De omgekeerde Nederlandse vlag die boeren en sympathisanten ophangen als protest tegen het stikstofbeleid wordt sinds vorige week niet overal meer gedoogd. Althans niet in de openbare ruimte, aan lantaarnpalen langs de weg en op viaducten. Verschillende gemeenten hebben de boeren opgeroepen de vlaggen weg te halen. De provincie Zuid-Holland meent dat er sprake is van bedreiging van de verkeersveiligheid. De actievoerders zijn het er niet mee eens. ‘De vlaggen hangen als landelijk vreedzaam protest in de openbare ruimte en die is van iedereen. Hier wordt de vrijheid van meningsuiting geschonden’, zeggen zij. ‘Ga net zo om met de ‘Nederland in Nood’-vlaggen als je omgaat met regenboogvlaggen.’ Een argument dat je kon verwachten bij dit verbod.
De burgemeester van Oldenbroek heeft het geweten. Haar besluit om de vlaggen van lantaarnpalen en ander straatmeubilair te halen leidde tot bedreigingen in de trant van 'dat ik mijzelf met een vlag aan een lantaarnpaal moest opknopen. Dat gaat best heel ver', schrijft ze. Dat kun je wel zeggen, ja.
Dat een beperkte groep boeren veel te ver gaat in hun protest is deze week wel duidelijk geworden. Het blokkeren van snelwegen met mest, hooibalen, autobanden en andere rotzooi kan moeilijk meer als 'vrijheid van meningsuiting' worden getypeerd. De bedreigingen aan het adres van degenen die de boel moesten opruimen zijn een uiting van bewuste ontregeling van de samenleving die in mijn ogen grenst aan terrorisme.
Maar die vlaggen?