19 december 2009

Niet normaal


In de Beurs van Berlage is een tentoonstelling geopend van kunstenaars die zich via hun werken afvragen wat er nu eigenlijk normaal is in deze samenleving. Het affiche met een foto van een van die werken, en beeldhouwwerk van Marc Quin, is door de NS geweigerd. Men vreest voor negatieve reacties van het publiek. Het station moet een prettige plek zijn om te verblijven, wordt er nog aan toegevoegd. Het beeld op de poster is een afgietsel van een bestaande persoon, de Britse stuntman Stuart Penn, die zijn linkerarm en rechterbeen mist.
De NS levert met deze weigering onbedoeld een bijdrage aan de inzet van de kunstenaars die het normale ter discussie stellen. En deze bijdrage is, zoals zo vaak bij bedrijven met een groot publiek, krampachtig en bekrompen. Het niet normale is taboe want het roept vervelende vragen op en het veroorzaakt ongemakkelijke gevoelens. Het normale, het feest der herkenning, is prettig, geruststellend en mag gezien en gehoord worden. Daarmee kan een bedrijf voor de dag komen.
Dit zijn redeneringen die raken aan het hart van de cultuurpolitieke waarde van het grondrecht van vrijheid van meningsuiting. Daarin gaat het er juist om dat het afwijkende beschermd wordt. Het gaat om tolerantie en dat is het toelaten van een uiting ondanks je afkeer van de inhoud of strekking. Die waarde wordt steeds weer ontkend wanneer op alle mogelijke gronden een afwijkend beeld of geluid uit de openbare ruimte wordt geweerd, of het nu kunst of politiek is.
De NS en andere instanties die op overeenkomstige gronden de uitingsvrijheid hebben geschonden zullen repliceren: wij hebben rekening te houden met het publiek, we willen neutraal zijn. In een museum mag er meer dan op de openbare weg of een station of op prime time op de televisie. Maar deugt die redenering wel? Kunnen publieke bedrijven de waarde van tolerantie aan hun laars lappen uit PR-overwegingen? Mogen zij hun klanten alleen maar in het normale bevestigen en hen de confrontatie met het niet normale onthouden?
De weigering van NS om juist dit beeld uit de openbare ruimte te weren heeft tot verontwaardigde reacties geleid bij organisaties die opkomen voor gehandicapten. Een van deze organisaties, tevens sponsor van de tentoonstelling, overweegt een klacht tegen de NS. Ik neem aan bij de reclamecodecommissie. Ik hoop dat ze doorzetten en dat dan bovenstaande vragen ook aan de orde zullen komen.

,