23 november 2008

Speaking of terror


Volgens een rapport van de Raad van Europa worden wetten ter bestrijding van het terrorisme vaak misbruikt voor andere doelen. In "Speaking of terror" staan voorbeelden van aantasting van de persvrijheid, belemmering van de vrije nieuwsgaring en beperking van de vrijheid van meningsuiting die niets te maken hebben met terreurbestrijding. Ook de openbaarheid van bestuur heeft in een aantal landen te lijden onder nieuwe verordeningen die uitgaan van een veel strengere definitie van staatsveiligheid. "Het rapport haalt voorbeelden aan uit Denemarken, Duitsland, Groot-Brittannië, Kroatië en Zwitserland. Zo werden in Denemarken twee journalisten vervolgd, na publicatie van vertrouwelijke documenten waarin betwijfeld werd of Irak over massavernietigingswapens beschikte. Duitse journalisten die publiceerden over de rol van de CIA bij antiterreurcampagnes in Europa, werden vervolgd. In Engeland kreeg een journalist met justitie te maken na publicaties over het fatale schietincident in de Londense metro, waar een passagier ten onrechte voor terrorist werd aangezien."(NRC 20-11).
Nederland is tot nu toe gevrijwaard van grote aanslagen en zou mede daardoor ten opzichte van andere landen in Europa een gunstige uitzondering zijn. De terrorismedreiging heeft echter ook in ons land geleid tot aanpassingen van de wet. Het plan van de vorige regering om het verheerlijken van geweld strafbaar te stellen heeft men dan wel laten varen, maar de aanpassing van de wet die indirect godslastering toch weer strafbaar stelt kan niet los van worden gezien van de angst voor terreur. En de bevoegdheden van politie en inlichtingendiensten zijn wel opgerekt. De vraag is hoe zij daar gebruik van gaan maken als we in fase 'rood' mochten belanden. De aanvankelijke veroordeling van enkele mensen uit kringen rond de Hofstadgroep enkel en alleen op grond van de uitwisseling van standpunten is een teken aan de wand. Zij zijn later vrijgesproken, maar het blijkt dus ook in Nederland mogelijk de grenzen van de vrijheid van denken en spreken in te perken onder invloed van de antiterreurbestrijding. En ook de Nederlandse overheid laat zich door de hype gemakkelijk op hol slaan, zoals blijkt uit de affaires rond Fitna en de cartoonist Nekschot.



,

09 november 2008

Utrechtse criticaster opnieuw veroordeeld


De Utrechtse raadsman Kees van Oosten is door de rechtbank veroordeeld tot een boete van € 30.000 omdat hij "grievende" uitlatingen over ambtenaren niet voldoende heeft gecorrigeerd. Van Oosten vecht namens bewonersgroepen tegen maatregelen van de Gemeente die in zijn ogen in strijd zijn met de normen voor luchtkwaliteit. Volgens van Oosten zouden de medewerkers onder andere een loopje hebben genomen met de feiten en zijn ze schuldig aan de dood van bewoners die gezondheidsklachten krijgen door luchtvervuiling. ,,Een dergelijke beschuldiging is onder de gordel”, zegt Marry Mos, fractievoorzitter van GroenLinks. ,,GroenLinks vindt kritische bewoners erg belangrijk, maar er zijn grenzen aan de pen die je hanteert. Daarbij is het zuiverder om de gemeente aan te vallen dan de ambtenaar die het beleid opschrijft." GroenLinks steunde in afwijking van andere collegepartijen in deze zaak wel een motie van de SP die zich ergerde aan de openlijke, financiële steun van de Gemeente in deze door individuele ambtenaren aangespannen rechtszaak. GroenLinks pleitte verder voor een bemiddelaar.
Van Oosten gaat jamer genoeg niet verder in hoger beroep. De ambtenaren kunnen de kwalificaties van Van Oosten wel opvatten als persoonlijke belediging, maar in wezen gaat het natuurlijk om een politiek dispuut. Als Van Oosten de wethouder had aangevallen zou de zaak meteen anders liggen. Volgens de jurisprudentie van het Europese Hof in Straatsburg mogen burgers in het politieke debat erg ver gaan ("to offend, shock or disturb..."). Heftig taalgebruik kan niet zo gemakkelijk uitgebannen worden om een politiek punt te maken. Uiteindelijk was het Van Oosten daar natuurlijk om begonnen. Alleen in zijn visie is de politieke macht volledig verschoven naar de ambtenarij. En dus beschuldigt hij niet de wethouder, de raad of de Gemeente in het algemeen, maar degenen die hij direct verantwoordelijk acht voor het beleid. En dat is niet geheel ten onrechte, lijkt mij. Dus moet forse taal tegen ambtenaren net zo behandeld worden als tegen politici.
De meerderheid van de Gemeenteraad heeft hier duidelijk geen boodschap aan. De indruk is dat men graag van Van Oosten af wil, een discutabele opstelling van democraten. Zo laat de VVD weten verschoond te willen blijven van de kritiek van Van Oosten: “Wie de bal kaatst, kan hem terug verwachten. Deze uitspraak helpt Van Oosten voortaan na te denken voor hij onze mailboxen volstopt met zulke teksten.” Moeilijk blijkt het toch elke keer weer, zelfs voor liberalen, om de consequenties van de vrijheid van meningsuiting en het vrije politieke debat te aanvaarden.




,

01 november 2008

Kabinet blijft morrelen aan de vrijheid van meningsuiting


Het kabinet ziet er (godzijdank) van af het in onbruik geraakte verbod op godslastering een nieuw leven te geven. Maar het voornemen om nu de anti-discriminatiebepaling, die het beledigen van bepaalde groepen strafbaar stelt, uit te breiden kan een even grote aanslag betekenen op de vrijheid van meningsuiting. Straks moet het artikel ook bescherming van de godsdienstige gevoelens bieden als de belediger niet expliciet een bepaalde groep noemt, schrijft Hirsch Ballin aan de Tweede Kamer. Het lijkt er op dat het kabinet zo vasthoudt aan het oorspronkelijke motief voor de wetswijziging zoals Hirsch Ballin dat heeft verwoord: mensen kunnen niet alleen ernstig gekwetst worden door iets over henzelf te zeggen, maar ook over wat hun heilig is. En daartegen wil de staat hen beschermen.
De minister van Justitie heeft kennelijk ingezien dat het oppimpen van artikel 147 een doodlopende weg zou worden gezien het feit dat dit totaal verouderde verbod onmogelijk was te handhaven. Het leidt in feite tot ongelijke behandeling van gelovigen en ongelovigen. De teleurstelling van de christelijke fracties is dus begrijpelijk.
Maar als het niet rechtsom kan, dan maar linksom, heeft de minister gedacht. Als we de strafbaarheid van een beledigende uiting volgens het anti-discriminatieartikel niet meer hoeven te koppelen aan een met name genoemde groep, dan kan het kwetsen van gelovigen in het algemeen in wat voor hen heilig is ook vervolgd worden. Zo wordt echter de stap gezet van een aanval op een bepaalde groep mensen naar een aanval op de ideeën die mensen aanhangen of de gevoelens die zij koesteren. Het anti-discriminatieartikel moet bepaalde groepen mensen beschermen en iedereen gelijke kansen garanderen, oorspronkelijk alleen groepen op basis van ras en etnische herkomst. Het is voor zover ik weet nooit bedoeld geweest om ideeën of gevoelens te beschermen. Dat onderscheid is niet onbelangrijk. Daadwerkelijke achterstelling van bepaalde groepen is moreel onaanvaardbaar en brengt de stabiliteit van de samenleving in gevaar. Het kunnen aanvechten van (de heiligheid van) ideeën of gevoelens is echter een voorwaarde voor het vrije debat dat een democratie nodig heeft. Als het kwetsen van mensen op grond van wat hun heilig is strafbaar wordt gesteld betekent dat een aanzienlijke beperking van de vrijheid van meningsuiting. Iedereen die iets onaardigs wil zeggen over gelovigen moet zich bedenken wat hiervan de gevolgen kunnen zijn. Columnisten, cabaretiers en cartoonisten lopen een aanzienlijk risico omdat zij elke keer als een gelovige zich gekwetst voelt klachten kunnen verwachten en als het tegenzit vervolging. Het gevolg zal zijn: meer zelfcensuur, minder kritiek op religieus onderbouwde ideologieën en volharding in het denken bij orthodoxe gelovigen. In welke eeuw leven we eigenlijk?