29 februari 2020

Wat niet gezegd wordt

In reactie op de dodelijke aanslagen van een rechtsextremist in Hanau waarschuwde de Nederlandse regering bij monde van de vicepremiers Wouter Koolmees (D66) en Hugo de Jonge (CDA) voor extreem taalgebruik. Een opmerkelijke stap die, voor zover ik me herinner, bij eerdere aanslagen niet werd gezet. De Nederlandse bewindslieden sloten zich aan bij de Duitse president Frank-Walter Steinmeyer die op de dag na de aanslag zei: “We staan zij aan zij tegen geweld. En tegen de taal die mensen uitsluit en kleineert en die maar al te vaak voorafgaat aan het geweld.” De Jonge: “Taal doet ertoe. Ze kan verschillen uitvergroten óf overbruggen, samenwerking verhinderen óf mogelijk maken. Het is ieders verantwoordelijkheid te weten wat de gevolgen kunnen zijn.” Maar hij zei ook: “We moeten oppassen met een causale relatie leggen tussen taal en deze aanslag.” Alleen al de suggestie in een interview met een expert op het gebied van radicalisering en extreemrechts in Trouw leidde deze week tot een stroom heftige haatmail, schrijft de hoofdredacteur vandaag.

Taal doet er toe, dat klopt. Taalgebruik schept een sfeer tussen mensen die kan binden maar ook afstand kan scheppen. Woorden kunnen emoties oproepen en zo de onderlinge verhoudingen verbeteren of verslechteren. Dat weet een kind. Dat bepaalde woorden voorafgaan een geweld betekent echter nog niet dat ze er de oorzaak van zijn. In de vaak heftige debatten op de Duitse televisie na de aanslag in Hanau verwezen sommige deelnemers wat al te gemakkelijk naar het taalgebruik van de AfD. Extreemrechts draagt met taal die mensen uitsluit bij aan een klimaat waarin doorgedraaide individuen geweld gebruiken. Maar dat klimaat is geen exclusief product van taalgebruik. Er is meer gebeurd om een voor minderheden vijandig klimaat te scheppen en de nette middenpartijen kunnen daarvoor evenzeer verantwoordelijk worden gehouden. Al was het maar door wat ze niet zeiden. 

14 februari 2020

Een misplaatst, gevaarlijk en overbodig plan

In Trouw pleit Nourdin El Ouali van de Rotterdamse islamitische partij NIDA voor 'sancties om racisme te bestrijden'. Het gaat hem vooral om het gedrag van politici. 'Gepaste sancties zijn nodig voor het bestrijden van racisme en ander on­ethisch gedrag van politici. Afhankelijk van het aantal zetels en leden krijgen (landelijke) politieke partijen fractiebudget, partijsubsidies en zendtijd. Mocht een partij herhaaldelijk grensoverschrijdend gedrag vertonen en onverantwoord omgaan met het gegeven podium, de overheidsmiddelen en de publieke zendtijd, dan is het volkomen legitiem een partij hierom te korten.' El Ouali heeft bedacht dat de Raad van State hier een rol zou kunnen spelen.

Dat laatste is een buitengewoon vreemd idee. De Raad van State adviseert over wetsvoorstellen en heeft een afdeling Bestuursrechtspraak die geschillen slecht tussen burgers enerzijds en de staat anderzijds. Het sanctioneren van uitlatingen van politici kan ik daar moeilijk mee rijmen. Daar is de gewone rechter voor en die doet dat ook als dat nodig is. Maar El Ouali is kennelijk niet tevreden met de actuele rechtspraak op dit terrein. Daarmee past hij in het hetzelfde rijtje als de politici die hij bestrijdt. Die zijn ook -vanuit tegengestelde politieke opvattingen- van mening dat de rechtspraak in Nederland niet deugt. Een buitengewoon gevaarlijke tendens die in strijd is met de scheiding der machten. El Ouali kan voorstellen doen om de wet aan te scherpen. Maar als politicus moet hij zich verre houden van correcties of aanvullingen op de geldende rechtspraak.