02 mei 2005

De Utrechtse Muurkrant en de vrijheid van meningsuiting

Gisteren was ik bij een reünie van de Utrechtse Muurkrant. Dat was een gezeefdrukte krant die in de jaren zeventig op groot formaat wekelijks in Utrecht werd aangeplakt. De krant werd gemaakt door (ex-)studenten die in het spoor van de opstand aan de universiteiten hun acties voor maatschappijverandering verlegden naar bedrijven en wijken. Er stonden korte berichten in met onthullingen over de handel en wandel van de plaatselijke, nationale en internationale autoriteiten. Het was een opruiend blad dat graag publiceerde over acties tegen huisbazen, bedrijfsleiders, het gemeentebestuur, de regering, de amerikaanse imperialisten en vele anderen. Daar waren die autoriteiten natuurlijk niet blij mee en met name het Utrechtse collega van B&W heeft verschillende pogingen gedaan om de Muurkrant aan te pakken. Zo werd in 1972 de zeefdrukpers in beslag genomen. Zonder resultaat, de krant verscheen gewoon op tijd met de triomfantelijk kop: “Wij drukken door”. Later deed de Gemeente nog een poging via de Algemene Politieverordening het aanplakken te verbieden. Men liet speciale borden plaatsen waarop wel gepubliceerd kon worden, maar dan alleen met vermelding van naam en adres. De Muurkrant was anoniem. Alleen de plaats waar een kopijbus stond (jongerencentrum De Kargadoor aan de Oude Gracht) was bekend. Ook deze poging om het vrije woord te smoren mislukte in de praktijk.
De Muurkrant heeft in beide gevallen voer opgeleverd voor juristen. Was het in beslag nemen van de drukpers niet in strijd met artikel 7 van de Grondwet? Het lijkt toch een soort preventieve censuur. De zaak kwam zelfs in de Tweede Kamer aan de orde. De Minister van Justitie stond echter op het standpunt dat hier geen sprake was van censuur. Als je de wet overtreedt met een drukpers moet justitie daartegen kunnen optreden. En kennelijk was deze ervan overtuigd dat de Muurkrant de wet had overtreden door bepaalde zaken over autoriteiten te onthullen en/of deze te beledigen. Naar de huidige opvattingen doet dit standpunt onvoldoende recht aan de uitingsvrijheid, meent De Meij in hét handboek op dit gebied “Uitingsvrijheid; de vrije informatiestroom in grondwettelijk perspectief”.
Ook het plakverbod dat de Hoge Raad na een lange juridische procedure in 1980 als rechtmatig bevestigde vindt De Meij bij nader inzien om verschillende redenen ondeugdelijk.

Geen opmerkingen: