19 december 2005

Overwinning voor de vrijheid van meningsuiting


Meer dan 10 jaar geleden publiceerde Karin Spaink op haar website documenten die hoorden bij een rechtszaak tegen de Scientology sekte. Het ging om geschriften van de overleden leider van de sekte John Hubbard die kritiek op de handelwijze en beweegredenen van de kerk moesten onderbouwen. De sekte was niet blij met deze publiciteit en spande een rechtszaak aan tegen Internet provider Xs4all en Karin Spaink. Reden: met de publicatie van deze documenten zou het auteursrecht van de Scientology beweging zijn geschonden. Onlangs maakte de Hoge Raad een einde aan de procedure door de intrekking van het cassatieverzoek van Scientology te honoreren. Daarmee blijft het laatste vonnis in de beroepszaak staan en kan ook niet verder geprocedeerd worden bij het Europese Hof.
Deze affaire is in de wereld van de internetproviders op de voet gevolgd. Jurisprudentie op dit gebied moet nog groeien en de verantwoordelijkheden van providers zijn niet altijd even duidelijk. Dat betekent dat sommigen aan de veilige kant blijven en gemakkelijk pagina's verwijderen als ze ook maar een beetje vrezen voor repercussies zoals blijkt uit de proef die Bits of Freedom vorig jaar deed. Een tekst van Multatuli waar geen rechten meer op zitten werd op websites van 10 verschillende providers geplaatst. Daarna schreef een fake-instelling een protestbrief zogenaamd vanwege nog bestaande rechten. Bij 7 providers werd de tekst onmiddellijk verwijderd. Maar de uitkomst van de rechtszaak over de Scientology papers kan de providers weer wat lucht geven. "Kritische geluiden op internet kunnen niet zomaar worden tegengegaan door een beroep op het auteursrecht. De vrijheid van meningsuiting op internet is daarmee beschermd" luidt het commentaar van Xs4all. Deze provider, die vanouds de idealen van een vrij en open internet hoog heeft gehouden, heeft de zaak dus niet voor niets gevoerd.

04 december 2005

Pornografie verboden voor gevangenen


Gevangenen mogen vanaf 1 januari van Minister Donner niet meer naar porno- en geweldfilms kijken. Hij reageert hiermee op een motie van de SGP. Alle partijen in de Tweede Kamer waren het er mee eens, behalve GroenLinks. Een belangrijke overweging was dat je degenen die veroordeeld zijn voor extreem geweld en verkrachting niet tegemoet moet komen met meer van hetzelfde. Waar precies de grens wordt gelegd is niet duidelijk. Het is mogelijk dat sommige (betaalde) TV-kanalen voor gevangenen geheel worden gesloten.
Een vrijheidsstraf impliceert nu eenmaal beperkingen in de communicatie met de buitenwereld. Dat lijkt een logische gedachte. Er is ook een andere kant. Pornofilms bieden gevangenen een uitlaatklep. Als die er niet meer is zou de aandrang tot aanranding van medegevangen toenemen. "Donner bevordert homoseks door gevangen" luidt de provocerende kop boven een artikel in de Gay Krant. De schrijver vreest "amerikaanse toestanden". Er zijn vele reacties op dat bericht, maar niet van de SGP noch van Donner.
De effecten van pornografie zijn moeilijk aan te tonen. De vrouwenbeweging voerde in de jaren zeventig de leuze "Porno is de theorie, verkrachting de praktijk". Dat zou dus regelrecht pleiten tegen het argument in de Gay Krant. Maar zoiets is voor zover mij bekend nooit onomstotelijk bewezen. In de pornowetgeving is in de jaren zeventig een liberalisering doorgevoerd. Die kwam er op neer dat zo lang het om volwassenen als vrijwillige deelnemers gaat de staat geen restricties zal opleggen aan de verspreiding en het consumeren van dit materiaal door andere volwassenen. Op het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno staan nog steeds wel zware straffen. Het argument daarvoor is het misbruik van kinderen. Het gaat niet om een veroordeling van verkeerd geachte gewoontes van volwassenen. Inmiddels lijken we onder aanvoering van moraalridders van christelijke huize weer een stap terug te gaan. De SGP roert al langer niet zonder succes de trom op dit gebied. Zo betoogde het kamerlid van der Staay enige jaren geleden dat ook virtuele kinderporno (computersimulaties) verboden zouden moeten worden (Volkskrant 29-5-2000). De toenmalige Minister Van Justitie Korthals bleek wel gevoelig voor dit argument en diende een wetwwijziging in die er toe leidde dat vanaf 1 oktober 2002 ook virtuele kinderporno verboden is. De argumentatie van de SGP'er Van der Staay: "Een verbod van virtuele kinderpornografische afbeeldingen hoort, gelet op de aard van de afbeeldingen, thuis in het Wetboek van Strafrecht. Dat foto's van bestaande kinderen worden gemanipuleerd en verspreid, kan op zich al beschadigend zijn voor het betrokken kind. Daarbij komt dat dergelijke afbeeldingen, net als perverse computeranimaties, drempelverlagend kunnen werken ten opzichte van 'echt' fysiek misbruik van kinderen.Van een onschuldige fantasie is bepaald geen sprake."
Let op: tot dan toe ging het bij het verbod op kinderporno niet om "de aard van de afbeeldingen" maar om de wijze van totstandkoming. Ook de laatste opmerking geeft te denken. Kennelijk is er "schuldige"en "onschuldige" fantasie in de ogen van de SGP. Dat is een gedachtegang die gemakkelijk remmend kan werken op het vrije verkeer van informatie. Van de SGP verwacht ik overigens op dat punt ook helemaal geen steun, maar de andere leden in de Tweede Kamer moeten goed weten met welke gedachten ze meegaan. Het wordt tijd voor een nieuw debat over pornografie en de grenzen van de vrijheid van meningsuiting.
Aan de andere kant is er de vraag naar de grenzen van de informatievrijheid bij gevangenen. Los van het moralistische argument is een beperking van vrijheden op dit gebied voor gevangenen goed te verdedigen. Het hoort bij de straf, zou je kunnen zeggen. Je mag niet gaan en staan waar je wilt en je bent beperkt in de mogelijkheden om te communiceren. Ik ben niet op de hoogte van de regels die de strafwet en de huisregels van gevangenen op dit gebied stellen. Toevallig kwam gisteren Mohammed B. ook weer in het nieuws vanwege een theologisch pamflet dat hij naar buiten heeft gesmokkeld. Mag dat dan zomaar, is de terechte vraag. Hij zou anderen kunnen aanzetten tot de haat en het geweld waarmee hij vorig jaar Van Gogh ombracht. Afgezien van de naar mijn mening te simpele redenering in dit argument dat pamfletten verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor misdaden, mag hier wel wat meer duidelijk komen. Hoever gaat de beperking van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om met anderen te communiceren bij verschillende straffen? Is het een vreemd idee als bij een veroordeling gespecificeerd wordt dat iemand zoveel maanden krijgt plus ontzegging van bepaalde vrijheden op dit gebied?