29 april 2019

Staatshoofd of popster

Aanhangers van het dezer dagen weer zo bejubelde Nederlandse koningshuis zullen er niet blij mee zijn, maar het verbod op majesteitsschennis is eindelijk verleden tijd. Vorig jaar was er al een meerderheid voor in de Tweede Kamer, een jaar later is nu ook de Eerste Kamer akkoord gegaan met de initiatiefwet van Kees Verhoeven (D66) om de artikelen 118 en 119 uit het Wetboek van Strafrecht te verwijderen. CDA, ChristenUnie en SGP stemden tegen. Na het verlies van het verbod op 'smalende godslastering' moeten de christelijke politici opnieuw buigen voor een meerderheid die eindelijk eens wil afrekenen met totaal verouderde bepalingen die de vrijheid van meningsuiting belemmeren. En dit keer was er geen opportunistische VVD die hen te hulp kwam.

Verhoeven's voorstellen voor de wetswijzigingen werden ook door de regering als 'modernisering' ondersteund. Maar niet nadat men zich er van verzekerd had dat de mogelijkheid voor het bestraffen van belediging van het koningshuis langs andere weg toch nog in stand blijft. Belediging van het koningshuis is nu gelijkgetrokken met de verzwaarde strafbaarheid van de belediging van een 'ambtenaar in functie'. Om de koning niet in verlegenheid te brengen is bepaald dat het in zijn geval niet nodig is dat hij zelf een klacht indient. Tegelijk met het schrappen van de majesteitsschennis is ook het verbod op de belediging van een bevriend staatshoofd als apart strafwetartikel uit de wet gehaald.

08 april 2019

Amerikaanse toestanden

De staat moet zich onthouden van bemoeienis met godsdienst, de vrijheid van meningsuiting, de persvrijheid, of vreedzame bijeenkomsten van het volk. Zo luidt ongeveer het First amendment van de Amerikaanse grondwet, traditioneel het voorbeeld voor alle tegenstanders van censuur. De bescherming van het vrije woord tegen ingrijpen van de overheid laat onverlet dat Amerikaanse burgers elkaar nog steeds kunnen aanspreken op uitingen die in strijd zijn met lokale zeden of het dominante geloof. In de afgelopen jaren hebben we met enige verbazing, juist vanwege dat beeld van vrijheidslievende Amerikanen, kennis kunnen nemen van incidenten op Amerikaanse universiteiten waar een ver doorgevoerd beleid van politiek correct handelen geleid heeft tot een drastische inperking van de vrijheid van meningsuiting. Linkse studenten op Amerikaanse universiteiten plegen censuur op ideeƫn, taal en sprekers die hun niet bevallen. Volgens critici ondermijnen zij hiermee de universiteit als debatplek bij uitstek. Het opmerkelijkste argument van de studenten om bepaalde sprekers, of ook onderdelen uit de historische of literaire canon, niet te willen horen, is dat die hen stress zou bezorgen, en zo lichamelijke klachten, waartegen zij zich dus ook fysiek mogen weren.

Dat de studenten het vooral hebben begrepen op uitingen vanuit de rechtse, conservatieve hoek, en dan met name uitingen die strijdig zijn met respect voor hun verschillende identiteiten, roept een reactie op die grote risico's inhoudt voor de traditionele Amerikaanse free speech. Want wat blijkt? President Trump heeft gehoor gegeven aan klachten uit zijn achterban over de toestand op de 'linkse' universiteiten. Hij dreigt academische instellingen nu te gaan korten op hun researchgelden als ze geen free speech voor hun studenten en personeel kunnen garanderen. Het presidentiĆ«le decreet  beroept zich op het First amendment maar is natuurlijk als zodanig juist volledig in strijd met de Amerikaanse grondwet die overheidsingrijpen moet voorkomen.