19 maart 2007

Schreeuwen


In Amsterdam is een monument onthuld voor Theo van Gogh, ongeveer op de plaats waar hij bijna tweeeneenhalf jaar geleden werd vermoord. Het heet "De schreeuw" en het is gemaakt door Jeroen Henneman. Burgemeester Cohen noemde Van Gogh bij de onthulling van het monument de man van de polemiek en van het vrije woord. „Hij kon provoceren, maar een schreeuwlelijk was hij niet.” Cabaretier Hans Teeuwen sloot af met een provocerend lied: „Zet God maar op de pot en stop de profeet maar in je reet”.
Alles in de stijl van Van Gogh, die toch wel degelijk een schreeuwlelijk genoemd kan worden, zou ik zeggen. Zijn gebruik van het vrije woord was vooral provocatief bedoeld. Dat is zijn goed recht, maar het recht op de vrije meningsuiting gaat over meer dan provoceren. De vrijheid van meningsuiting geeft iedereen het recht zich te laten horen. Een recht om te schreeuwen leid ik er niet direct uit af. Soms lijkt het er wel op dat hartstochtelijke verdedigers van het vrije woord dit recht uitsluitend verbinden aan het zo hard mogelijk roepen van provocerende, pijnlijke dingen. Zo van: ik mag alles zeggen, dus ook iemand uitschelden en 'kut' op de muur schrijven. Vrije expressie. Jawel, dat is het ook. Maar de vrijheid van meningsuiting heeft ook een keerzijde die niet over de zender, de schreeuwlelijk, gaat, maar over de ontvanger, dezelfde maar dan met zijn mond dicht. De vrijheid van meningsuiting impliceert namelijk ook tolerantie aan de kant van de ontvanger voor wat iemand anders wil zeggen, schreeuwend of niet. En dan tolerantie in de zin van de ruimte geven voor een boodschap waar je het eigenlijk niet mee eens bent. Want zonder de tolerantie van de ontvanger is de vrijheid van degene die iets wil uiten zinloos.
Theo van Gogh was moeilijk op intolerantie te betrappen. Maar of dat gezegd kan worden van alle schreeuwlelijken die voor zichzelf de absolute vrijheid van meningsuiting opeisen?

Geen opmerkingen: