13 maart 2011

Vuitton tegen de vrije kunstenaar

Dit schilderij heet Darfurnica. Het is een kunstwerk van de Deense, in Nederland wonende kunstenares Nadia Plesner. Het is door de rechter verboden omdat het zwarte jongetje in het midden een tas in z'n hand houdt met een motief waarop het Franse bedrijf Louis Vuitton het exclusieve recht heeft. Plesner heeft het eerder aan de stok gehad met Vuitton vanwege het gebruik van zijn tas. In 2008 tekende ze het jongetje met de tas om aandacht te vragen voor de situatie in Darfur. Vuitton heeft haar toen ook een proces aangedaan en uiteindelijk is Plessner gestopt met het gebruik van de tas. Nu heeft ze de draad weer opgepakt met dit schilderij, waarvan de titel en de afbeelding refereren aan Guernica, het beroemde schilderij dat Picasso gemaakt heeft naar aanleiding van het bombardement van de stad Guernica in de Spaanse burgeroorlog door de Duitse en Italiaanse luchtmacht.
Vuitton heeft de zaak opnieuw aanhangig gemaakt en de rechter heeft de kunstenares een boete opgelegd van 5000 euro voor elke dag dat het kunstwerk zichtbaar is (het hangt momenteel in Kopenhagen). Hiervoor diende een speciaal soort kort geding over intellectuele eigendomsrechten, een spoedprocedure waarin de kunstenares niet werd gehoord. Haar beroep op de artistieke vrijheid van de kunstenaar heeft geen rol gespeeld. Het vonnis is enkel gebaseerd op het Gemeenschapsmodellenrecht in de EU. De kunstenares wordt voorgesteld als een valse concurrent van Vuitton die zijn ideeën voor eigen gewin uitbuit.
Volgens Dirk Visser, hoogleraar intellectueel eigendom, is dit recht echter nooit bedoeld geweest voor dit soort zaken. Hij vindt dat grote, bekende merken er niet aan kunnen ontkomen dat hun producten als symbolen van de consumptiemaatschappij gebruikt worden door kunstenaars. Plesner's werk heeft een boodschap van algemeen belang dat het particuliere merken belang overstijgt. Ook de verkoop van t-shirts, die misschien nog wel in verband gebracht kan worden met het merkenrecht, is geen puur particulier belang omdat de kunstenares de winst doneert aan goede doelen. Dat zij er naamsbekendheid door heeft verkregen is vooral de verdienste van Vuitton zelf, dus om haar op dat punt te straffen is wel heel vreemd.
Vuitton's pijn zit 'm natuurlijk ook in het beeld van de tas in de context van een verschrikkelijke burgeroorlog waar nog dagelijks slachtoffers vallen. Dit soort grote bedrijven doen in de regel alle moeite om hun product als onderdeel van de moderne wereld, als accessoire voor de moderne mens voor te stellen. Tegen een straatbeeld met Vuitton-tassen in een tijdschrift zal Louis geen bezwaar maken. Integendeel. Hij zal zelf zoveel mogelijk van die beelden proberen te organiseren om zijn tas te promoten. Zodra echter iemand zijn merk in een niet door hem geënsceneerde context plaatst komen zijn juristen actie. Wij zijn wel van de wereld, maar alleen van de wereld zoals wij hem graag zien. Uiteindelijk draait het natuurlijk om ons geld. Precies dat heeft Nadia Plesner willen aantonen en daarom is dit conflict zo belangrijk voor de verdediging van de vrije kunst.
Plesner laat het er dan ook niet bij zitten. Dat geeft andere kunstenaars hoop. Ook cartoonisten zoals Ruben Oppenheimer gebruiken soms beelden van grote merken in hun spotprenten. Oppenheimer vreest na deze zaak voor zelfcensuur bij zijn collega's om "gedoe" te voorkomen. Hij zal zich er zelf niet door laten leiden omdat hij vindt dat het hier om beeldtaal gaat die van ons allemaal is. Zo redeneert ook Plesner: in een tekening of schilderij moeten beelden toch anders beoordeeld worden dan in een puur commercieel product.

,

10 maart 2011

De kennis was even weggezakt


Minister Hillen moest zich vorige maand in de Kamer verantwoorden voor fraude bij een defensie-onderdeel. Hij zei toen dat hij geen vergelijkbare zaken kende. Die waren er wel, en zelfs bij dezelfde Defensie Materiëel Organisatie. Gisteren is hij hierop aangesproken: de Kamer onjuist ingelicht of informatie onthouden, een doodzonde voor een minister. Maar Hillen wist niets van deze nieuwe affaire, zei hij. En bij zijn secretaris-generaal Annink, die wel op de hoogte bleek, was de kennis van die nieuwe reeks integriteitsschendingen "even weggezakt". Volgens Hillen maakte hij een "inschattingsfout" door zijn hoogste baas niet in te lichten.
Vreemd verhaal. Òf de kennis is weggezakt en dan zou je kunnen vergeten iets te melden, òf je maakt de foutieve inschatting iets wat je weet niet te melden. Maar wat is er nu met Annink precies gebeurd? Hillen verdedigde zijn ministerie, zijn ambtenaren en zichzelf gisteren in alle toonaarden. Als ex-voorlichter weet hij goed hoe hij dat moet doen. "De zaak moet niet groter worden gemaakt dan hij is."Komt hij er mee weg? Het zou me niets verbazen. De beschermers van onze democratie hebben inmiddels al zo veel doofpotaffaires overleefd dat het lijkt alsof ze boven de wet staan. Zoals gebruikelijk komt er nu ook weer een onderzoek. Hillen houdt ons nog wel een tijdje zoet. Maar volgens hem zijn er bij zijn organisatie geen structurele problemen. Daar worden wel eens andere geluiden over gehoord.

De affaire bij Defensie is aan het rollen gebracht door een klokkenluider. Opnieuw komt de rol en de positie van klokkenluiders aan de orde. Een structurele regeling is er nog steeds niet. "Hillen zou baat hebben gehad bij steun voor klokkenluiders." schrijft SP-kamerlid Ronald van Raak. Een klokkenluider is een uitstekende controleur van de integriteit in organisaties. Die moet je dus niet straffen, zoals nu vaak gebeurt, maar beschermen. Hij pleit voor een onafhankelijk instituut voor klokkenluiders. Het belangrijkste probleem is echter dat Nederland anders dan bijvoorbeeld Engeland en IJsland een wettelijke bescherming van klokkenluiders mist. Voorbeelden van klokkenluiders met wie het slecht is afgelopen weerhouden mensen er nog steeds van kennis over misstanden, fraude en schendingen van de integriteit door ambtenaren publiek te maken.