19 januari 2022

Woorden met gevolgen


Onieuw is er ophef in de Tweede Kamer over uitspraken van Wilders. Eind december schreef hij over de nieuwe minister van Justitie Dilan Yeşilgöz: 'Een VVD-er van Turkse afkomst op Justitie. En nu maar hopen dat ze mijn beveiliging niet opheft want het liefste zien ze me natuurlijk onder het gras verdwijnen.' Vandaag in het Kamerdebat over de regeringsverklaring weigerde hij dit terug te nemen. Met 'ze' was de VVD bedoeld, zei hij. Die partij probeert hem al jaren uit de weg te werken. Vervolgens kwam er in zijn betoog over het coalitieakkoord opnieuw een aanval op de pers 'die zich gedraagt als lakei van de macht'. Toen hij daarna ook nog eens D66 Kamerlid Fonda Sahla aanviel op haar hoofddoekje met de uitspraak "We zijn het Nederlandse parlement. Met een hoofddoekje ga je maar in Saudi-Arabië in het parlement zitten" was de maat vol. Kamerleden vroegen Kamervoorzitter Vera Bergkamp dringend om in te grijpen. Bergkamp vond de opmerking van Wilders over de hoofddoek van hun collega 'niet respectvol', maar verder ging zij niet.

Wilders leeft van ophef. Zijn populariteit is voor een groot deel te danken aan zijn 'recht-voor-zijn-raap' taalgebruik. Hij is niet vies van scheldpartijen tegen gevestigde partijen, integendeel. Het is zijn handelsmerk. En het vermoeden is dat hij nu een tandje bijzet omdat hij vreest voor de concurrentie van FvD. Zijn islamofobie begint ook een beetje sleets te worden. 

Bergkamp zit met de vraag of zij de traditioneel grote vrijheid van Kamerleden moet gaan beknotten. De aandrang van de collega's wordt steeds groter. Dat heeft niet alleen te maken met de verruwing van de onderlinge verhoudingen in de Kamer. Het gaat vooral om het risico dat het grof geschut van sommige Kamerleden oplevert voor ontsporingen buiten de Kamer, bedreigingen op sociale media en fysieke bedreigingen die daar dan weer uit kunnen voortvloeien. 'Steeds minder deinzen Kamerleden ervoor terug de woorden van politici te verbinden aan wat er online én op straat gebeurt.'

Haakje

CDA-fractievoorzitter Heerma gaf Bergkamp naar mijn idee dan ook het beste advies voor de aanpak van Kamerleden die met scheldpartijen en bedreigingen grenzen overschrijden. Heerma 'wil dat het dagelijks bestuur van de Tweede Kamer onderzoekt of er een verband ligt tussen de persoonlijke aanvallen van Wilders en de beveiliging die mensen daarna nodig hebben. Als dat zo is, heeft de Kamervoorzitter „een haakje” om in te grijpen, zegt Heerma.' Het zal geen eenvoudige opgave zijn om een direkt verband aan te tonen tussen wat politici zeggen en wat ze daarmee in hun achterban aanrichten. Maar het is wel de enige juiste benadering. De grens van de uitingsvrijheid ligt bij de schade die opruiiende woorden en scheldpartijen hebben. Ook Kamerleden moeten daarop worden gewezen. Zij fungeren toch vaak als voorbeeld en aangrijpingspunt in het maatschappelijk debat. Vorig jaar zei Wilders dat 'journalisten, uitzonderingen daargelaten, tuig van de richel' zijn. Journalistenvakbond NVJ meende terecht dat dergelijke uitspraaken kunnen worden gezien als rechtvaardiging voor agressie tegen journalisten. 

Algemene verontwaardiging over onfatsoenlijke, respectloze of discriminerende uitingen van Kamerleden zal hen niet stoppen, zoals al meerdere keren is gebleken. De stelling dat woorden 'er toe doen' is onvoldoende om een grens te markeren. Hiermee kunnen allerlei beperkingen op de uitingsvrijheid worden verdedigd. Het gaat er om vast te stellen wélke woorden in welke context tot schadelijke gevolgen leiden. Alleen op die manier komen we bij een zuivering van het publieke debat die het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting in tact laat.

Geen opmerkingen: