18 september 2006

Donner, het CDA en de anti-islamreflex


Het was een ongelukkig voorbeeld. Daarover is iedereen het eens. Minister van Justitie Donner getuigde van zijn onvoorwaardelijk trouw aan de formele democratische regels die bepalen dat een grondwetswijziging met tweederde meerderheid moet worden aangenomen met een extreem, puur theoretische voorbeeld. Stel dat tweederde van de bevolking de islamitische wetten, de sharia, wil invoeren in Nederland, dan moet dat kunnen, zei hij in een interview voor het boek "Land van haat en nijd". Achteraf, zo liet hij de Tweede Kamer weten, had hij het hier niet bij moeten laten. Hij had er aan toe moeten voegen dat ook hij meent dat de beginselen van de sharia niet in overeenstemming zijn met onze rechtstaat en dat hij het dus niet zover zou willen laten komen. Maar in het interview ging het niet over de sharia maar over de grondwet. En, zo vroeg hij de kamerleden, "is het noemen van de grondwettelijke mogelijkheid het pleiten voor die mogelijkheid of het daarin berusten? Nee. Aanvaardt de minister van Justitie die mogelijkheid? Nee. "
Maar inmiddels was het misverstand bij de bevolking gerezen. En het misverstand leidde tot nog meer misverstanden toen het CDA in de Tweede Kamer het debat omboog naar het verbod op partijen die de beginselen van de rechtstaat niet onderschrijven en openlijk laten weten dat zij er andere opvattingen op na houden over de rechtstaat en de grondrechten van burgers. Eerder had het CDA al een poging gedaan om steun te krijgen voor dit idee. Ook dit keer hielden de meeste kamerleden (en ook CDA-Minister Donner namens de regering) de rug recht voor het principe van de vrije gedachte, de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om zich te organiseren. Buiten de kamer is de stemming echter meer op de hand van het CDA. Maurice de Hond kreeg 55% positieve antwoorden op de vraag: Vindt u dat politieke partijen die in Nederland aan de verkiezingen meedoen en die de islamitische wetgeving willen invoeren verboden moeten worden? Een meerderheid gaat dus bij voorbaat het debat uit de weg. En die meerderheid heeft er dus kennelijk ook weinig vertrouwen in dat zo'n partij er met succes van kan worden weerhouden om een zodanig overwicht te krijgen dat uiteindelijk een ondemocratische wetgeving doorgevoerd kan worden. Is dit angst? Vreemdelingenhaat? Een domme anti-islamreflex? Niet goed nadenken? Eens te meer wordt duidelijk dat er niets vanzelfsprekends is aan onze grondrechten. En vooral dat het niet vanzelfsprekend is dat degene die de rechten voor zichzelf claimt deze ook vrijmoedig aan anderen gunt.
Een partij alleen op ideeën verbieden is strijdig met de grondrechten in onze rechtstaat. Fraude of gebruik van geweld kan in bepaalde gevallen een grond zijn voor een verbod. Maar het past niet in een democratie om mensen bij voorbaat de mogelijkheid te ontnemen om stemmen te vergaren voor hun ideeën enkel vanwege het feit dat die ideeën een meerderheid niet aanstaan. Ook al zijn het nog zo gevaarlijke ideeën. Een samenleving waar je niet vrij bent om gedachten te koesteren, deze met anderen te delen en verspreiden: wie wil daar wonen? Er zal in Nederland nooit een meerderheid ontstaan voor invoering van islamitische wetgeving. Maar het is juist vanwege de reden waarom we dat niet willen, dat we het opkomen voor dergelijke ideeën niet bij voorbaat de kop in mogen drukken.
,

Geen opmerkingen: