeroepen omdat hij in een les over vrijheid van meningsuiting Mohammed-cartoons uit het satirische blad Charlie Hebdo had laten zien. Deze zaak, waarvoor onlangs nog zes tieners zijn veroordeeld, was voor Stine Jensen aanleiding om de podcast 'De Cartooncrisis' te maken over hedendaagse beperkingen op de vrijheid van meningsuiting, in de onderwijs en daarbuiten. Moeten we ons vaker inhouden bij gevoelig liggende onderwerpen? Of wordt de vrijheid ten onrechte opgeofferd voor een al te ruim begrip van kwetsbaarheid?

Het lijkt wel alsof mensen de laatste jaren gevoeliger zijn geworden voor het vrije woord. Waarom wordt er zo heftig gereageerd op uitspraken of beelden die gevoeld worden als belediging? Hoever moet je gaan om te voorkomen dat je mensen kwetst? Uit de Verenigde Staten is het idee overgewaaid van de 'trigger warning', toehoorders van lezingen of lessen waarschuwen dat er iets komt dat hen mogelijk raakt. Ben je altijd 'fout' als je iemand kwetst? Gekwetste gevoelens zijn subjectief. Je kunt er uit fatsoensoverwegingen van af zien om woorden of beelden te gebruiken die anderen kunnen kwetsen. Doelbewust beledigen hoort niet. Maar mag je anderen de vrijheid van meningsuiting ontnemen ter bescherming van je eigen gevoeligheden? 

Zelfcensuur

In de podcast van Stine Jensen wordt de link gelegd met bewust beleefde groepsidentiteiten. De grotere gevoeligheid voor mogelijk kwetsende uitingen kan te maken hebben met sterke bindingen met gelijken qua religie, kleur, etniciteit of gender. Bespotting van de groep wordt persoonlijk opgevat. En leidt vervolgens weer tot een sterkere binding en grotere gevoeligheid voor als belediging ervaren uitingen. We zien dan dat waar deze gevoeligheden aan de oppervlakte komen anderen zich geroepen voelen om voorzichtiger te zijn in hun uitingen. Zelfcensuur is ook een beperking van de uitingsvrijheid. 

Sommige docenten vinden het beter om cartoons die een schok kunnen veroorzaken niet te tonen, of alleen te omschrijven als dat nodig zou zijn. Een cartoon is een satirische, spottende uitvergroting van de werkelijkheid. Zo'n tekening kan maar al te gemakkelijk als kwetsend worden opgevat door degenen die zich positief identificeren met de persoon of de zaak die wordt bespot. Maar cartoons zijn ook altijd voor meerdere interpretaties vatbaar. Je kunt er stereotypen in zien en vrezen dat verspreiding van de cartoon deze stereotypen verder aanwakkert. Maar cartoons kunnen je ook confronteren met je eigen vastgeroeste denkbeelden. De dubbele gevoelens die een cartoon kan oproepen zou eerder aanleiding moeten zijn voor een gesprek dan voor een demonstratief protest, het cancelen van de tekenaar of een publicatieverbod. 

Maar spreken over gevoelig liggende uitingen doen we niet meer. Ik denk dat daar het grootste probleem ligt. Er is weinig ruimte meer voor context en er wordt weinig tijd genomen voor reflectie en discussie. Gekwetste gevoelens zijn een bron van ophef. En ophef genereert aandacht waar met name de sociale media van leven. Daar zijn de algoritmes op ingesteld. Niet op onderling respect, afweging van argumenten, verschillende perspectieven. Zo wint de subjectieve gekwetstheid het van de vrije uitwisseling van standpunten. Het lijkt alsof de uitingsvrijheid een waarde is geworden van het tweede garnituur. Eerst respect voor mijn gekwetste gevoelens, dan praten we verder over de vrijheid van meningsuiting. 

[beeld: Plantu/Nykaule CC]

Geen opmerkingen: