25 mei 2012

D66 en GroenLinks riskeren een aanslag op de vrijheid van meningsuiting

Een van de onderdelen van het 'wandelgangenakkoord' dat vandaag in detail is gepubliceerd betreft de versoepeling van het ontslagrecht. D66 en Groenlinks pleiten daar al langer voor in de verwachting dat dit leidt tot betere kansen voor jongeren op de arbeidsmarkt. Als je iemand sneller kunt ontslaan neem je als werkgever ook makkelijker iemand in dienst. Dat is de redenering. Over dat beoogde effect verschillen de meningen. Eén mogelijk effect heeft daarbij tot nu toe weinig aandacht gekregen: de aanslag op de vrijheid van meningsuiting van werknemers. Hoe zwakker je positie tegenover de werkgever, hoe voorzichtiger je zult zijn in het leveren van kritiek. Het is zelfs de vraag of de werkgever daar blij mee moet zijn.

Enige tijd geleden ontsloeg Blokker een werknemer na een scheldpartij op zijn Facebookpagina. Het bedrijf kwalificeerde hij als 'hoerebedrijf', zijn teamleider als 'nepwout', 'kkhomo' en 'hoerestumperd', en dat allemaal omdat Blokker geen voorschot wilde geven op zijn loon. Voor het bedrijf was deze eruptie van de werknemer de bekende druppel die leidde tot een ontslagprocedure. De rechter bevestigde het ontslag, ondanks de inmiddels aangeboden excuses aan de teamleider en de verwijdering van de tekst. "Met vrijheid van meningsuiting heeft dit bericht niets te maken. Die vrijheid wordt overigens begrensd door de beginselen van zorgvuldigheid die [werknemer] jegens Blokker in acht dient te nemen." Aldus de Arnhemse rechtbank

Je kunt van mening verschillen over de grenzen van de uitingsvrijheid van werknemers. Maar het zal duidelijk zijn dat de werkgever bij een versoepeling van het ontslagrecht, als de juridische procedure wordt ingekort, zijn eigen maatstaven veel makkelijker de doorslag zal kunnen geven bij een ontslag. "Het bevalt me niet wat je zegt, zoek maar een andere baan." De vrijheid van de werknemer zal worden beperkt tot de grenzen die de baas stelt. Dat betekent niet alleen een achteruitgang in de rechtspositie van werknemers, maar ook een aanslag op het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting. 


Het gebruik van sociale media als Facebook vormt een hoofdstuk apart. De Arnhemse rechter heeft met zijn vonnis de trend gezet voor het behandelen van Facebook als een openbare bron. "Ook het argument van [werknemer] dat Facebook tot het privédomein van de werknemer behoort, is naar het oordeel van de kantonrechter onjuist, daar [werknemer] aldus miskent dat het privékarakter van Facebook betrekkelijk is, zo ook het begrip 'vrienden'." In dit geval had een 'vriend' geklikt en was de scheldpartij in de openbaarheid gekomen. Een dubieuze redenering, die heel wat lastiger tot een bevestiging van het ontslag had kunnen leiden als de werknemer ouderwets mondeling in het café had gescholden op zijn baas. Of zelfs in de bedrijfskantine. Nu zoveel mensen sociale media gebruiken als vervanging van de informele communicatie tussen vrienden die op straat, op het werk of in school met elkaar verkeren kun je je afvragen of hier geen bescherming nodig is. Natuurlijk zijn mensen daar op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor. Je moet je niet zo laten gaan, zou ik tegen een scheldende werknemer zeggen, ook niet in je informele contacten. Een wijze raad die als de emoties hoog oplopen wel eens vergeten kan worden. Moet je daarvoor op dezelfde manier gestraft worden als wanneer je scheldpartij in een ingezonden brief in de krant wordt gepubliceerd? 


De eigen aard van de social media vraagt om een duidelijk onderscheid dat ook in de regelgeving tot uiting zou moeten komen. Arnoud Engelfriet meent dat het vonnis er anders zou hebben uitgezien als de scheldpartij via MSN bij vrienden terecht was gekomen. Dat is goed mogelijk, maar waarom? Wat is openbaar en wat is privé op de range van MSN of Ping tot en met Twitter? Als ik de bedoeling heb met vrienden te communiceren waarom zou ik dan niet, net als de brieven schrijvende generaties, het recht op het briefgeheim hebben? Twitter lijkt me, als je kijkt naar politici tenminste, een openbaar medium. Men roept iets de wereld in en hoopt dat zoveel mogelijk mensen het oppikken. Maar bij Facebook is dat veel minder duidelijk. En als nu blijkt dat werkgevers hun werknemers steeds vaker gaan volgen via dit soort media, dan is er wel degelijk een risico van aantasting van de vrijheid en de privacy van de werknemer. En als vervolgens dan met steun van vrijheidslievende partijen als D66 en GroenLinks het ontslagrecht wordt versoepeld, dan kan ik de kritiek van de vakbonden wel delen. Catalene Passchier, arbeidsvoorwaardencoördinator van de FNV wijst er in Vrij Nederland van deze week op dat het ontslagrecht vooral bedoeld was om willekeur te voorkomen. "We hebben met elkaar een systeem ingericht waardoor werknemers zich vrij kunnen uiten zonder dat ze het risico lopen dat ze meteen te horen krijgen: jij ligt er uit." Uiteindelijk speelt hier ook nog een werkgeversbelang. Het openlijk delen van kritiek op de gang van zaken in een bedrijf of op collega's is alleen maar in het voordeel van een gezonde bedrijfsvoering. Je moet er mee om kunnen gaan, dat wel. Maar de versoepeling van het ontslagrecht is in het voordeel van de werkgever met de lange tenen. Willekeur ligt op de loer.




18 mei 2012

De arrogantie van de journalistiek

De persvrijheid in Nederland is in vergelijking met vele andere landen groot. In de meest recente Press Freedom Index van Reporters sans Frontières staat Nederland met Estland op een gedeelde derde plaats achter Finland en Noorwegen. Nederland heeft geen speciale perswetten waar journalisten rekening mee moeten houden. Er is -naast een mogelijk beroep op de gewone rechter- wel een klachtenorgaan: de Raad voor de Journalistiek (RvJ). Deze Raad, die door de media zelf in het leven is geroepen, "buigt zich over de vraag of een journalist zorgvuldig zijn werk heeft gedaan en of met een publicatie – kort gezegd – grenzen van journalistieke ethiek zijn overschreden." De Raad deelt geen straffen uit. Het doel van de uitspraken is een bijdrage te leveren aan de meningsvorming over de journalistieke gedragsregels.
Ondanks dit bescheiden doel is de Raad vanaf de oprichting in 1960 omstreden geweest. Sommige media hebben openlijk verklaard zich niets van de uitspraken van de Raad aan te trekken. De Telegraaf, Elsevier, TROS Radar en Opgelicht en nu ook Het Parool erkennen de RvJ om uiteenlopende redenen niet.

In het tv-programma Waan van de Dag verklaarde Ronald Ockhuizen, adjunct-hoofdredacteur van het Parool waarom deze krant niets meer met de RvJ te maken wil hebben. Concrete aanleiding zijn de klachten die "louche" types bij de Raad indienden tegen de misdaadverslaggeving van Het Parool. Ockhuizen meent dat zij dat doen om in tweede instantie bij de rechter hun gelijk te halen en de krant te laten veroordelen wegens een onrechtmatige daad. De RvJ wordt misbruikt en de krant moet twee keer komen opdraven. Maar hij heeft een veel algemener bezwaar tegen de Raad. Journalistieke ethiek vindt hij veel te vaag. En de RvJ is met zijn lekenrechters niet in staat te oordelen over complexe journalistiek. "Wij hebben de Raad daarvoor helemaal niet nodig. Wij kunnen heel goed naar ons zelf kijken. Ik beantwoord zelf dagelijks klachten van lezers."
Is dat niet een beetje arrogant? vroeg presentatrice Clairy Polak aan collega Ockhuizen. Victor Lebesque, oud-journalist van De Volkskrant en voorzitter van de RvJ gebruikte dat woord niet, maar maakte zich wel boos over zijn opstelling. "De argumenten van Het Parool kloppen gewoon niet." De meerderheid van de Raad is journalist, dan wel professioneel actief op het gebied van de journalistieke ethiek. Een kwart van de leden bestaat uit gewone burgers. De Raad is toegankelijk voor iedereen die klachten heeft. De rechter is veel minder toegankelijk en oordeelt ook anders. Bij de rechter gaat het om onrechtmatigheid, bij de RvJ om onbehoorlijkheid. En dat de media klachten zelf naar tevredenheid kunnen behandelen blijkt niet uit de praktijk. Als er bij de RvJ jaarlijks honderden klachten binnen komen kun je niet zeggen dat het zelfregulerend vermogen van de beroepsgroep goed werkt, zegt hij in een interview in NRC Handelsblad van 12 mei.

Arendo Joustra, hoofdredacteur van Elsevier, het weekblad dat al veel langer is afgehaakt, maar onlangs nog een veroordeling van de RvJ aan de broek kreeg, ziet nog een ander bezwaar. De Raad is een juridisch orgaan geworden. Het zou beter zijn als alleen journalisten de Raad vormen. "Van het keuren van eigen vlees is geen sprake, want de keuring geschiedt immers door de concurrentie. Daarbij, als het zelfregulering heet, dan moeten we het als journalisten ook zelf doen." Hij stelt ook voor alleen individuele klagers toe te laten en geen belangenorganisaties (die een klacht tegen de media gebruiken om politiek een punt te maken). En hij vindt dat klagers eerst het betreffende medium zelf moeten aanspreken. Zo wordt de Raad ontlast en gezien de aangekondigde bezuinigingen (Lebesque: het wordt vrijwilligerswerk) is dat hard nodig.

De niet aflatende kritiek vanuit de beroepsgroep op de Raad voor de Journalistiek irriteert. De Raad bestaat omdat we in Nederland afzien van perswetten die overal in de wereld de media aan banden leggen. Vele collega-journalisten over de grens zullen jaloers zijn op de persvrijheid in Nederland. Wat is in vredesnaam dan nog het bezwaar tegen de mogelijkheid van lezers of kijkers om een  klacht in te dienen bij een onafhankelijk orgaan, dat geen recht spreekt, niet straft, maar uitspraken doet over de grenzen van de persvrijheid ter bevordering van de journalistieke ethiek. Natuurlijk moeten journalisten hun eigen ethische normen bespreken en hoog houden. Maar het idee dat ze daarvoor geen input nodig hebben van een orgaan als de RvJ is stuitend. Geen enkele beroepsethiek kan het zonder externe bijdragen stellen. Het idee dat journalisten onder ons gaan uitmaken wat wel en niet kan is niet alleen strijdig met de beroepsethiek, het is een gevaar voor de persvrijheid zelf.

Update: Villamedia publiceert een aantal commentaren op de uitspraak van de RvJ over de klacht van Brinkman tegen Elsevier. Er is weinig begrip voor het gegrond verklaren van deze klacht. Volgens de commentatoren gaat de Raad er ten onrechte van uit dat ook van columnisten hoor-en-wederhoor verwacht mag worden. Zo te zien heeft de RvJ met deze uitspraak zijn gezag niet versterkt.