De Eerste Kamer behandelde gisteren het wetsontwerp dat het verbod op godslastering uit de strafwet moet halen. Het was een initiatief van de Kamerleden De Wit (SP) en Van der Ham, nu vervangen door Schouw (D66). Het moet een einde maken aan de jarenlange slepende discussie over een obsoleet strafrechtartikel dat na de moord op Theo van Gogh door Donner, toenmalig minister van Justitie en kleinzoon van de indiener in 1931, weer van stal werd gehaald. Gevoeligheden van moslims zowel als christenen gaven sindsdien meerdere malen aanleiding om een besluit over het schrappen van het zelden en sinds 1966 nooit meer toegepaste artikel 147 uit de Strafwet op de lange baan te schuiven.
De Eerste Kamer heeft nu dan eindelijk het laatste woord en zal volgende week het definitieve vonnis vellen. Maar van harte gaat het niet, zo blijkt uit de bijdragen van diverse senatoren. De partijen die in de Tweede Kamer tegen het schrappen van het verbod stemden, CDA, ChristenUnie en SGP, maakten ook aan de overkant bezwaren tegen "dit verkeerde signaal" dat onvoldoende tegemoet komt aan het feit dat er de binnen een multireligieuze samenleving juist behoefte is aan onderling respect en tolerantie (Kuiper, CU). Door het schrappen van het verbod van godslastering wordt volgens
senator Kuiper de sluis open gezet voor zware zielsbeledigingen van
gelovige medeburgers. Dat het artikel niet meer gebruikt werd was volgens hem en ook volgens Franken (CDA) geen argument. Senator Holdijk (SGP) probeerde in een niet te volgen kronkelredenering een belangrijk motief van de indieners van het wetsontwerp, dat de strafwet gelovigen niet meer moet beschermen tegen beledigingen dan niet-gelovigen, onderuit te halen.
Maar ook van de VVD, in de Tweede Kamer voorstander van het schrappen van het verbod op godslastering (en aanvankelijk mede-ondertekenaar van het wetsontwerp), kwamen in deze "chambre de réflection" opvallend gereserveerde geluiden. Mevrouw Dupuis stelde dat er een zekere preventieve werking uitgaat van het verbod die
men niet mag negeren. Dat er niet veroordeeld wordt, doet niet af aan de
normatieve werking. Als het schrappen van het verbod (een gevoel van)
onveiligheid creëert voor geloofsgemeenschappen dan moet daar rekening
mee worden gehouden. Ook gaf de senator aan dat zij geen dringende
noodzaak ziet voor het vergroten van de vrijheid van meningsuiting.
De PvdA ging bij monde van senator Schrijvers nog een stap verder door in een motie het kabinet te vragen om een onderzoek in te stellen naar een mogelijke aanpassing van artikel 137 van het Wetboek van
Strafrecht teneinde burgers alsnog "bescherming te bieden tegen als ernstig ervaren
belediging van burgers door belediging van hun geloof en
geloofsbeleving, zonder de werking van de vrijheid van meningsuiting
onnodig te beperken." En zo zou dus langs de achterdeur het verbod op godslastering opnieuw binnen het strafrecht gehaald kunnen worden.De motie Schrijvers werd behalve door mevrouw Dupuis opvallend genoeg ook nog ondertekend door Engels (D66) en Vliegenthart (SP), partijgenoten van de indieners van het onderhavige wetsontwerp.
De omweg die nu is bedacht en die kennelijk tegemoet moet komen aan snel op de ziel getrapte gelovigen, is in 2008 al bepleit door toenmalig minister van Justitie Hirsch Ballin. Het idee komt voort uit het probleem dat artikel 137c (over groepsbelediging) niet spreekt over religieuze opvattingen, maar over mensen als groep. Artikel 137 is oorspronkelijk bedoeld om tegemoet te komen aan internationale verdragen inzake rassendiscriminatie. Het is in de loop der jaren uitgebreid met andere discriminatiegronden: godsdienst, seksuele geaardheid en handicap. Strafbaar is echter alleen de rechtstreekse belediging, dat wil zeggen belediging van de groep als geheel. In de toelichting bij de oorspronkelijke wet (Memorie van Antwoord) uit 1970 staat dat kritiek op opvattingen en gedragingen, zelfs als die kritiek beledigend is, met dit artikel niet vervolgd kan worden. Dat bleek ook uit een uitspraak van de Hoge Raad in 2009 over de strafbaarheid van het raamaffiche met de tekst "Stop islamgezwel". Daarin zegt de HR over 137 c: Deze wetsbepaling moet volgens de
wetsgeschiedenis beperkt worden uitgelegd. De uitlating moet
onmiskenbaar betrekking hebben op een bepaalde groep mensen die zich
door hun godsdienst onderscheiden van anderen. De enkele omstandigheid
dat grievende uitlatingen over een godsdienst ook de aanhangers krenken
is niet voldoende om van belediging van een groep mensen wegens hun
godsdienst te spreken. Het affiche was dus niet strafbaar.
Maar gelovigen, of althans hun representanten, zoals CDA minister Hirsch Ballin, leggen zich niet neer bij het onderscheid tussen tussen uitingen over het geloof en discriminatie van een bevolkingsgroep.Wie mijn
ideeën aanvalt, valt mij aan. Wie zich vergrijpt aan wat ik heilig vind
tast daardoor ook mijn waardigheid aan. Een dergelijke redenering
betekent in feite dat het heilige onaantastbaar wordt verklaard. Er kan
niet over gediscussiëerd worden zonder mensen onderuit te halen. Maar mijn aanval op iemands ideeën hoeft toch nog niet te betekenen dat ik
degene die deze ideeën aanhangt naar het leven sta?
Hirsch Ballin wilde vijf jaar geleden een "verduidelijking" van het groepsbeledigingsartikel. Hij vermeed bewust "uitbreiding" van de strafgrond om geen inperking van de vrijheid van meningsuiting te suggereren. Maar zijn voorstel impliceerde dat natuurlijk wel, zoals de uitspraak van de Hoge Raad duidelijk maakt. Vermoedelijk is het om die reden niet tot indiening van een wetswijziging gekomen. Het is opmerkelijk dat nu een PvdA-senator het plan nu weer oprakelt, althans opnieuw wil laten onderzoeken. Wat willen Schrijvers c.s. bereiken, anders dan een wit voetje bij hun christelijke collega's?
Opvattingen moeten onderhevig blijven aan kritiek. Dat geldt zowel voor religieuze als niet-religieuze opvattingen gegeven de gelijke behandeling die artikel 1 van de grondwet voorschrijft. Over de methoden van kritiek en de bewoordingen waarin mensen zich uiten kun je van mening verschillen. Het bewust kwetsen van anderen vanwege hun opvattingen deugt niet. Maar dat is een kwestie van fatsoen en het mag vanwege de vrijheid van meningsuiting geen grond zijn voor de staat om iemand te vervolgen. Zijn burgers in dit land niet meer in staat om elkaar terecht te wijzen? Waarom zouden we het in dit, in meerderheid seculiere, land niet eens kunnen worden over deze simpele principes?
Update (11 december). De Harderwijker Courant inventariseert de meningen in dit stukje biblebelt. De politici volgen braaf de standpunten van hun Haagse voorgangers. Alleen de predikant noemt het een kwestie van fatsoen en vraagt of we hier nu wel een wet voor nodig hebben.
27 november 2013
21 november 2013
Gedachten zijn vrij
"Die Gedanken sind frei" (lied en tekst) is een oude protestsong tegen repressie en censuur. Het lied dateert uit de 19e eeuw en was ook populair bij Duitse verzetsgroeperingen tijdens het nazi-regime. Het is opmerkelijk dat de vanzelfsprekendheid die sinds de Verlichting achter het idee van de vrijheid van denken zit aan het begin van de 21e eeuw weer in twijfel wordt gebracht door de ontwikkeling van het Nederlandse strafrecht.
Deze week behandelt de Tweede Kamer de begroting van Justitie. Toen op de radio aan de woordvoerder van de PvdA, Jeroen Recourt, werd gevraagd wat hij bij deze gelegenheid aan de orde wilde stellen zei hij dat een van zijn onderwerpen zou gaan over de neiging om het strafrecht uit te breiden naar intenties en gedachten aan mogelijk strafbare feiten (gesprek Villa VPRO, maandag 18 november, vanaf minuut 46).
Voorbeelden van deze trend zijn de vervolging van jonge moslims die naar Syrië willen reizen om daar deel te nemen aan de strijd van oppositiegroepen tegen het regime van Assad. En de benadering van pedofielen die in de val van lokpubers lopen. Nog niets gedaan, maar wel strafbaar, enkel en alleen omdat je iets wilde?
Volgens Recourt moeten we deze problemen niet oplossen door middel van het strafrecht. Er is sprake van een hellend vlak. Na strafbare feiten zijn in het kader van de terrorismebestrijding ook voorbereidende handelingen strafbaar gesteld. Tegen de betreffende wetswijziging is indertijd van alle kanten gewaarschuwd. Volgens een van de andere juristen in de VPRO-uitzending zou eigenlijk een poging tot een strafbare handeling (met een koevoet voor een vreemde deur gepakt worden) de grens moeten zijn. Maar de definities van wat strafbaar is worden steeds verder opgerekt totdat nu ook de enkele intentie onderwerp kan worden van een rechtszaak. Waarmee we de gedachten binnen het strafrecht hebben gehaald. Een griezelige ontwikkeling.
Enkele jaren geleden was de grens al overschreden in het proces tegen de Hofstadgroep. Die groep werd in 2006 als "terroristische organisatie" veroordeeld. Voorbereiding van concrete geweldsdelicten kon niet worden bewezen. Maar wel constateerde de rechter dat er sprake was van een gedeelde geloofsovertuiging en gemeenschappelijke activiteiten ter versterking van die overtuiging "die de geesten rijp maakte voor deelname aan de jihad". Het Gerechtshof sprak de deelnemers op dit punt vrij, maar daarna wees de Hoge Raad de zaak weer terug naar een andere rechtbank en die bevestigde het eerste vonnis. Woorden en vermeende bedoelingen zijn los van daden strafbaar gesteld in deze zaak, die grote gelijkenis toont met de veroordeling van de Indonesische revolutionairen Hatta en Sukarno meer dan 80 jaar geleden.
De uitdijende definities van strafbare delicten kunnen naar mijn mening niet los gezien worden van de toenemende aandrang uit de populistische hoek tot het straffen van alle soorten ongewenste uitingen van vreemdelingen, van mensen met afwijkend gedrag. Het ongenuanceerd over een kam scheren van pedofilie en kindermisbruik, het gelijk stellen van radicale islamitische opvattingen aan terrorisme: de angst voor extreme opvattingen is even groot als het geloof in het eigen gelijk. Wat we missen is een overtuigend tegenwicht tegen die domme verkettering van afwijkende opvattingen. In plaats daarvan hebben we Opstelten. Het land is diep gezonken.
Abonneren op:
Posts (Atom)