26 december 2010

Christenen tegen verbod op belediging van godsdiensten


De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft vorige week opnieuw een resolutie aangenomen die oproept om het beledigen van godsdiensten overal in de wereld te bestrijden. Eerder waren ook al resoluties met dezelfde strekking aangenomen, afkomstig van de organisatie van islamitische landen (OIC). De tekst van de resolutie ( zie concept nr. A/C.3/65/L.46/Rev.1) is algemeen gesteld en roept in alle toonaarden op tot verdraagzaamheid voor gelovigen in de hele wereld. Slechts op een plek is er een explicite verwijzing naar de islam, namelijk daar waar bezorgdheid wordt uitgesproken over de onjuiste associatie tussen islam en schendingen van de mensenrechten en terrorisme (punt 7). De resolutie bevestigt eerdere uitspraken van de VN waarin staat dat "terrorism cannot and should not be associated with any religion, nationality, civilization orethnic group..."
Tegen deze resolutie is geageerd door de internationale christelijke organisatie Open Doors. Dit is een organisatie die opkomt voor vervolgde christelijke minderheden en in landen met een christelijke minderheid actief is door bijbels te verspreiden en trainingen te geven. Begin deze maand bood Open Doors 400.000 handtekeningen aan bij de VN tegen het aannemen van deze resolutie. De belangrijkste kritiek op de resolutie is "dat godsdiensten in bescherming worden genomen en daarmee de meerderheid die een bepaalde godsdienst aanhangt. Religieuze minderheden kunnen met een verwijzing naar deze resolutie worden onderdrukt. In veel moslimlanden mogen christenen niet zeggen dat Christus de Zoon van God is, omdat dit een belediging is voor de islam." De resolutie is weliswaar niet bindend, maar als deze telkens wordt aangenomen bestaat volgens Open Doors de kans dat ze wordt opgenomen in een internationaal verdrag.

God verhoede inderdaad dat er een internationaal verdrag komt met de strekking van deze resolutie. Maar dat uitgerekend christenen er tegen te hoop lopen is opmerkelijk. In de concept-tekst waarvoor de handtekeningenactie werd gevoerd lezen we weinig over onderdrukking van minderheden of individuen. De resolutie roept staten en staatsdienaren op "[to] respect people regardless of their different religions and beliefs end [...] not discriminate against persons on the grounds of their religion or belief..". Dat de praktijk er in vele landen anders uitziet wil ik graag geloven, maar waarom dan actie voeren tegen zo'n vrijblijvende VN-uitspraak? Het opkomen voor de vrijheid van het individu is bepaald aandoenlijk. In veel christelijke landen zou men zich een dergelijke houding graag wensen. Homofielen wachten met smart op signalen in die richting, evenals vrouwen die baas in eigen buik willen zijn. En tenslotte zouden we de christenen ook nog kunnen vragen of deze actie tegen het beledigen van godsdiensten ook geen consequenties zou moeten hebben voor het Nederlandse verbod op godslastering en het verbod op het beledigen van mensen op grond van onder andere godsdienst? Krijgt de Nederlandse regering binnenkort ook handtekeningen aangeboden voor afschaffing van deze artikelen uit de Nederlandse strafwet? Gunnen christenen in eigen land andersdenkenden wel dezelfde vrijheid die ze nu zo graag elders in de wereld voor hun geloofsgenoten willen beschermen?

18 december 2010

Soekarno, Hatta en de Hofstadgroep


Zeven leden van de Hofstadgroep zijn alsnog veroordeeld wegens deelname aan een terroristische organisatie. Ze waren daarvoor eerder veroordeeld door de rechtbank van Rotterdam, daarna vrijgesproken door het Gerechtshof in Den Haag. Na tussenkomst van de Hoge Raad moest nu het Gerechtshof in Amsterdam opnieuw uitspraak doen. Daar luidde het oordeel "dat de verdachten wel degelijk hebben deelgenomen aan een samenwerkingsverband van voldoende structuur en duurzaamheid om te kunnen spreken van een organisatie. Voorts stelt het hof vast dat die organisatie gericht was op opruiing, aanzetten tot haat en geweld, en bedreiging, onder meer met een terroristisch misdrijf." Vijf mensen kregen 15 maanden. De andere twee kregen veel zwaardere straffen vanwege het bezit van handgranaten, resp. het gooien van een handgranaat naar de politie.

De veroordeling wegens gebruik van geweld laat ik hier even buiten beschouwing. Interessanter is deze zaak vanuit de invalshoek van de vrijheid van vereniging en de vrijheid van meningsuiting. De procesgang laat zien dat de rechters van mening verschillen inzake als terroristisch bestempelde groepen. De Hoge Raad had de zaak terugverwezen naar het Hof omdat hij vond dat er bij de vrijspraak uitgegaan was van een te enge definitie van een terroristische organisatie. Kennelijk moet de streep bij dergelijke groepen wat eerder getrokken worden. Maar de vraag is of een ruimere definitie van wat strafbaar is geen inbreuk maakt op burgerlijke politieke vrijheden.

Dit is geen nieuwe vraag. Toevallig las ik deze week de afscheidsrede van hoogleraar staatsrecht J.M. de Meij onder de titel "Geen daden maar woorden"(2003). De Meij heeft meer gepubliceerd over uitingsvrijheid en bij zijn afscheid besprak hij enkele historische processen uit de Nederlandse koloniale geschiedenis.

In Nederland stonden in 1927 enkele Indische studenten terecht wegens "opruiing tot gewelddadig optreden tegen het Nederlandsch Openbaar Gezag". Een van deze studenten was de latere vice-president van Indonesië Mohammed Hatta. De studenten werden vrijgesproken omdat de studenten volgens de rechtbank mensen niet direct hebben aangezet tot geweld. Propaganda voor geweld werd door de rechtbank niet gelijk gesteld aan opruiing tot onmiddellijk gebruik van geweld. Dat argument lijkt op wat in de Verenigde Staten wordt genoemd: 'a clear and present danger'. Bij afwezigheid van dat onmiddellijke gevaar is er geen sprake van strafbaarheid. Dan geldt immers ook de verantwoordelijkheid van de ontvangers van de boodschap die al dan niet kunnen overgaan tot het gebruik van geweld. De Meij zegt dat "een pleidooi voor geweld in abstracto" (woorden, geen daden) tegenwoordig ook beschermd wordt door artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De Nederlandse rechters die de Hofstadgroep tot twee keer toe hebben veroordeeld zijn het hier kennelijk niet mee eens.

Een tweede kwestie die De Meij bespreekt is de veroordeling van Soekarno in 1930 in het toenmalige Nederlands Indië wegens lidmaatschap van een vereniging met een criminele doelstelling en meer in het algemeen stemmingmakerij tegen de koloniale overheid. Soekarno draaide voor vier jaar de bak in. Waarom was zijn Partai Nasional Indonesio (PNI) crimineel? Critici van het vonnis van de koloniale rechtbank, waaronder De Meij, wijzen er op dat de rechter hier een nogal vreemde argumentatie hanteert. Er is geen sprake van criminele handelingen, er waren geen aanwijzingen voor gebruik van geweld. De rechter meende gewoon dat uit de revolutionaire taal van de PNI de gewelddadige doelstelling kon worden afgeleid. Je zegt iets dat mogelijk tot criminele handelingen kan leiden en dus ben je bij voorbaat crimineel. Dit is dus precies de omgekeerde redenering van de Nederlandse rechter die Hatta vrijsprak omdat er een verschil is tussen geweld prediken en geweld gebruiken. Hiermee, aldus de critici, construeerde de koloniale rechtbank zijn eigen feiten.

De Meij constateert dat de gronden waarop Soekarno werd veroordeeld ook later in kringen van juristen wel als gerechtvaardigd werden gezien. Tot vandaag de dag toe, lijkt met. Je zou je kunnen afvragen of het Amsterdamse Hof nu in 2010 niet in wezen hetzelfde doet als de koloniale rechtbank tachtig jaar geleden. Met uitzondering van die twee met de handgranaten lijken de "feiten" waarop de meerderheid van de Hofstadgroep veroordeeld is vooral te bestaan uit woorden en vermeende bedoelingen.

,

09 december 2010

Wikileaks als uitdaging voor de overheid


Wikileaks baas Assange zit in een Britse cel en kan uitgeleverd worden aan Zweden wegens zedenmisdrijven. Die zaak stinkt behoorlijk. Ik begrijp wel dat een Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken niets kan veranderen aan een Europees arrestatiebevel vanwege deze aanklacht. Maar kan hij zich ook afzijdig houden als straks de Verenigde Staten om uitlevering vragen om Assange te vervolgen voor het on-line zetten van uitgelekte, geclassificeerde documenten? De strafbaarheid van Wikileaks staat volgens Europese normen nog helemaal niet vast. Bescherming van Wikileaks is in het belang van de internetvrijheid en het recht van burgers op verantwoording van het overheidshandelen goed te verdedigen. De petitie die Rutte oproept om Assange politiek asiel te verlenen is weliswaar wat onhandig omdat er ook gevraagd wordt het Zweedse arrestatiebevel te negeren, maar ik heb hem voor het grotere belang toch graag ondertekend.

Wat is het grotere belang in de Wikileaks-zaak? In de eerste berichten over de inhoud van de gelekte documenten domineerde het beeld van roddelende ambassademedewerkers. Dit zou volgens sommige critici de vertrouwelijkheid van het verkeer tussen staten ernstig schaden. Met alle gevaren van dien voor de wereldvrede en de onderlinge betrekkingen. Het zou me verbazen. Eerder is dit lek te zien als een waarschuwing voor diplomaten om wat voorzichtiger te zijn en een stimulans voor beveiligingsmensen om de procedures aan te scherpen. Dat zal ongetwijfeld gaan gebeuren. Maar het gaat toch wat ver om deze incidenten verantwoordelijk te houden voor het uitbreken van oorlogen of andere ontwrichtende conflicten.

Het uitlekken van gevoelige plekken voor aanslagen lijkt me een serieuzer probleem. Maar zijn de kranten die hier melding van maken dan niet even schuldig? Het gaat hier uiteindelijk om de persvrijheid. Mogen de media informatie die op straat ligt publiceren? Als het antwoord daarop niet onverbiddelijk negatief is, dan volgt daaruit dat een veroordeling van Wikileaks ook niet vanzelfsprekend is. Ter discussie staat de verantwoordelijkheid van degenen die gebruik maken van de persvrijheid. We mogen van media verwachten dat ze zich inhouden als er duidelijk grote risico's verbonden zijn aan publicatie van bepaalde gegevens. Op dat punt verdient Wikileaks echter geen strengere behandeling dan de traditionele media. En alles overwegende vraag ik me af of de risico's van deze publicatie op kunnen wegen tegen het grote belang van de persvrijheid.

Het belang van de persvrijheid in deze klokkenluiders-affaire komt maar al te duidelijk aan het licht als we zien hoe er door sommige machthebbers op wordt gereageerd. Assange wordt door Amerikaanse politici neergezet als terrorist. De Amerikaanse regering maakt van Wikileaks een vijandige staat met wie alle betalingsverkeer verboden moet worden. Alleen al vanwege deze buitensporige politieke druk verdient Wikileaks bescherming. De kritiek van westerse landen op de manier waarop China met z'n tegenstanders omgaat wordt zo wel erg hypocriet.

Het belang van de Wikileaks-publicaties ligt eigenlijk niet zozeer in de inhoud van de documenten maar in het feit dat hier aangetoond wordt dat staten (maar ook bedrijven en andere organisaties) in deze informatiesamenleving meer en beter dan ooit gecontroleerd kunnen worden door burgers. En dat burgers nu ook die controle eisen. Regeringen en politici moeten hiermee leren leven. In een democratie moeten politici namelijk laten zien hoe verantwoordelijk ze omgaan met het hen gegeven mandaat. De boodschappers die hiervoor de nodige informatie aandragen moeten dan niet worden veroordeeld als onverantwoordelijk, staatsgevaarlijk of terroristisch. De verspreiding van informatie verhinderen omdat die mogelijk het vertrouwen in de politiek of de staat vermindert is het paard achter de wagen spannen. Dat vertrouwen komt er echt niet als je dwars tegen allerlei onthullingen in probeert kromme zaken recht te breien. Of, zoals Marjolijn Februari het formuleert in haar column over klokkenluiders: "De remedie tegen het afnemende vertrouwen ligt natuurlijk helemaal niet in het aanzetten tot vertrouwen, maar in het bieden van betrouwbaarheid."
Uit democratisch zelfbehoud, vindt Femke Halsema , zouden regeringen in dit internettijdperk moeten zoeken naar nieuwe vormen van democratische openbaarheid in plaats van te kiezen voor repressie, beperking van de internetvrijheid en desinformatie in antwoord op de burgerlijke ongehoorzaamheid van Wikileaks en consorten. Na de onthullingen over de Irak-oorlog, de Q-koorts en de misstanden bij de Voedsel- en Warenautoriteit mag er toch wel eens serieus werk gemaakt worden van een betrouwbare overheid.

,

30 november 2010

Minister tegen Electronic Intifada


Minister Uri Rosenthal van Buitenlandse Zaken gaat met de ontwikkelingsorganisatie ICCO praten over de website Electronic Intifada. Dit is een portal met nieuws en commentaar over het Israëlisch-Palestijnse conflict vanuit het Palestijnse perspectief. GroenLinks kamerlid Arjen El Fassed is er ooit mee gestart en werkte tot dit voorjaar als vrijwilliger voor de Electronic Intifada. ICCO heeft de website financieel gesteund en Rosenthal vindt dat dit niet kan, want ICCO ontvangt geld van Buitenlandse Zaken. En met dat geld mag geen website gefinancierd worden die geluiden laat horen die afwijken van het regeringsstandpunt, zei hij vandaag voor de radio.
ICCO weerlegt de "misleidende informatie" van de pro-Israel lobby die voor Rosenthal aanleiding was om in te grijpen. En meldt ook nog dat de bijdrage aan de Electronic Intifada afkomstig is uit particuliere donaties.

Maar ook als het ICCO de Electronic Intifada wel met ontwikkelingsgeld zou steunen komt de minister met zijn interventie gevaarlijk dicht bij een onaanvaardbare aantasting van het vrije verkeer van informatie. Het is toch een vreemde gedachte dat organisaties die gemeenschapsgeld ontvangen alleen maar standpunten mogen helpen verspreiden die de goedkeuring van de regering kunnen wegdragen? In welke tijd leven we? Ik ben bang dat onze ministers als dat zo zou zijn dagelijks vele bezoekjes moeten gaan afleggen bij allerlei media voor 'pittige gesprekken' (Rosenthal). Als je zijn standpunt doortrekt is een publieke omroep die gesteund wordt door de overheid eigenlijk ook onmogelijk. Een standpunt waar de PVV zich wellicht in kan vinden, maar de huidige regering toch echt niet.
De principiële vraag is of de inzet van gemeenschapsgelden altijd rechtstreeks in het verlengde van het regeringsbeleid moet liggen. "Onze belastingcenten" komen van een nogal divers samengesteld publiek. Het past de regerende meerderheid (nou ja , nu dan even een minderheid met gedoogsteun) in een democratie ook rekening te houden met minderheidsstandpunten. Zeker als het om communicatie gaat. In een democratie hoort rechts ook de vrijheid voor linkse standpunten te garanderen en andersom. Sommigen wensen dit democratische beginsel liever te negeren. Zoals christelijke politici die geen godsdienstkritiek dulden, of geen bloot op de buis. En zoals de PVV, die moord en brand schreeuwt bij linkse geluiden. Maar de VVD, mijnheer Rosenthal, was uw voorman ooit niet voor een verregaande verruiming van de vrijheid van meningsuiting?


,

25 november 2010

Kritiek op achterkamertjesoverleg geheim gehouden


Het omstreden anti-piraterij verdrag ACTA is weer een stapje dichterbij gekomen. Het internationale verdrag gaat over het harmoniseren van een strafrechtelijke aanpak van namaak en piraterij. De EU treedt in de onderhandelingen op namens Nederland. In de afgelopen jaren is er veel kritiek geweest op de beslotenheid van het overleg over dit verdrag. Organisaties die opkomen voor digitale burgerrechten hebben geheime vergaderstukken gepubliceerd. Het Europese Parlement heeft deze zomer een verklaring aangenomen dat er meer openheid van zaken gegeven moet worden. Tot dusver is er nog steeds heel veel onduidelijk. De besluitvorming over dit verdrag komt daardoor onder druk te staan. Kunnen de richtlijnen en wetten die hier uiteindelijk uit voort komen de democratische toets doorstaan als er geen sprake is van openheid over het voorafgaande proces en volledige informatie van parlementariërs en burgers?

Bij alle geheimzinnigheid rond dit ACTA-verdrag en de kritiek die dit oproept is het des te vreemder dat de reacties op een internetconsultatie van de Nederlandse overheid over dit onderwerp niet allemaal worden vrijgegeven. Webwereld achterhaalde via een WOB-procecdure een aantal kritische reacties die (nog steeds) niet op de site staan, terwijl daar wel toestemming voor was gegeven. De reacties gaan over de geheimzinnigheid rond het ACTA-overleg en over de eenzijdige insteek van het verdrag.

Bij de niet gepubliceerde, merendeels kritische reacties is er ook een van de FOBID, de federatie van bibliotheekorganisaties in Nederland. De FOBID vindt dat een eenzijdig op de belangen van auteursrechthebbenden gericht verdrag een bedreiging vormt voor de bibliotheken. In andere reacties lezen we "kritiek op de gevreesde schending van burgerrechten, de aanval op privacy, het aanpakken van onschuldigen en het ontbreken van bescherming als je onschuldig wordt gedaagd. Bovendien vreest men dat de entertainmentindustrie met het verdrag een blanco volmacht krijgt en dat het ineffectief zal blijken tegen piraterij. Een burger is vooral boos omdat de overheid namens de burgers een mandaat heeft en dan diezelfde burger niet in bescherming neemt." En dat alles in het geniep!

,

29 oktober 2010

Press Freedom Index 2010


De persvrijheid gaat achteruit in de Europese Unie en de landen daaromheen. In de Press Freedom Index 2010 van Reporters Sans Frontières zien we slechts 13 van de 27 EU-landen bij de top-20. Bovenaan staan ex aequo Finland, IJsland, Nederland, Noorwegen, Zweden en Zwitserland, allemaal landen waarover geen schendingen van de persvrijheid zijn gemeld. In 2009 stond Nederland nog op de 7e plaats. Dat had onder meer te maken met beperkingen op het fotograferen van het Koninklijk Huis en de bronbescherming van journalisten (zie meer gedetailleerde informatie in de Nederlandse Persvrijheidsmonitor 2009).
Een groot aantal andere Europese landen doet het veel slechter en sommige zakken ook op de lijst in vergelijking met het vorige jaar. Opvallend is dat de zuidelijke helft veel slechter scoort dan het noorden. Dat geldt zowel voor het West- als voor Oost-Europa. Estland (9) en Litouwen (11) doen het goed. Tsjechië en Hongarije (gedeelde 23e plaats), Letland (30) en Polen (32) wat minder. Spanje (39), Portugal (40, flink gedaald) en Frankrijk (44, ook gedaald) doen het in verhouding slecht. Grote problemen hebben media en journalisten in Italië (49), Roemenië (52, gedaald), Bulgarije en Griekenland (gedeelde 70e plaats, een beetje resp. heel fors gedaald). De Centraal Afrikaanse Republiek doet het beter dan deze laatste twee. Ook de meeste aspirant-leden van de EU op de Balkan dalen op de lijst en zullen nog heel wat moeten rechtzetten voordat ze kunnen toetreden tot de EU. Kroatië is een uitzondering (van 78 naar 62).
Reporters sans Frontières constateert dat er alles bijeen weinig vooruitgang is in Europa. Als daar niets aan gedaan wordt, waarschuwt de journalistenorganisatie, verliest Europa zijn leidende positie op het gebied van mensenrechten en zijn gezag bij de beoordeling van veel repressievere regimes. Zoals China, Soedan, Iran, Birma en Noord-Korea die we al jaren onderaan de lijst tegenkomen.
Duidelijk is dat landen die in oorlog zijn of met hardnekkige binnenlandse conflicten te maken hebben het gevaarlijkst zijn voor journalisten. Afghanistan, Pakistan, Somalië, de Filippijnen, Mexico en Kirgizië scoren daarom niet hoog. Economische groei, vaak geassociëerd met meer vrijheidsrechten, is geen garantie, zoals blijkt uit de scores van de BRIC-landen: Brazilië, Rusland, India en China. Tegenover een stijging van Brazilië staat een daling van India. Rusland staat ver onderaan op 140. En China houdt stand op 171 (van de 178).
De Index wordt samengesteld aan de hand van antwoorden op een vragenlijst. De vragen gaan over geweld tegen journalisten (van moord tot gevangenisstraf), eventuele wettelijke beperkingen van de pers (censuur, staatsmonopolie van de media), rechtszaken van de staat tegen journalisten, het in beslag nemen van persen, financiële druk, bedreigingen, en ook beperkingen van vrij internetverkeer.

,

16 oktober 2010

Waarom zou G.W. eigenlijk veroordeeld moeten worden?


Het OM wil er niet aan. Na het seponeren van aanklachten tegen Wilders in 2008 komt het nu, in deze door het hof afgedwongen rechtszaak, tot vrijspraak als eis. De kans dat Wilders veroordeeld wordt voor zijn beledigende, discriminerende en haatzaaiende uitspraken wordt nu wel erg klein. Een teleurstelling voor de velen die W. graag zien hangen . Maar de wending die het proces neemt was toch niet geheel onverwacht.
Je kunt Wilders natuurlijk vrijspraak om allerlei redenen misgunnen. Ik kan me dat heel goed voorstellen (en anders dan de rechter mag ik dit in alle vrijheid zeggen ;)). Maar anders dan Wilders zou ik niet willen beweren dat een uitspraak die niet overeenkomt met mijn gevoelens een onterechte uitspraak is waardoor ik het vertrouwen in de rechtspraak verlies. Bovendien is er veel te zeggen voor vrijspraak.

Eerder deze week had het OM al standpunten ingenomen ten gunste van de verdachte. Groepsbelediging (art. 137c) werd niet bewezen geacht omdat Wilders niet een bevolkingsgroep maar een religie heeft beledigd. En dat mag volgens het OM. Dit standpunt is conform een eerdere vrijspraak van een 'islambasher' door de Hoge Raad. Een te verwachten tegenslag voor gelovigen die zich in hun religieuze gevoelens beschermd meenden door dit artikel. De voorgenomen afschaffing van het verbod op godslastering zal vanuit gelovige hoek nu opnieuw met kracht bestreden worden.
Vervolgens was er de tegenslag voor de aanklagers die zich als benadeelden in het proces hebben gemeld en die een schadevergoeding claimen wegens hen door Wilders aangedaan leed. Volgens het OM kunnen zij niet als benadeelden erkend worden en moet hun claim worden afgewezen. Officier van Justitie Birgit van Roessel wees er op dat er een oorzakelijk verband moet zijn tussen een strafbaar feit en de door benadeelden geclaimde schade.

Wanneer is er daadwerkelijk sprake van schade ten gevolge van iemands uitingen? Als ik iemand ten onrechte beschuldig van malversaties kan ik om die reden wegens smaad veroordeeld worden. De beschuldigde kan van mijn uitlatingen directe schade ondervinden in zijn werk en zijn persoonlijk leven. Aan de politieke, ideologische uitspraken van Wilders kun je aanstoot nemen. Maar het zal lastig zijn directe schade aan te tonen. Hoe kun je een direct verband aantonen tussen de uitspraken van Wilders en 'een tweedeling in de samenleving' waar zijn tegenstanders over spreken? Leiden Wilders' uitspraken rechtstreeks tot behandeling van mensen als tweederangs burgers? Nee, Wilders verkondigt een visie, hij propageert een idee, hij komt met plannen die, als ze uitgevoerd worden, tot schadelijke effecten zullen leiden. Maar zijn zijn uitingen daarmee ook schadelijk en strafbaar? Moet een politicus met in de ogen van velen verkeerde ideeën door de rechter een halt worden toegeroepen?

Twee weken geleden verklaarde een minderheid in het CDA zich tegen het gedoogakkoord met de PVV. De PVV zou een totaal andere kant op willen dan het CDA. Wat de PVV wil past niet bij ons christelijk gedachtegoed. Wij mogen de agenda van Wilders niet gedogen. Het pas niet in onze stijl om tweedracht te zaaien zoals Wilders doet. De argumentatie verwijst naar motieven van de PVV, denkbeelden, waar men heen wil, en de stijl van optreden. Veel meer dan naar concrete onderhandelingspunten wat je bij andere coalities zou zien. De tegenstem lijkt toch vooral ingegeven door een gevoel dat de PVV als zodanig niet deugt. De CDA-minderheid sluit zich na de verkiezingen alsnog aan bij de partijen die vooraf hebben gezegd dat ze niet met Wilders willen regeren. En of je het nu vooraf of achteraf doet, in beide gevallen is het een discutabele vorm van uitsluiting van de politieke standpunten van anderen. Praktisch gesproken had de uitspraak: "jij mag niet mee doen", een duidelijk averechts effect. Deze uitsluiting door de bestaande elite van politici is door een grote groep kiezers afgestraft met een stem voor het stoutste jongetje van de klas.

De stille wens op een veroordeling van Wilders wordt, vrees ik, gevoed door een overeenkomstig verlangen hem uit te sluiten van het politieke debat. Omdat hij 'niet deugt', de verkeerde standpunten uitdraagt, waanzinnige denkbeelden heeft en gemene plannen. Omdat Wilders anderen uitsluit, gebrek aan fatsoen toont, grof in de mond is en arrogant. Dit zijn geen onschuldige motieven. Niemand mag veroordeeld worden omdat een grote groep hem verafschuwt. Zo lang het niet gaat om daadwerkelijk aangerichte schade of gebruik van geweld. Het omgaan met afwijkende denkbeelden is de belangrijkste toets op de vrijheid van denken en spreken die een democratie vereist. En de bestrijding van gevaarlijke denkbeelden hoort daarom plaats te vinden in een vrij politiek debat en niet in de rechtszaal. Uiteindelijk zal dit proces de strijd tegen Wilders' denkbeelden meer kwaad dan goed doen.


,

04 oktober 2010

Begrijpen de rechters waar het Wilders om gaat?


De wraking van de rechtbank lijkt een onvoorzien obstakel in het proces tegen Geert Wilders. Maar was dit echt niet te voorzien? Was het beroep dat Wilders op zijn zwijgrecht deed niet voorzien? Waarom probeerde de voorzitter van de rechtbank Wilders uit te tent te lokken met een verwijzing naar zijn reputatie dat hij discussie uit de weg gaat?
Wilders heeft vanaf het moment dat het Gerechtshof hem alsnog liet vervolgen, na het aanvankelijke sepot van het OM, gezegd dat het hier om een politiek proces gaat. De uitvoerige toelichting van het hof heeft daar ongetwijfeld een rol in gespeeld. Als je die leest lijkt het alsof er maar één uitspraak mogelijk is: schuldig. Conclusie: er is verdeeldheid in justitiële sferen en de groep die mij wil zien hangen heeft de tolerante partij gecorrigeerd. Dit riekt naar een politieke beslissing. Heeft de rechtbank zich dat gerealiseerd?
In de korte inleiding die Wilders vanmorgen uitsprak heeft hij daar opnieuw op gewezen. Niet hij staat terecht, maar de vrijheid van meningsuiting. Hij zal het niet met zoveel woorden uitspreken dat hij de rechters in het verlengde ziet van van zijn politieke tegenstanders. Maar zodra hij daarvoor een aanwijzing vond heeft hij er uiteraard meteen gebruik van gemaakt (het is ook nog maar de vraag of die wraking een idee van zijn advocaat was; gezien het feit dat deze er niet direct op in ging en gezien zijn argumentatie later dat de schijn van partijdigheid moet worden aangetoond bij de verdachte lijkt het er op dat Geert zelf er mee gekomen is, maar dit terzijde).
Wilders heeft in al zijn rechtlijnigheid maar één ding voor ogen: dit is een politiek proces is. Het is typerend dat hij de schijn van partijdigheid uitlegt door te zeggen: “Het leek wel alsof ik niet in de rechtszaal stond maar in de Tweede Kamer tegenover de een collega van D66.” Volgens veel PVV’ers is de rechterlijke macht namelijk vergeven van verkeerde types, zoals de volgelingen van Pechtold. En juist ook omdat het in zijn ogen een politiek proces is gaat hij niet in discussie. Dat hij dat in de Tweede Kamer ook niet doet is weer een andere zaak, maar dáár hoort het aan de orde stellen van zijn uitspraken eerder thuis dan in de rechtszaal. Het is namelijk allemaal politiek. Het gaat ook niet over het geloof of over bepaalde bevolkingsgroepen. Het gaat over politieke dreiging. Wie dat aan de kaak stelt hoort niet vervolgd te worden, maar gevolgd.
De grote vraag is dus of de rechtbank wel een goede inschatting gemaakt heeft van het standpunt van Wilders. Waarom vroeg de rechter niet om een nadere toelichting in plaats van zelf een toelichting te suggereren? En is er ook rekening gehouden met het motief dat Moszkowicz aanvoerde voor zijn zwijgen, namelijk dat hij niet het risico wilde lopen ook in de rechtszaal buiten zijn boekje te gaan met mogelijk strafbare uitspraken? Een buitenstaander zou het idee kunnen krijgen dat over bepaalde zaken niet goed is nagedacht.

23 september 2010

Cartoonrel na twee jaar onbeslist


Meer dan twee jaar na de inval van de politie en de arrestatie van cartoonist Nekschot is hij nu ontslagen van rechtsvervolging. Het kostte de tekenaar ruim een etmaal in de cel en twee jaar onzekerheid. Zijn arrestatie veroorzaakte in mei 2008 flink wat rumoer. Minister Hirsch Ballin werd hierover in de Tweede Kamer ter verantwoording geroepen. Bijna de hele Tweede Kamer beoordeelde de huiszoeking bij Nekschot, zijn aanhouding en vervolgens zijn opsluiting van 30 uur als intimiderend en disproportioneel. Volgens de minister was de overval nodig omdat gevreesd werd voor het zoekraken van bewijsmateriaal. De politie wilde niet dat hij via via op de hoogte zou worden gebracht van het onderzoek dat inmiddels ook al weer drie jaar liep na een aanklacht van het Meldpunt Discriminatie. Voor veel Kamerleden was deze uitleg toen niet voldoende, maar Hirsch Ballin meende dat het OM het onderzoek moest voorzetten. Want: "het recht moet zijn loop hebben".

De afloop van de affaire deze week is gelukkig voor Nekschot, maar verder hoogst onbevredigend. Ondanks dat zeven cartoons en twee teksten strafbaar zijn gevonden seponeert het OM de zaak. Belangrijke redenen zijn: de tijd die inmiddels is verstreken sinds de aanklacht, het feit dat de cartoons (al twee jaar) van de website verwijderd zijn, de mogelijke gevolgen van een rechtszaak voor de tot nu toe onder pseudoniem opererende tekenaar en -als verzachtende omstandigheid- zijn arrestatie en detentie twee jaar geleden. Nekschot is blij dat hij zijn identiteit niet in een rechtszaak prijs hoeft te geven. Maar daar houdt het positieve nieuws dan wel mee op. Doordat de zaak niet voor de rechter wordt uitgevochten, blijft volgens zijn advocaat Max Vermeij wel ‘een beetje boven de markt hangen wat er nou wel en niet mag op cartoongebied’. Hij hoopt dat ‘deze onduidelijkheid’ niet leidt tot ‘zelfcensuur’ bij columnisten, cabaretiers en collega-cartoonisten.

Dat zullen we helaas nooit te weten komen. Maar dat het OM op deze manier zelfcensuur uitlokt is duidelijk. Zeker als de gronden voor strafbaarheid van Nekschot's creaties, althans zoals het OM die ziet, onbekend blijven. De afstandelijke reactie van ex-PvdA-minister en thans Kamerlid Plasterk gisteren bij Pauw & Witteman op deze affaire was dan ook erg schijterig voor een voormalige minister van Cultuur. Hij wilde zijn voormalige collega Hirsch Ballin niet voor de voeten lopen. Twee jaar geleden was zijn fractie bij monde van Ton Heerts al erg duidelijk: ‘Een cartoonist vervolgen gaat vrij ver. Als de aanhouding alleen op basis van cartoons heeft plaatsgevonden, dan lijkt me dat buitensporig.’ Zelfs Wouter Bos, toenmalig vice-premier, zei geschokt te zijn: ‘Ik schrok van het feit dat in cartoons en tekeningen, die in de sfeer van artistieke uitingen liggen, ook aanleiding gevonden kan worden voor eventuele strafvervolging.’

Gelukkig was er ook nog goed nieuws deze week: de 'artistieke uitingen' van Jonas Staal zijn door de Hoge Raad na een jarenlang proces definitief beoordeeld als niet strafbaar. Staal maakte op de openbare weg kunstwerken waarin een foto van Geert Wilders was verwerkt. Het geheel leek op de uitstallingen van bloemen en knuffels die de laatste jaren verschijnen op plaatsen waar iemand door een verkeersongeluk is omgekomen. Wilders diende vanwege dit kunstwerk een aanklacht in die door de rechtbank en het hof werd verworpen en deze uitspraak is nu door de Hoge Raad bevestigt. Die ziet er ook geen bedreiging van de politicus in. Wat betreft de kunstenaar zijn hiermee al zijn artistieke wensen vervuld. Hij was van begin af aan op uit op een rol van de rechtszaal in zijn kunstproject dat als doel had de maatschappelijke discussie over de rol van de beeldende kunst te bevorderen. Wie weet was dat ook wel de verborgen agenda van de maker van Fitna die vandaag voor de rechter verschijnt?

,

10 september 2010

Uitzending geblokkeerd


Tv-programma's met een classificatie van 12 jaar en ouder zouden overdag niet via Uitzending Gemist toegankelijk mogen zijn. Dat is de uitleg die het Commissariaat van de Media geeft aan de wet die sinds vorig jaar geldt als uitvoering van Europese regelgeving ter bescherming van kinderen. Van Dam (PvdA) en Peters (GroenLinks) hebben hierover kamervragen gesteld.
De wet voldoet aan de EU-richtlijn 'Audiovisuele Mediadiensten' die het videoaanbod op het internet aan strengere regels bindt. Aanbieders van online-videodiensten moeten voorkomen dat kinderen 'ernstig schadelijke content' kunnen bekijken. Alleen sites met redactionele inhoud vallen onder het toezicht; sites met door gebruikers aangemaakte content, zoals YouTube, niet, schrijft Tweakers.net . Ook is het de vraag of de wet geldt voor commerciële omroepen.
Het effect van de Europese bezorgdheid over schade aan de kinderziel is dus dat de volwassen meerderheid overdag belemmerd wordt in het kijken naar films. En iedereen die in een andere tijdzone woont zal zijn kijkgedrag moeten aanpassen aan het thuisland.
Terecht vragen de kamerleden de verantwoordelijke minister van OCW of hier sprake is van een bij het medium passende wetgeving. Ik zou zeggen van niet. De regels bij de kijkwijzerclassificatie, een modern alternatief voor de van overheidswege opgelegde filmkeuring, hebben betrekking op de massamedia, film en tv. In de nieuwe media, op het internet, zijn deze regels niet te handhaven zonder grote schade aan het vrije verkeer van informatie. Oorspronkelijk is de classificatie overigens bedoeld als advies aan ouders en anderen die kinderen onder hun hoede hebben. Het langs een achterdeur binnenhalen van door de wet gesanctioneerde filmkeuring is de klok terugzetten. Het zal ook technisch gezien een onmogelijke opgave blijken. De primaire verantwoordelijkheid voor de bescherming van het kind ligt niet bij de overheid maar bij de ouders.

,

02 september 2010

Justitie mengt zich in bibliotheekproject (2)


De KB mag van Hirsch Ballin nazikranten uit de Tweede Wereldoorlog laten zien op het internet. Dat schrijft hij in antwoord op vragen van kamerleden Van der Ham en Hennis-Plasschaert. Het openbaar maken van mogelijk haatdragend materiaal is niet strafbaar, zegt de minister, als het met de nodige zorgvuldigheid gebeurt in het kader van puur zakelijke berichtgeving. "De uitzonderingsgrond voor zakelijke berichtgeving is door de wetgever ingevoegd om voorlichting over dergelijke teksten mogelijk te maken en buiten de strafbaarstelling te houden."

Daarmee is de kous echter niet af. Justitie gaat met de KB praten over "technische voorzieningen" die misbruik van discriminerende teksten moeten voorkomen en ongebreidelde digitale verspreiding tegengaan. "Daarbij gaat het onder andere om een voorafgaande waarschuwing aan online gebruikers over de aard van de teksten en het mogelijk strafbare karakter van verdere verspreiding daarvan en, voor zover technisch realiseerbaar, om het aanbrengen van een voorziening om het downloaden van teksten te belemmeren."

Wat betekent dit allemaal? Een downloadverbod van geselecteerde teksten nog voordat strafbaar misbruik geconstateerd kan worden? Voorlichting moest toch mogelijk zijn? Krijgt de leraar geschiedenis straks dan toch niet de mogelijkheid om met zijn leerlingen lessen uit het verleden te trekken?
Een waarschuwing lijkt me op zijn plaats. Het OM moet natuurlijk altijd de mogelijkheid houden om mensen te vervolgen die misbruik maken van deze informatie en de grens van het strafbare haatzaaien overschrijden. Maar het is wel erg gemakkelijk als elk gebruik, ook van eerzame leraren of historici, op voorhand wordt verhinderd. De haatzaaiers zul je er niet mee pakken.

Het is het bekende patroon dat de aanpak van criminaliteit op het internet door het OM karakteriseert (vgl. kinderporno, downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal): het vrije verkeer en gebruik van informatie wordt geblokkeerd zonder dat de wetsovertreders daadwerkelijk worden aangepakt. Blokkeren van informatiestromen is een heilloze, en gevaarlijke weg.
,

27 augustus 2010

Pokerspel met internetvrijheid


De bemoeienis van de overheid met het internet groeit met de dag. En dat geldt niet alleen voor landen als China, Iran of Saoedie-Arabië. Begin juli organiseerde de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Verhagen samen met zijn Franse collega Kouchner een conferentie over internetvrijheid in andere landen. In een gezelschap van regeringsvertegenwoordigers van 18 landen, ngo's en bedrijven spraken zij over het beter naleven van internationale verdragen, een gedragscode voor bedrijven die technologie leveren, hulp aan cyberdissidenten en het internationale juridische kader voor het internet. En zij wijdden mooie woorden aan de bescherming van grondrechten op het internet. Nog dit jaar krijgt de conferentie een vervolg in Nederland. Verhagen en zijn collega werken aan een gedragscode met richtlijnen voor de export van internetfilters.

Verhagen heeft kennelijk weinig contact met zijn Nederlandse collega Hirsch Ballin. Deze publiceerde niet kort daarna voor Nederland een concept-wetsontwerp Bestrijding Computercriminaliteit waarin het Openbaar Ministerie volgens Bits of Freedom een censuurknop krijgt. Zonder rechterlijke toetsing zou het OM volgens dit ontwerp straks Internetaanbieders kunnen verplichten een site te blokkeren als er een vermoeden is van een strafbaar feit. Dat is een wel erg ruime formulering waar van alles en nog wat onder kan vallen, van kinderporno tot het downloaden van auteursrechtelijk beschermd materiaal of het toegankelijk maken van gedigitaliseerde oude kranten.
De minister is ook al veel langer bezig met providers tot een afspraak te komen over het blokkeren van (voornamelijk) kinderpornosites. Maar wat er precies gebeurt is nog steeds niet duidelijk. Duidelijk is wel dat de misdadigers er niet door worden gepakt. Het blokkeren van bepaalde sites vanwege het overtreden van de wet, zeggen Bits of Freedom en ook de Europese organisatie voor digitale rechten EDRi, mag geen vervanging worden voor het opsporen en berechten van wetsovertreders.

Deze week kwam er een nieuw onderwerp bij waarvoor de vrijheid op het internet zou moeten worden beperkt: pokeren. Pokeren op het internet moet volgens een advies van een door minister Hirsch Ballin ingestelde commissie gelegaliseerd worden. Maar dan moet Justitie ook harder optreden tegen illegale aanbieders en moeten hun sites worden geblokkeerd. Omdat het opsporen en berechten van buitenlandse aanbieders zo moeilijk is adviseert de commissie "te trachten illegale aanbieders af te snijden van hun Nederlandse publiek.Dit is mogelijk door het invoeren en handhaven van een verplichting voor Nederlandse dienstverleners (zoals internet service providers, betaaldienstverleners en media) om niet langer mee te werken aan het onderhouden van contacten tussen illegale aanbieders en het Nederlandse publiek (zoals dataverkeer, betalingsverkeer, en reclame)." Over een of andere vorm van rechterlijke toetsing wordt ook hier niet gesproken. Ook in andere landen worden internet service providers gedwongen dergelijke sites af te sluiten.

Het vrije verkeer van informatie loopt grote schade als een noodzakelijke beperking niet gebaseerd is op de wet en daarbij passende juridische procedures voor vervolging en berechting. Een land dat zelf niet de nodige zorgvuldigheid in acht neemt kan een ander land moeilijk kapittelen over het handhaven van grondrechten. "Treden jullie dan nooit op tegen een misdadiger op het internet?" kunnen China en Iran aan Verhagen vragen als hij protesteert tegen het oppakken bloggers. Het gemak waarmee Europese regeringen internet service providers politietaken toekennen belooft niet veel goeds. Het is spelen met grondrechten. Een kwaadwillende, autoritaire regering kan wat er nu gebeurt met gokken, kinderporno of downloaden van beschermd materiaal eenvoudig uitbreiden naar alles wat haar niet bevalt. Maar ja, zo'n regering is hier ondenkbaar, toch?


,

09 augustus 2010

Justitie mengt zich in bibliotheekproject


De Koninklijke Bibliotheek heeft een schat aan historisch materiaal toegankelijk gemaakt op de website Historische Kranten. Van 1618 tot 1995 is een groot aantal gedigitaliseerde kranten sinds enkele maanden doorzoekbaar. Een vervolgproject betreft periodieken die verschenen zijn in de Tweede Wereldoorlog. De KB wil uit deze periode alle kranten, de verzetsbladen, maar ook de nazi-periodieken voor zover beschikbaar digitaliseren en toegankelijk maken. Het laatste onderdeel van dit plan heeft geleid tot een waarschuwing van de kant van het ministerie van Justitie, in tweede instantie ook gesteund door de subsidiegever van de KB, het ministerie van OC&W. Het ministerie van Justitie heeft de KB afgeraden het 'foute' materiaal online beschikbaar te stellen, omdat ze niet kunnen garanderen dat het Openbaar Ministerie niet zal overgaan tot vervolging van wat het ziet als vermenigvuldiging van strafbare uitingen, zo valt op het Archievenforum te lezen.

Deze bemoeienis van Justitie is om een aantal redenen opmerkelijk. Op de eerste plaats vanwege het tijdstip. De vrijheid om te publiceren is in Nederland gegarandeerd door artikel 7 van de Grondwet waarin staat dat niemand vooraf toestemming nodig heeft om gedachten te openbaren behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet. Die verantwoordelijkheid voor de wet wordt doorgaans achteraf getoetst als Justitie daar aanleiding voor vindt. Het voorafgaand aan publicatie dreigen met ingrijpen kan moeilijk opgevat worden als passend in de geest van dit grondrecht. Dat is dan ook zeer uitzonderlijk. Het feit dat het hier om inmenging van de staat gaat maakt de waarschuwing, die ook als verkapt dreigement opgevat kan worden, extra gevoelig . Een onafhankelijk jurist zou daartoe geraadpleegd de KB kunnen adviseren om voorzichtig te zijn. Maar hier treden twee ministeries namens de Nederlandse Staat op om een publicatie te verhinderen. Dat komt toch wel erg dichtbij censuur.

Dan kun je ook nog vraagtekens zetten bij de zin van een verbod van dit materiaal. In De Groene heeft historicus Frank van Vree er op gewezen dat veel periodieken die de KB wil digitaliseren al lang openbaar zijn en ook deels toegankelijk via het internet. Zou Justitie inzage van nazikranten in bibliotheken willen gedogen, maar willen verbieden dat ze doorzoekbaar zijn op het internet? In welke eeuw leven we?

De mogelijke strafbaarheid van antisemitische uitingen is een discussiepunt. De herhaling of vermenigvuldiging van antisemitisme uit het verleden in een hedendaagse sociaal-politieke context met duidelijke implicaties van haatzaaierij kan inderdaad in strijd komen met de wet. Maar in de context van een geschiedenisproject? Wie heeft er nog bezwaren tegen de publicatie van Mein Kampf voor historische doeleinden? De vorige minister van OC&W heeft drie jaar geleden, met vele anderen, nog openlijk gepleit voor het opheffen van het verbod op Mein Kampf.
Oud-hoogleraar Archiefwetenschap Ketelaar wijst er op dat je volgens de wet (waarvoor wij onze verantwoordelijkheid moeten nemen) strafbaar bent als je anders dan ten behoeve van zakelijke berichtgeving discrimineert of haat zaait. En hij concludeert dat het project van de Koninklijke Bibliotheek moet vallen onder de zakelijke berichtgeving. Dat lijkt mij ook meer dan vanzelfsprekend.
De grote vraag is waarom Justitie zich met dit KB-project heeft bemoeid. Was het angst voor klachten waarop gereageerd moet worden? Of worden de beoordelingskaders van de discriminatie-artikelen alvast wat aangescherpt om straks met des te meer daadkracht Wilders aan te kunnen pakken. Het lijkt meer politiek dan recht.

Naschrift: Na raadpleging van de experts heeft de KB besloten de nazikranten toch mee te nemen in het project. De juridische discussie leverde geen duidelijkheid op. De strafbaarheid zal in de praktijk getoetst moeten worden. De KB neemt nu dus dat risico en hoopt op 16 september een deel van het materiaal uit de Tweede Wereldoorlog online te kunnen zetten. Daarvoor moet eerst het auteursrechtelijke probleem (wie is inzake deze kranten rechthebbende?) nog worden opgelost.

,

16 juli 2010

Gaat Jezus het reddden In Straatsburg?


De Gemeente Giessenlanden heeft voorlopig aan het langste eind getrokken in een slepende procedure over een religieuze wervingsboodschap. Boer van Ooijen schilderde met koeienletters "Jezus Redt" op zijn dak en volgens de Gemeente is dat in strijd met de welstandsnormen. Met een beroep op de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst weigert van Ooijen tot nu toe de opgelegde boete van 15.000 euro te betalen. Deze week stelde de Raad van State de Gemeente in het gelijk. De Raad van State is met de gemeentelijke welstandscommissie van mening dat de tekst 'buitensporig' is en 'een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is'.,,In dit geval wordt met de welstandsnormen beoogd wanordelijkheden te voorkomen en de rechten van anderen te beschermen.''
Wanordelijkheden? Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Het aantal klagers wordt 'niet significant' genoemd. Voor de RvS is dat echter geen punt: "De vraag hoeveel mensen zich hieraan ergeren behoeft niet als een zelfstandig criterium te worden gehanteerd." Waar gaat het dan wel om? De boer schikt zich niet naar de welstandscommissie. Daar lijkt het veel op. De commissie gooit het op de sterke, afwijkende beelden in het landschap die het deels witte dak oproept. Er zou sprake zijn van een 'welstandsexces'. Ik kan me voorstellen dat vele medestanders van boer van Ooijen dan nog wel wat meer voorbeelden kunnen noemen van excessieve aandachttrekkerij die het landschap of de stad ontsiert.
Interessant is de redenering van de RvS in het licht van art. 10 van het EVRM. Dat gaat over de vrijheid van meningsuiting. De beperkingen die staten hun burgers op dit punt mogen opleggen moeten noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en bij wet geregeld. In de uitspraken van het Hof in Straatsburg wordt de nationale staten een zekere beoordelingsmarge gegeven. De Raad van State is van oordeel dat het welstandsbelang een "reëel maatschappelijk belang" is. En op die gronden zou een beperking van de uitingsvrijheid dus wel te verdedigen zijn. Maar in het EVRM wordt zoiets als wat in Nederland in de Woningwet 'welstand' wordt genoemd niet genoemd als een reden om de uitingsvrijheid te beperken. Genoemd worden wel (artikel 2) de veiligheid van de staat, de openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid, de goede zeden, de goede naam of de rechten van anderen, het voorkomen van de verspreiding van vertrouwelijke informatie en het waarborgen van het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht. Een beroep op de 'rechten van anderen' zou Nederland een kans kunnen geven. Als men tenminste weet te verbloemen dat het bij die 'anderen' vooral om de leden van gemeentelijke welstandscommissie gaat. Maar als de rechters in Straatsburg ook maar een beetje moeite hebben met hun welstandsbegrip geef ik Jezus bij het Europese Hof de beste kans op een overwinning.

,

04 juli 2010

Politieke kaskraker: een verbod op gewelddadige games


De roep om een verbod op gewelddadige video- en computergames is zo oud als het spel zelf. Minister Hirsch Ballin voegde vorige week een klein stukje toe aan deze 'continuing story' met zijn brief aan de Tweede Kamer over een motie van Van der Staay (SGP). In de brief houdt de minister de boot nog even af. Hij wil eerst nagaan of het in 2009 gesloten convenant met de detailhandel over verkoop aan minderjarigen van games en ander beeldmateriaal heeft gewerkt. De gamers zijn bij het lezen van het ministeriële proza kennelijk niet helemaal tot het einde gekomen, want zij zijn onmiddellijk een petitie gestart om een dreigend verbod af te wenden. Als er al een verbod zou komen is het trouwens ook nog de vraag of dit een totaalverbod zal zijn of dat het alleen voor minderjarigen geldt. Er zit hier echter wel een gemeen addertje onder het gras.

Hirsch Ballin vindt in zijn brief een verbod mogelijk en wenselijk, maar aarzelt nog op het punt van de effectiviteit. Hij is van mening dat "op basis van overwegingen van strafrechtspolitieke aard een algeheel strafrechtelijk verbod worden gegrond op de overweging dat de samenleving als geheel gevrijwaard moet blijven van extreem gewelddadig beeldmateriaal en dat potentiële slachtoffers bescherming behoeven." De overheid mag ingrijpen om te voorkomen dat er geweld wordt gebruikt door iemand die onder invloed van gewelddadige beelden handelt. De directe relatie tussen zien en handelen is voor de minister kennelijk een feit.

De bescherming van kinderen lijkt mij een ander verhaal. In dat geval gaat het niet zozeer om de kijker als potentiële dader, maar als slachtoffer: de schok van extreem geweld dan wel de gewenning daaraan met mogelijk schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Het zou op latere leeftijd dader kunnen worden. Zie in dat geval de eerst genoemde reden. Ook hier is de relatie tussen de confrontatie met extreem beeldmateriaal en schade aan de persoon een aanname die discutabel blijft. Ook al beweert de minister dat een verbod ter bescherming van kinderen onomstreden is en op groot draagvlak kan rekenen. Dat laatste valt niet te ontkennen, maar moet de overheid altijd klakkeloos "de stem van het volk" volgen? Mag van de overheid niet verwacht worden dat er een afweging plaats vindt op grond van alle beschikbare informatie?

Hoe dan ook, Hirsch Ballin verdedigt een verbod "mits het – vanuit een oogpunt van een beperkte inperking op de vrijheid van meningsuiting – beperkt blijft tot games die geheel of in overwegende mate uiterst gewelddadig zijn en die er blijkens de context en presentatie op gericht zijn dit geweld te verheerlijken of te vergoeilijken dan wel de menselijke waardigheid geweld aan te doen. Hieronder valt ook de verbeelding van extreem seksueel geweld in games." Zijn reserves zitten op het punt van de effectiviteit. Dat heeft te maken met het feit dat de omstreden games steeds meer via het internet verspreid worden. Het ondervangen daarvan is, zoals we weten, buitengewoon lastig. Games zullen dus onderwerp moeten worden van de opsporing en bestrijding van cybercrime, schrijft te minister. En daar duikt het addertje op. Gewelddadige games zullen gelijkgesteld worden aan kinderporno. En voor de bestrijding daarvan wordt gekoerst op filters. De waarschuwing van de Europese Digital Rights Organisatie (EDRI) in de brochure over Internet Blocking blijkt eens te meer juist. Als filtering van het internet voor een bepaald doel mogelijk gemaakt wordt, zal het gemakkelijk uitgebreid kunnen worden voor andere doelen. Het concept van filtering wordt politiek verkocht met verwijzing naar zaken die iedereen afgrijselijk vindt. Maar de filters staan, zoals Wikileaks-voorman Julian Assange onlangs in Brussel betoogde ook tussen kranten en hun lezers, tussen politieke partijen en hun kiezers en tussen mensenrechtenorganisaties en het publiek. En dat moeten we in een vrije samenleving niet willen.


,

13 juni 2010

Over de grenzen van satire


Driek Oplopers, columnist van FOK.nl wordt niet vervolgd voor zijn bedreiging twee jaar geleden aan het adres van Femke Halsema wegens haar optreden in de kwestie-Duyvendak. De Officier van Justitie heeft de zaak geseponeerd. Oplopers (ps. voor Rikus Spithorst) had in augustus 2008 geschreven dat hij het zou toejuichen als iemand het huis van Halsema in de brand zou steken. Halsema had Duyvendak volgens hem verdedigd na zijn onthulling van de diefstal in de jaren tachtig van plannen voor meer kerncentrales gevolgd door de publicatie van de huisadressen van betrokken ambtenaren. Bij een van die ambtenaren was een brandbom door het raam gegooid. Duyvendak betuigde in 2008 zijn spijt over deze affaire. Halsema zou hem 'buitengewoon integer' genoemd hebben. En dat schoot Spithorst in het verkeerde keelgat, waarna hij in zijn column meende haar een koekje van het Duyvendak-deeg te mogen geven.

Op de overwinningsroes van Oplopers en zijn fans is nog wel wat aan te merken, maar eerst even iets over het OM. In zijn reactie op de seponering schrijft Oplopers dat hij pas onlangs op de hoogte is gesteld van het besluit van het OM. Hij moest er zelf om vragen. Communicatiefoutje. Een heel vervelend foutje. Een schrijver of tekenaar tegen wie aangifte wordt gedaan bungelt in zekere zin. Alles wat hij of zij na die aangifte maakt zal bewust of onbewust worden bekeken door de ogen van de onbekende censor. Kan dit nog of ga ik te ver? Het OM stimuleert zelfcensuur als er niet snel een heldere uitspraak komt. Het jarenlang op de plank laten liggen van zaken, zoals ook het geval is bij de tekenaar Gregorius Nekschot, is op zichzelf een bedreiging van de vrijheid van meningsuiting.
Columnisten, cartoonisten en andere satirici hebben recht op een ruime interpretatie van de vrijheid van meningsuiting. De context van de uiting moet meegewogen worden en in een context van satire hoef je niet alles letterlijk te nemen. Als die context voldoende duidelijk is tenminste. In een reactie op deze affaire (NRC 18-8-2008) zei de Tilburgse hoogleraar Bert-Jan Koops dat een als grap bedoeld dreigement op een site vol met hatelijkheden en bedreigingen ook letterlijk kan worden opgevat. Ook de daadwerkelijk gevoelde dreiging van Halsema kan een argument zijn in de beoordeling van de strafbaarheid volgens ICT-jurist Engelfriet in hetzelfde artikel.
Ook bij een als grap bedoelde dreigende uitspraak komen de grenzen in zicht als er een feitelijke dreiging van de column uitgaat en het risico dat het dreigement wordt uitgevoerd aannemelijk is. Ik kan me goed voorstellen dat Femke Halsema aangifte gedaan heeft. De gronden voor het seponeren van de zaak ken ik niet (daar rept Oplopers ook niet over, hij zou er collega's een dienst mee bewijzen als hij ze wel zou publiceren). Maar de reden waarom hij zelf vindt dat hij mocht schrijven wat hij geschreven is buitengewoon discutabel. Als Halsema de oproep tot aanvallen op privéwoningen van mensen buitengewoon integer vond, was ik wel benieuwd wat ze ervan zou vinden wanneer iemand even met een flesje benzine bij háár langs zou komen, schreef hij vorige week. Als Halsema dat vond, ja. Maar was dat zo? Voordat Oplopers zijn column publiceerde had hij in de krant kunnen lezen dat Halsema Duyvendak toen hij zich in augustus 2008 terugtrok uit de Tweede Kamer geprezen heeft voor de wijze waarop hij over zijn daden verantwoording had afgelegd. Maar ze veroordeelde tegelijkertijd acties waarbij de wet wordt overtreden en wees het ook af als dergelijke acties achteraf worden gelegitimeerd met verwijzing naar de sfeer van de jaren tachtig (NRC 15 en 16-8-2008). Oplopers baseert zijn dreigement dus op een onterechte beschuldiging.
Ik ben bang dat Oplopers dermate vervuld is van haat tegen Halsema dat hij de aard en de context van Halsema's verdediging van Duyvendak niet goed tot zich door heeft laten dringen. Daarmee valt het dreigement van Oplopers in de ordinaire categorie 'bedreiging van politici'. Het is terecht dat de bedreigers daarop worden aangesproken. Want als politici beperkt worden in hun uitingsvrijheid loopt de democratie zelf schade op. Satire, het hekelen van het gedrag (inclusief de uitspraken) van een politicus, kan uitgezonderd worden als het als zodanig herkenbaar is. Maar als het gedrag niet duidelijk herkenbaar is als aanleiding voor de satire, dan wordt zo'n stukje niet anders dan een directe, botte bedreiging van de persoon van de politicus. Ik kan me voorstellen dat een rechter vindt dat in dat geval, gezien de risico's die de schrijver heel bewust heeft genomen (in tegenstelling overigens tot Duyvendak indertijd, maar dit terzijde), een grens is overschreden.

,

Utrecht tolereert geen kritiek op Berlusconi


Op zondag 9 mei finishte de Giro d'Italia in Utrecht, op de stoep van het hoofdkantoor van wielersponsor Rabobank. In het publiek langs de route stonden op twee plaatsen mensen met spandoeken gericht tegen de Italiaanse premier Sylvio Berlusconi. Politieagenten hebben deze spandoeken in beslag genomen met een verwijzing naar de Algemene Politie Verordening. Die verwijzing was niet terecht, moest burgemeester Wolfsen deze week toegeven in antwoord op vragen van de SP. De APV bood geen grond voor het in beslag nemen van deze spandoeken. Maar verder verdedigt hij het optreden van de politie. Hij schrijft:

Hij (de agent) had moeten uitleggen dat de politie vrees had ..... dat aan de betreffende spandoeken aanstoot zou worden genomen door anderen (w.o. de grote getalen aanwezige Italianen) en dat dit zou kunnen leiden tot openbare ordeverstoringen langs de route, met alle risico’s van dien. Door de agenten is daarop aan de dragers van de spandoeken verzocht deze op te rollen. Toen daaraan niet werd voldaan zijn de spandoeken in beslag genomen. De rechtsgrond hiervoor is het niet voldoen aan een bevel of vordering van een politieagent (art.184 Wetboek van Strafrecht).

Dat niet alleen de openbare orde een rol heeft gespeeld in de afwegingen blijkt uit het antwoord op de vraag welke instructies de agenten vooraf hebben gekregen:

....dat men diende te waken voor gedragingen en uitingen die in zich zelf of door de reactie van anderen daarop aanleiding konden zijn voor wanordelijkheden en daarmee ook voor risicovolle situaties langs of zelfs op het parcours. Daarnaast is in de briefings onder de aandacht gebracht dat vanwege de allure van een dergelijk evenement en de internationale media-aandacht daarvoor een vlekkeloos verloop van de GIRO van groot belang is voor het aanzien van Nederland en de stad Utrecht in het bijzonder.

De klassieke reactie van locale autoriteiten op ongewenste uitingen: je verstoort een feest en onze naam is in het geding. Niet ten onrechte vergelijkt gemeenteraadslid Schipper deze houding met die van de Italiaanse premier zelf, die meermalen is beschuldigd van censuur. Je zou het ook gewoon ouderwets kleinburgerlijk kunnen noemen.

Natuurlijk moet de politie optreden tegen verstoringen van de openbare orde die de veiligheid in het geding brengen. Maar wie moet hierop worden aangesproken? Degenen die gebruik maken van hun recht op vrijheid van meningsuiting, of degenen die dit recht niet respecteren, aanstoot nemen aan een op zich legale uiting en de orde verstoren? Er was op het moment van inbeslagname nog geen sprake van verstoring van de openbare orde. Als iemand aanstoot aan de spandoeken had genomen, had de politie dan niet kunnen zeggen: joh, draai je om, trek je er niets van aan, in dit land hebben we vrijheid van meningsuiting? De politie hoort niet op de uiting zelf te reageren, hoogstens op de gevolgen, voor zover die de openbare orde en de veiligheid aantasten. Zo hoort de instructie van de politie te luiden. Dat vloeit voort uit het feit dat het hier om een grondrecht gaat: locale autoriteiten hebben niet de bevoegdheid om de toepassing van dit recht te interpreteren en een inhoudelijk oordeel te vellen over een uiting (spandoeken, leuzen, tot en met theatervoorstellingen) . Zij mogen beperkingen opleggen als de openbare orde of de veiligheid in het geding is. Maar de politie is er voor handhaving van alle wetten en hoort dus ook de vrijheid van meningsuiting te beschermen.
In het antwoord van de burgemeester spelen mogelijke aanwijzingen voor verstoring van de openbare orde overigens geen rol. Er zou aanstoot genomen kunnen worden.... Hier spreekt een bange burgemeester die een vlekkeloos feest op de buis wil laten zien. De hoeveelheid aandacht van de media geeft de doorslag. De uitingsvrijheid moet maar even wijken.

Dit is de derde affaire waarbij burgemeester Wolfsen in opspraak is gekomen vanwege een beperking van de vrijheid van meningsuiting. Vorig jaar moest hij al spijt betuigen over zijn poging om een artikel over zijn declaratiegedrag uit een huis-aan-huisblad te houden. Afgelopen week kwam hij terug op het eerder uitgevaardigde verbod op straatmuziek. Het lijkt er op dat de burgemeester dit aspect van zijn functie nog niet helemaal onder de knie heeft.

,

31 mei 2010

Telegraaf wil katholieken niet "nodeloos grieven"


De cartoons van Nekschot die de Telegraaf niet wilde publiceren staan nu op de PVV-site. Goeie stunt van Geert die zo - met dank aan het ochtendblad- nog wat extra aandacht krijgt voor zijn kwakkelende campagne. Waarom de Telegraaf de cartoons "nodeloos grievend" vindt wordt nu ook duidelijk. Niet alleen de islam maar ook de Rooms-Katholieke Kerk wordt geschoffeerd door een van de twee cartoons. We zien Aicha, de 9-jarige echtgenote van Mohammed aan de hand van de profeet bij paus Benedictus. Mohammed zegt dat zijn meisje bij de paus gaat logeren. Benedictus bewijst de profeet alle eer. Kop: pedofilie komt in de beste kringen voor. Dat kan de katholieke lezers van het ochtendblad, in aantal de islamieten ruim overtreffend, natuurlijk in het verkeerde keelgat schieten. Het blad likt nog de wonden van de commotie over het interview met Ruben. Dus, zal de hoofdredactie gedacht hebben, we nemen geen risico. We offeren de vrijheid van meningsuiting.
Waarom de tweede cartoon niet door de beugel zou kunnen begrijp ik niet goed. Een kennelijk islamitische man vraagt vanaf zijn ziekbed om een islamitische cliniclown die grappen over ongelovigen maakt. Onder de kop: Iedereen heeft recht op een goede gezondheidszorg. Het is mijn humor niet, maar dat doet er niet toe (zou me overigens niets verbazen als sommige islamieten deze cartoon wel kunnen waarderen).
Humor is iets persoonlijks, een kwestie van smaak. Waarom zou je er überhaupt op reageren als je er niets in ziet? Waarom zou je anderen op dit punt niet met rust kunnen laten? Het afkeuren of zelfs verbieden van grappen is een vervelende inmenging in andermans smaak en voorkeur. Bemoeizucht die je niet zou verwachten van een liberale krant die naar eigen zeggen de persvrijheid hoog in het vaandel heeft staan. Maar tegelijkertijd ook een teken van bekrompenheid die in de kringen van Wakker Nederland bepaald niet zeldzaam is. Een soort gemakzucht en gebrek aan reflectie: mijn smaak is onze smaak, weg met alles wat er van afwijkt. En daarmee zijn we weer terug bij de PVV.

,

16 mei 2010

De onbeschaamdheid van de media


De verontwaardiging over de brutaliteit van de Telegraaf-journalist die de 9-jarige overlevende van de vliegramp bij Tripoli aan de lijn wist te krijgen is groot. Zo groot dat de redactie zelfs met een verontschuldigende verklaring kwam. Uit angst voor opzeggingen? Reputatieschade? Het is niet bekend hoeveel verontwaardigde lezers hun abonnement hebben opgezegd, noch hoeveel adverteerders hun orders hebben ingetrokken. Ik gok er op dat dat wel mee zal vallen. Intussen heeft Buitenlandse Zaken wel boos gereageerd op Femke Halsema die vragen stelde over de rol van de Nederlandse officiële vertegenwoordigers in Libië.
Er zijn ook mensen die begrip hebben voor pogingen van de media om zo dicht mogelijk bij het drama te komen. De aandacht voor de enige overlevende van een vliegramp is begrijpelijk. De media voldoen aan de nieuwsgierigheid van lezers en kijkers. "Don't shoot the messenger." BuZa-vertegenwoordiger Kronenburg zegt in De Volkskrant: ‘Ik praat het niet goed’, zegt hij. ‘Maar ergens begrijp ik wel waarom ze Ruben als paparazzi hebben achtervolgd. Tussen alle ellende en verdriet is het verhaal van deze jongen iets waar je je aan vasthoudt. De enige overlevende. Een jongetje. Dan loop je het risico dat sommige media de grenzen opzoeken, en overschrijden.’ Bij EenVandaag zei hoogleraar Beunders dat de verontwaardiging van veel mensen nogal dubbel is. Ze lezen het sensationele nieuws graag, vinden vervolgens dat een grens is overschreden en geven dan de journalist de schuld, terwijl ze eigenlijk kwaad zijn op zichzelf.

Het vrij pleiten van de media met verwijzing naar het grenzeloze nieuwsgierige publiek miskent de eigen verantwoordelijkheid van de pers. Het is hoogstens de halve waarheid als de journalist zegt alleen het belang van zijn lezers of kijkers voor ogen te hebben. De andere kant is de moordende concurrentie tussen de media. De eerste zijn, iets kunnen vertellen dat de andere media nog niet konden publiceren, is een belangrijke, zo niet de belangrijkste drijfveer van het merendeel van de media. En daarom kan men ook nooit voldoen aan een regel die ieder verstandig mens in zulke situaties voor fatsoenlijk houdt: wacht even met de benadering van dat jongetje. NOVA liet beelden zien van een vergelijkbaar geval, een drenkeling die als enige overlevende van een vliegramp bij Madagascar direct nadat ze aan boord van een vliegtuig was gehesen werd ondervraagd door een journalist, die zijn scoop ook meteen op het internet zette.
Juist vanwege die enorme druk om de eerste te zijn en om over een zaak waar iedereen over praat in elk geval óók eigen nieuws te melden te hebben, doet er niet toe of wat of hoe, moeten media zichzelf behoeden voor het overschrijden van grenzen. Zoals in dit geval. Velen hebben er op gewezen dat een kind, en zeker een kind in die situatie bescherming nodig heeft in contacten met de pers. De oproep van minister Verhagen dat de media geen contact mogen zoeken met slachtoffers of nabestaanden tenzij zij zelf het initiatief nemen is nogal makkelijk en getuigt niet van begrip voor de werking van de media. Afwachten totdat iemand iets wil zeggen, dat verwachten we niet van journalisten. Maar de nodige zelfdiscipline mogen we van media natuurlijk wel eisen. En voorts, mijnheer Verhagen, bescherming van de autoriteiten tegen al te opdringerige paparazzi. Die vraag van Femke Halsema was natuurlijk volkomen terecht. Zou die Telegraaf-journalist bijvoorbeeld ook zo makkelijk kunnen doordringen tot de slaapkamer van prinses Amalia?

03 mei 2010

Dag van de Persvrijheid


Vergeleken met vrijwel alle andere landen is Nederland een paradijs voor journalisten. Op de zwarte lijst van Reporters sans Frontières van 40 personen en organisaties die de persvrijheid het meest bedreigen komt Nederland niet voor. In de berichtgeving van RSF van het afgelopen jaar vinden we wel een paar Nederlandse kwesties. De veroordeling van de Franse journaliste Florence Hartmann (foto) bijvoorbeeld vanwege het onthullen van de werkwijze van het International Joegoslavië Tribunaal. Zij schreef over deals met Servische autoriteiten in haar boek Peace and Punishment. De voormalige woordvoerder van aanklager Carla del Ponte schreef dat bepaalde informatie geheim werd gehouden in ruil voor documenten betreffende Milosevic. Zij kreeg een boete wegens belediging van het hof.
Een andere kwestie uit 2009 die knaagde aan de persvrijheid in Nederland was de poging van het Koningshuis om het persbureau AP voor te schrijven welke vakantiefoto's wel en welke niet gepubliceerd mochten worden. De uitspraak van de rechter, die de privacy in dit geval zwaarder woog dan de persvrijheid, was nadelig voor AP. Maar er was wel uit af te leiden dat bindende afspraken vooraf tussen pers en Koningshuis over publiciteit te ver gaan. Het Koningshuis krijgt geen regie over de media. En dat was in elk geval winst.
Over de persvrijheid in Nederland verscheen deze week de eerste Persvrijheidsmonitor. Het rapport bevat een kroniek van kwesties waarin journalisten beperkt werden in de uitoefening van hun beroep. In de evaluatie wordt nog ingegaan op drie specifieke kwesties: de privacy van het Koninklijk Huis, de bronbescherming van journalisten en de Openbaarheid van Bestuur.
Over het gebrek aan openbaarheid van bestuur, als bedreiging van de persvrijheid schrijft Roger Vleugels vandaag op het Archiefforum: "30 jaar wobben, 30 jaar tobben". Op dat gebied loopt Nederland ver achter bij andere landen. En dat is er de laatste jaren niet beter op geworden. Onder Minister ter Horst zijn de termijnen voor het verkrijgen van informatie verder opgerekt. Zij heeft een kritische evaluatie van de nog steeds vigerende wet opzij geschoven. Aanpassing van de WOB is verder weg dan ooit. Kamerleden lijken zich er niet boos over te maken. Terwijl die openbaarheid toch een van de voorwaarden is waaronder zij hun werk moeten doen.
,

29 april 2010

De telefoonverkoper bepaalt wie je mag bellen


Opnieuw is Apple in opspraak geraakt door de afwijzing van informatie voor de iPhone op morele gronden. De censoren van Apple oordeelden in februari dat een Nederlandse fotografensite niet door de beugel kon. Onlangs vonden ze dat de cartoons van de gelauwerde Amerikaanse tekenaar Mark Fiori beledigend waren en niet verkocht mochten worden. Na veel negatieve reacties, wordt Fiori deze week ineens toch in het aanbod van iTunes opgenomen(foto). Maar nu is er een satire op Tiger Woods geweigerd. De reden: een publieke figuur belachelijk maken past niet in het beleid van Apple. Dit heet 'a violation of the iPhone Developer Program License Agreement, which bars any apps whose content in “Apple’s reasonable judgement may be found objectionable, for example, materials that may be considered obscene, pornographic, or defamatory.”'
De iPhone bezitters én de cartoonisten zijn dus overgeleverd aan de smaakpolitie van Apple. Je zou natuurlijk kunnen zeggen: moeten ze niet met Apple in zee gaan. Elke bedrijf is vrij te verkopen wat men wil. Apple kan niet verplicht worden apps aan te bieden waarvan ze vinden dat die de grenzen van het fatsoen overschrijden. Het bedrijf heeft tenslotte een naam hoog te houden.
Toch zitten er een paar vervelende kanten aan het gedrag van het Apple. Een telefoon koop je om te communiceren. Het is een apparaat dat je in alle vrijheid voor je eigen doelen wilt gebruiken. Een telefoon met internet en nog veel meer toeters en bellen koop je ook nog steeds om te kunnen communiceren. Is het dan redelijk dat de verkoper van het apparaat voor jou gaat bepalen welke boodschappen je wel of niet mag ontvangen? Als het apparaat je niet bevalt kun je een deur verder bij een andere winkel een ander apparaat kopen. Maar als je er een gekocht hebt moet je niet belemmerd worden in het gebruik. En dat gebeurt wel als Apple zich met de content gaat bemoeien. En een ander apparaat kopen is geen optie omdat je, behalve het gemak van de iPhone, dan ook heel veel content die de "Apple store" levert moet missen. Het is alsof je een telefoon hebt gekocht die je ineens verbiedt om met bepaalde vrienden te bellen.
De positie die Apple inneemt op de markt van mobiele apparaten lijkt een groot gevaar op te leveren voor het vrije verkeer van informatie. Als dit bedrijf als eerste en vooralsnog enige een nieuw apparaat als de iPad introduceert zullen we ook weer overgeleverd zijn aan zijn censoren. Dat brengt ook de aanbieders van informatie in een lastig parket. Om mee te doen met de ontwikkelingen van nieuwe media zullen journalisten, filmers, tekenaars en vele anderen in het communicatievak rekening moeten houden met de normen die één Amerikaans bedrijf stelt. Welke invloed zal dat hebben op de zelfcensuur van schrijvers en kunstenaars? Keren we terug naar een situatie waarin één instantie, de katholieke kerk, met een 'nihil obstat' bepaalde wat wel en niet mocht worden uitgegeven?
,

22 april 2010

TROS in actie tegen openbare bibliotheken


Onder leiding van de oud-burgemeester van Rotterdam Ivo Opstelten voert een team van het tv-programma TROS Regelrecht actie om al het internetverkeer in openbare bibliotheken te filteren. Zo willen ze voorkomen dat kinderen geconfronteerd worden met porno of extreem geweld. Veel mensen die in de uitzending werden geïnterviewd waren voor. De directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam was echter niet te vermurwen. Hij staat op het standpunt dat openbare bibliotheken als publieke voorzieningen in principe een volledig vrije toegang tot internet moeten bieden. Filters werken bovendien niet goed en zijn gemakkelijk te omzeilen. Overigens wordt er bij de pc's in de OB Amsterdam wel gewaarschuwd tegen porno en er lopen toezichthouders die bij overlast kunnen ingrijpen. Maar de verantwoordelijkheid blijft bij de bibliotheekgebruiker. Of, in geval van kinderen, bij de ouders. Juist ouders blijken hier echter veel moeite mee te hebben. Een vertegenwoordigster van een oudercomité vond zelfs dat hier sprake was van het aanbieden van porno aan kinderen (wat wettelijk verboden is).
De actie van de TROS, die erg veel lijkt op soortgelijke acties tegen openbare bibliotheken in de Verenigde Staten, berust op een paar misverstanden. De openbare bibliotheek is geen privé-huishouden, school of bedrijf waar particuliere voorkeuren en overwegingen bepalen wat er wel en niet gezien of gelezen mag worden. De openbare bibliotheek behoort vanuit haar publieke functie in principe geen voorkeuren te laten gelden. De openbare bibliotheek is bij uitstek het instituut dat in de samenleving een vrij verkeer van informatie moet garanderen. Het tweede misverstand betreft de aard van het internet. Waar je van boeken of andere media (ook van tv-programma's) nog kunt zeggen dat die worden aangeboden, gaat het bij het internet om toegang tot een netwerk dat vergelijkbaar is met dat van de telefoon. De ingreep die de TROS per petitie wil bewerkstelligen is vergelijkbaar met het afsluiten van bepaalde nummers uit een publieke telefooncel. Of met het dwingen van de postbode om bepaalde poststukken niet te bezorgen.
Over ingrepen in het vrije verkeer van informatie wordt nog te vaak lichtvaardig gedacht. Dit weblog, dat deze maand zijn eerste lustrum viert, getuigt daarvan. Het zou mij niet verbazen als de petitie van de TROS door veel mensen wordt getekend. In de publieke opinie is voor het gemeenschappelijk weren van foute boodschappen meer steun te vinden dan voor het principe van een onbelemmerde uitwisseling van informatie waarbij iedereen zijn eigen keuzevrijheid en verantwoordelijkheid houdt (ouders voorop). En het internet wordt wel erg gemakkelijk vergeleken met de min of meer geregelde publieke omroep, een massamedium dat per definitie eenzijdig informatie aanbiedt. Diverse politici hebben tot zeer recent gepleit voor filters bij internet service providers om het kwaad uit de wereld te helpen. Ook in een vrijzinnige partij als GroenLinks moest de fractie op het laatste congres per motie worden teruggeroepen van een standpunt van Justitie-woordvoerder Azough waarbij een opening voor filtering was gemaakt. Dat is toen door een grote meerderheid, met steun van kamerlid Mariko Peters, rechtgezet.
Deze week kwam het demissionaire kabinet ook nog met een concept-wetsvoorstel waarin ruimte gemaakt wordt voor ongelijke behandeling van internetverkeer. Het kabinet laat het aan de internet service providers of ze bepaalde diensten al dan niet willen blokkeren. Netwerkneutraliteit zal, als deze wet wordt aangenomen, door de Nederlandse overheid niet worden gegarandeerd. En daarmee komt een vrij en open internet in gevaar. Bits of Freedom probeert daarom in deze verkiezingstijd partijen ervan af te houden deze weg op te gaan. In de verkiezingsprogramma's van D66 en GroenLinks is de netwerkneutraliteit al opgenomen. In andere partijen is de discussie nog gaande. Laten we hopen dat BoF meer succes heeft dan de TROS.

,