04 juli 2010

Politieke kaskraker: een verbod op gewelddadige games


De roep om een verbod op gewelddadige video- en computergames is zo oud als het spel zelf. Minister Hirsch Ballin voegde vorige week een klein stukje toe aan deze 'continuing story' met zijn brief aan de Tweede Kamer over een motie van Van der Staay (SGP). In de brief houdt de minister de boot nog even af. Hij wil eerst nagaan of het in 2009 gesloten convenant met de detailhandel over verkoop aan minderjarigen van games en ander beeldmateriaal heeft gewerkt. De gamers zijn bij het lezen van het ministeriële proza kennelijk niet helemaal tot het einde gekomen, want zij zijn onmiddellijk een petitie gestart om een dreigend verbod af te wenden. Als er al een verbod zou komen is het trouwens ook nog de vraag of dit een totaalverbod zal zijn of dat het alleen voor minderjarigen geldt. Er zit hier echter wel een gemeen addertje onder het gras.

Hirsch Ballin vindt in zijn brief een verbod mogelijk en wenselijk, maar aarzelt nog op het punt van de effectiviteit. Hij is van mening dat "op basis van overwegingen van strafrechtspolitieke aard een algeheel strafrechtelijk verbod worden gegrond op de overweging dat de samenleving als geheel gevrijwaard moet blijven van extreem gewelddadig beeldmateriaal en dat potentiële slachtoffers bescherming behoeven." De overheid mag ingrijpen om te voorkomen dat er geweld wordt gebruikt door iemand die onder invloed van gewelddadige beelden handelt. De directe relatie tussen zien en handelen is voor de minister kennelijk een feit.

De bescherming van kinderen lijkt mij een ander verhaal. In dat geval gaat het niet zozeer om de kijker als potentiële dader, maar als slachtoffer: de schok van extreem geweld dan wel de gewenning daaraan met mogelijk schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van het kind. Het zou op latere leeftijd dader kunnen worden. Zie in dat geval de eerst genoemde reden. Ook hier is de relatie tussen de confrontatie met extreem beeldmateriaal en schade aan de persoon een aanname die discutabel blijft. Ook al beweert de minister dat een verbod ter bescherming van kinderen onomstreden is en op groot draagvlak kan rekenen. Dat laatste valt niet te ontkennen, maar moet de overheid altijd klakkeloos "de stem van het volk" volgen? Mag van de overheid niet verwacht worden dat er een afweging plaats vindt op grond van alle beschikbare informatie?

Hoe dan ook, Hirsch Ballin verdedigt een verbod "mits het – vanuit een oogpunt van een beperkte inperking op de vrijheid van meningsuiting – beperkt blijft tot games die geheel of in overwegende mate uiterst gewelddadig zijn en die er blijkens de context en presentatie op gericht zijn dit geweld te verheerlijken of te vergoeilijken dan wel de menselijke waardigheid geweld aan te doen. Hieronder valt ook de verbeelding van extreem seksueel geweld in games." Zijn reserves zitten op het punt van de effectiviteit. Dat heeft te maken met het feit dat de omstreden games steeds meer via het internet verspreid worden. Het ondervangen daarvan is, zoals we weten, buitengewoon lastig. Games zullen dus onderwerp moeten worden van de opsporing en bestrijding van cybercrime, schrijft te minister. En daar duikt het addertje op. Gewelddadige games zullen gelijkgesteld worden aan kinderporno. En voor de bestrijding daarvan wordt gekoerst op filters. De waarschuwing van de Europese Digital Rights Organisatie (EDRI) in de brochure over Internet Blocking blijkt eens te meer juist. Als filtering van het internet voor een bepaald doel mogelijk gemaakt wordt, zal het gemakkelijk uitgebreid kunnen worden voor andere doelen. Het concept van filtering wordt politiek verkocht met verwijzing naar zaken die iedereen afgrijselijk vindt. Maar de filters staan, zoals Wikileaks-voorman Julian Assange onlangs in Brussel betoogde ook tussen kranten en hun lezers, tussen politieke partijen en hun kiezers en tussen mensenrechtenorganisaties en het publiek. En dat moeten we in een vrije samenleving niet willen.


,

Geen opmerkingen: