In een democratische rechtsstaat beschermt de overheid de uitingsvrijheid en stelt ze zich uiterst terughoudend op ten aanzien van de beperking van het vrije woord. Er zijn wettelijke beperkingen. De rechter kan op grond daarvan grensoverschrijdende uitingen veroordelen. Maar een regering hoort zich daar niet mee te bemoeien. Nederland kent geen censuur door de overheid. Het is een aspect van onze democratie dat graag wordt aangehaald door critici van minder democratische landen elders in de wereld.
In de afgelopen week zijn we geconfronteerd met twee berichten die er op wijzen dat een direkt ingrijpen van de overheid in het vrije verkeer van informatie ook hier niet geheel onmogelijk blijkt. Het bestuur van de NPO heeft staatssecretaris Gunay Uslu (Media, D66) gevraagd om de voorlopige erkenning van Ongehoord Nederland (ON) in te trekken. En op het ministerie van VWS was vorig jaar een 'denktank' actief waar eventuele ingrepen in de media werden besproken vanwege desinformatie over de vaccinatie tegen corona. In beide gevallen is de rechter niet betrokken.
De aspirant-omroep ON ligt van begin af aan onder vuur omdat er in de uitzendingen ruimte wordt geboden aan extreemrechtse politici en commentatoren die leugens over de coronapandemie en de vaccinatie niet schuwen. En daarnaast een hoop andere onzin verkondigen. Tegen discriminerende uitlatingen van de gasten in het wekelijkse programma zijn al duizenden klachten ingediend. De NPO gooit het vooral op de weigering van ON om met andere omroepen samen te werken maar vermijdt de inhoudelijke kritiek. Het verzoek aan de staatssecretaris heeft geleid tot heftige reacties. Voorstanders van een verbod vinden dat er geen plaats is voor extreemrechtse 'drek' in een met openbare middelen gefinancierd omroepbestel. Ga meer ergens anders je onzin verkopen! Tegenstanders zeggen dat het publieke bestel alle geledingen van de Nederlandse samenleving hoort te vertegenwoordiger, dus moet er 'logischerwijs' ook plaats zijn voor 'de groepen die in hun afwijkende mening stuitend of niet goed snik zijn.'
Ik vind dat laatste wel een belangrijk argument. Ik hoorde een andere tegenstander op de radio ook nog zeggen dat je moet kijken naar degenen die ON door hun lidmaatschap mogelijk hebben gemaakt. Uitsluiting van die groep is niet zonder risico. Het averechtse effect van een verbod zou een verdere vervreemding zijn van een groeiende groep mensen die het vertrouwen in de politiek en de media verloren hebben. ON-directeur Karskens profileert zich nu al als 'martelaar van het vrije woord'. Probeer zijn volgelingen dan maar eens om te praten.
Maar het belangrijkste argument tegen ingrijpen op inhoudelijke gronden is het ontbreken van een rechterlijke toets. De staatssecretaris zal zich daarom verre houden van een oordeel over het programma van ON. Ze zal het als een bestuurlijk conflict behandelen. Maar een verbod zal zowel door voor- als tegenstanders worden opgevat als een inhoudelijk oordeel. En daarmee maakt ze de weg vrij naar de opvatting dat overheidscensuur in Nederland best wel kan. Een griezelig perspectief.