30 maart 2008

De angst voor het vrije woord


Fitna is een ouderwetse propagandafilm die angst wil oproepen voor de islam. Ieder weldenkend mens prikt daar al snel doorheen, zou je zeggen, maar zo eenvoudig ligt dat niet (meer) in Nederland. De rede lijkt het, als het over de islam gaat, te winnen van het onderbuikgevoel. En in deze context kan de opzettelijke koppeling tussen de getoonde gruweldaden en de groei van het aantal islamieten in Nederland opgevat worden als een vorm van haatzaaien tegen een groep op grond van hun godsdienst. Dat is strafbaar en ik ben benieuwd of het OM er ook zo over denkt.
Fitna roept angst op voor de islam. Minstens zo verontrustend vind ik het dat de maandenlange mediahype voorafgaand aan de publicatie laat zin dat er in Nederland ook een angst is voor het vrije woord.
Angst voor het vrije woord is dodelijk voor een democratie. Een democratie bestaat bij de gratie van de ruimte om vrij en zonder bedreiging gedachten, meningen en gevoelens uit te kunnen wisselen. Juist over lastige onderwerpen, problemen, maatschappelijke knelpunten. De angst voor economische schade en maatschappelijk oproer is tot grote hoogte opgezweept. Een zakelijk debat met een scheiding van redelijke argumenten en primitieve gevoelens hebben we node gemist. In de media lijkt alleen gevoel te scoren. Angst oproepen trekt aandacht en "als wij het niet doen doet de concurrent het wel".
Daar hoort een regering boven te staan, toch? Deze regering doet dat in elk geval niet. Balkenende heeft zich laten meeslepen door de angst voor de gevolgen van het vrije woord. Hij heeft afstand genomen van Wilders' standpunten. Maar hij gaf tegelijkertijd met vage suggesties over een naderende crisis volop voeding aan het angstgevoel dat Wilders nu juist wil kweken. Over de agenda van Wilders, het welbewust onrust stoken in eigen land, en de opzettelijke provocatie van fundamentalisten en nationalisten in islamitische landen, stelt hij, evenals de meeste andere politici, geen vragen. Ik ben benieuwd welk kamerlid komende week in het aangekondigde debat een poging gaat doen om de werkelijke drijfveren van Wilders bloot te leggen.
Deze christelijk-sociale regering is vooral bezorgd over het kwetsen. De problematiek wordt gedefiniëerd in moralistische termen. Het gaat over cultuur, fatsoen. Terwijl de staat zich terugtrekt van een groot aantal beleidsterreinen met alle gevolgen van dien (zie b.v. de problemen met de vleeskeuring) bemoeit ze zich meer en meer met het terrein van de geest, de gedachten en de gevoelens. Het wordt tijd voor een politiek programma voor privatisering van de cultuur, de moraal, de gedachtenwereld, de kunst. En dat programma begint bij het wegnemen van de beklemming en de angst rond de vrijheid van meningsuiting.

,

13 maart 2008

PvdA vindt symbool meer waard dan principe


De PvdA zegt net als de (niet-christelijke) oppositie dat het obsolete verbod op godslastering opgeheven kan worden. Maar de partij wil geen gedonder in de coalitie en laat het aan het kabinet over om een datum te prikken. Met de christelijke coalitiepartijen zal dat dus niet gebeuren. Die vinden het een onmisbaar symbool van respect voor gelovigen. Dat gelovigen een streepje voor hebben bij deze regering wil Hirsch Ballin verbloemen met zijn aanbod om te onderzoeken of het verbod op godslastering uitgebreid kan worden tot niet-godsdienstige overtuigingen. God bewaar me! Nog verdere aantasting van de vrijheid van meningsuiting? Straks wordt GroenLinks nog verboden na een aanklacht van mensen die de auto als een heilige koe behandelen. "U krenkt mij in mijn geloof..."
Het opportunisme van de PvdA is even stuitend als in het geval van de weigering mee te werken aan een onderzoek naar de besluitvorming rond de Irak-oorlog. In het geval van de godslastering wordt er dan ook nog op onverantwoorde wijze gesjoemeld met een grondrecht dat in de sociaal-democratie vanaf het begin voorop heeft gestaan: gelijke behandeling. Is er nog enig besef voor de geschiedenis in deze partij?
Het argument 'nu even niet' werd eerder al in 2004, vlak na de moord op Theo van Gogh, door de PvdA (maar ook door GroenLinks) gehanteerd om opheffing uit te stellen. Het laat zien dat het grondwettelijke recht op vrijheid van meningsuiting nog steeds niet losgekoppeld kan worden van de situatie en het incident. Moeten we in het geval van dit grondrecht niet juist afzien van allerlei korte termijn belangen en door de situatie van het moment ingegeven redenen? Heeft de PvdA nog principes?
Trouw-journalist Willem Breedveld komt de PvdA te hulp met het argument dat afschaffing van het verbod op godslastering op dit moment een volkomen verkeerd signaal geeft aan de islamitische wereld. Het lijkt dan, zegt hij, alsof we de rode loper willen uitleggen voor de godslasterlijke film van Wilders. Toch is ook hij voor opheffing van het verbod omdat het een onmogelijk artikel is.
Dank aan Geert Wilders dus voor het oplossen van dit coalitieprobleem. Maar: wat gebeurt er nu als Wilders' film straks door moslims opgevat wordt als godslasterlijk en als zij een beroep doen op artikel 147? Wat moet de rechter dan doen, mijnheer Breedveld? Een onmogelijk artikel toch toepassen om de islamitische wereld gerust te stellen? Laten we de gang van zaken in de Nederlandse rechtsstaat zo door andere landen beïnvloeden? En hoe moet het dan ná de film verder? Wanneer kan artikel 147 dan wel afgeschaft worden? Waarom zal afschaffing nu wel en later geen problemen opleveren vanwege gekwetste gevoelens in de islamitische wereld? Denkt hij dat men daar deze 'truc' niet door heeft? Breedveld lijkt verstandig, maar is hij in feite niet kortzichtig?

,

01 maart 2008

Er valt nog veel te leren over democratische rechten


In Nova vroeg Twan Huijs gisteravond aan een Iraans parlementslid of hij begreep dat de Nederlandse regering de film van Wilders niet vooraf kan verbieden. Dat begreep hij niet. Hij zei: als ik in Nederland ben en ik word daar aangevallen, fysiek bedreigd en beledigd, dan vertrouw ik er op dat de Nederlandse regering mij beschermt. Een verschil tussen fysiek geweld en belediging wilde hij niet maken. En dat moeten we toch wel degelijk maken.

Fysiek geweld gebruiken tegen een ander is strafbaar. Maar als we een belediging op dezelfde manier strafbaar zouden stellen is er geen vrij debat meer mogelijk. Er zijn wel grenzen aan belediging, maar dat bepaalt de rechter achteraf. Vooraf dreigen met sancties op belediging komt in feite neer op anderen op voorhand de mond snoeren omdat je bang bent dat je positie wordt aangetast. In een democratie moeten echter alle posities op elk moment bekritiseerd kunnen worden in een vrij en onbedreigd debat. En we mogen in een democratie verwachten dat de overheid daar pal voor staat en elke aantasting van het vrije debat verhindert. Alexander Pechtold zei in dezelfde Nova-uitzending terecht dat de regering zich al dan niet in EU-verband beter tot potentiële bedreigers van het vrije woord kan richten om uit te leggen hoe de wet hier in elkaar steekt dan tot de Nederlandse bevolking (alhoewel…snapt iedereen het hier eigenlijk wel?).

Balkenende heeft gisteren namens de Nederlandse regering een vaag beroep op ieders verantwoordelijkheid gedaan. Zijn voornaamste zorg betrof de schade die Nederlanders en Nederlandse eigendommen in het buitenland op zouden kunnen lopen. Met het oproepen van angst voor de reacties in moslimlanden heeft hij de voornaamste stelling van Wilders bevestigd. De film is hiermee in feite al overbodig geworden. Over de schade aan het vrije debat was hij niet erg duidelijk. Ook kwam hij niet expliciet op voor het recht van mensen om onbedreigd hun mening te uiten. De werkgeversvoorzitter Wientjes was daarin veel duidelijker. Die had geen enkele boodschap aan de vrijheid van meningsuiting en riep Wilders op te stoppen om ongelukken te voorkomen. De vrijheid van meningsuiting gaat zo ver als mijn portemonnee het toelaat. Waarom riep Wientjes de regering niet op om maatregelen te nemen? Naast Iraanse parlementsleden hebben dus ook werkgevers nog iets te leren over democratie.

En ook Wilders zelf, tenslotte, mag aanschuiven in het democratie-klasje. Zijn interpretatie van de vrijheid van meningsuiting is namelijk nogal eenzijdig. Je hebt het recht om je te uiten, maar dat is natuurlijk geen recht voor Wilders privé. Het is een publiek recht, voor iedereen. Dus de andere kant van de medaille is dat je met dit recht ook de plicht hebt uitingen van anderen te tolereren, in het bijzonder ook die uitingen waar je het helemaal niet mee eens bent. En daar wringt de schoen bij de Partij voor de Vrijheid. Iedereen wordt getolereerd behalve…..Wilders en zijn aanhangers moeten dus leren dat democratie gebaseerd is op respect voor de standpunten van anderen en de vrijheid om daar voor op te komen. En op een open en onbedreigd debat over die standpunten. Het is ongelooflijk hoe gemakkelijk Nederlandse politici en de media genoegen nemen met het feit dat Wilders weigert om met wie dan ook in het openbaar in debat te gaan. Zou je niet beter kunnen ophouden met praten over die man totdat je met hemzelf in debat kunt gaan? Ik stop.


,