23 april 2011

CDA en VVD bewijzen Von der Dunks gelijk


Thomas von der Dunk mocht de Arondéuslezing "Het nieuwe taboe op de oorlog" niet uitspreken van de provincie Noord-Holland. Dat wordt geweten aan de PVV, meer in het bijzonder aan zijn afgevaardigde Hero Brinkman. Nadat hij van CDA en VVD had gehoord dat de spreker de PVV zou gaan bekritiseren zei hij: "Als jullie deze antisemiet Von der Dunk een podium geven om zich tegen de PVV af te zetten, zal ik hem niet alleen in het debat bij de enkels afzagen, maar dan is het misschien ook de laatste Willem Arondéus Lezing geweest". Kennelijk durfden de vertegenwoordigers van de regeringspartijen, die afhankelijk zijn van de gedoogsteun van Brinkman c.s., de lezing toen niet meer te gedogen. Het commentaar van Brinkman wordt breed uitgemeten in de pers. Zeker nu zijn partij deze week in Den Haag ook nog eens in het nieuws was vanwege het verbieden van anti-PVV leuzen in een demonstratie van trampersoneel. De Partij voor de vrijheid van alleen de eigen meningsuiting valt door de mand. Maar aan CDA en VVD wordt niets meer gevraagd. En als je het verhaal van Von der Dunk leest zijn het juist déze partijen die door de mand vallen.
"Het nieuwe taboe op de oorlog" gaat in feite over de regeringspartijen die zich niet krachtig genoeg verzetten tegen standpunten van de PVV die de democratie en de rechtstaat ondermijnen. Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben we niet meer zoiets gezien, betoogt Von der Dunk. Openlijke discriminatie van een deel van de ingezetenen van Nederland, de hetze tegen de rechterlijke macht, een ondemocratische, financiëel niet openbaar controleerbare partij, de 'fact-free-politics', het complotdenken, dat alles staat haaks op de democratische gedachte en de principes van de rechtstaat. Het politiek opportunisme en het gemak waarmee een deel van de maatschappelijke elite zich "onder druk van een agressief populisme" hieraan aanpast is verontrustend.

"De angst de roep van het Gesundes Volksempfinden
te missen en anderhalf miljoen kiezers te 'demoni­seren' - zoals de standaardreactie van de PVV bij elke kritiek op haar doen en laten luidt - heeft inmiddels bij de regeringscoalitie tot een grootschalig wegkijken geleid als er weer eens discutabele, of zelfs ronduit schunnige uitspraken worden gedaan."

Von der Dunk bekritiseert niet zozeer de PVV, maar het CDA en de VVD. Het feit dat deze partijen de doorslag gaven om de lezing af te gelasten onderstreept zijn stelling. De geweigerde spreker zegt in de NRC (22-4) dat op deze manier de Arondéuslezing voorgoed is besmet.

Het doet mij denken aan de beperking van de uitingsvrijheid door een andere CDA-politicus, toevallig ook met de naam Brinkman. Eelco Brinkman, in 1985 minister voor Cultuur weigerde de P.C.Hooftprijs (toen nog staatsprijs) toe te kennen aan Hugo Brand Corstius vanwege diens onheuse bejegening van partijgenoot Ruding in zijn column in De Volkskrant. Ook al ging de prijs dat jaar niet door, het daarop volgende jaar werd hij ontdaan van het predicaat staats- alsnog aan Stoker (het pseudoniem van BC) uitgereikt.
De provincie Noord-Holland kan uit politiek opportunisme en schijterigheid volgend jaar misschien een podium voor het vrije woord sluiten. Maar verder kan iedereen nu toch van Von der Dunks lezing kennis nemen en wordt er veel meer over geschreven dan wanneer de lezing zou zijn gehouden. Laten we hopen dat zijn alarmbellen worden gehoord.

17 april 2011

Geen zielige dieren op open dag Landbouwuniversiteit


De Wageningen Universiteit verwijderde zes foto's van Marianne Berkhoff uit een tentoonstelling in het hoofdgebouw tijdens de voorlichtingsdagen voor nieuwe studenten. De foto's horen bij een serie portretten van boerderijdieren. De dieren staan er in hun eentje in een omgeving van hekken en kale muren wat zielig bij te kijken. Een kip op uitgezakte poten lijkt een obesitas-patiënt. Berkhoff veronderstelt dat de universiteit de foto's niet vond passen bij het beeld dat men wil uitdragen (NRC Wetenschapsbijlage 16 april). Zelf vind ze dat haar foto's een bijdrage leveren aan de discussie over industriële veeteelt.
Een woordvoerder van de universiteit sprak aanvankelijk van een uiterst ongelukkig misverstand. Er moest ruimte gemaakt worden voor banners en posters in het kader van de voorlichtingsdagen. Maar dat bleek een smoesje. De aap kwam uit de mouw in een mail van het hoofd communicatie aan de deelnemende fotografen: "We moesten goed begrijpen dat studenten de 'core business' van de universiteit waren."
Kunstenaars hebben het nakijken als ze de belangen van de business dreigen te schaden. Dat is wel vaker vertoond. Of als ze niet voldoen aan geldende normen van fatsoen. Het probleem speelt vooral bij kunst in de openbare ruimte: op straat of in openbare gebouwen, zoals scholen, ziekenhuizen, gemeentehuizen, of stationsgebouwen. Het schijnt erg moeilijk te zijn kunst in de openbare ruimte louter als kunst te zien en als kunst te beoordelen. In de context van de openbare ruimte mag kunst kennelijk niet in strijd zijn met algemene normen en moet zij zich onderwerpen aan de normen zoals die door de beheerders van die ruimte worden gehanteerd. Kunst wordt in openbare gebouwen gebruikt als bindmiddel en als statusobject. De functie van kunst als kritisch commentaar of als stof tot nadenken is in die context minder gewenst. In een museale omgeving zijn er meestal minder bezwaren tegen de vrije kunst die zich niet laat 'embedden'. Maar daar komt dan ook slechts een heel klein en elitair deel van het publiek. De meerderheid moet het doen met kunst die niet verstoort en zich soepel aanpast aan de geldende maatstaven van de familie Doorsnee.