03 juli 2011

Een overwinning voor de vrijheid van meningsuiting?


De voorspelbare triomf van Wilders op zijn vrijspraak miskent de betekenis van de vrijheid van meningsuiting. Dat Wilders mag zeggen wat hij gezegd heeft is de helft van het verhaal. De andere helft is dat hij moet tolereren dat anderen ook gebruik maken van hun recht. En daar heeft de PVV beslist een probleem zoals blijkt uit zaken als deze, deze en deze, om een paar voorbeelden te noemen. Het oordeel van de Amsterdamse rechtbank kan beslist niet als overwinning voor de vrijheid van meningsuiting worden gezien als dit wordt beschouwd als een bevestiging van de halve waarheid: ik mag zeggen wat ik wil, maar ik hoef jouw uitspraken niet te tolereren.

In de commentaren van de afgelopen week overheersen daarom terecht nogal wat gemengde gevoelens, treffend geformuleerd in De Groene Amsterdammer:
Zo bezien is iedereen opgelucht maar niemand veel wijzer. De grenzen voor de vrijheid van meningsuiting zijn ruim, dat weten we nu en dat is goed. Maar waar ze liggen, en vooral waarom ze daar getrokken worden, is door het vonnis en de motivatie daarbij niet duidelijker geworden.
En was het er niet juist om begonnen om een grens te stellen en duidelijk te maken wat in Nederland vandaag nog wel kan en wat niet meer?

Op minstens twee punten geeft de uitspraak van de Amsterdamse rechtbank aanleiding tot voortzetting van de discussie. Dat is op de eerste plaats de betekenis van het feit dat Wilders een politicus is. Dat de rechter een ruime invulling geeft van de vrijheid van het maatschappelijk debat is winst. De conclusie dat politici ook buiten de Tweede Kamer meer vrijheid zouden moeten krijgen dan ze nu hebben, bepleit VVD en PVV en ook door Femke Halsema, deel ik niet. Er is geen enkele reden om hier een verschil te maken tussen politici en andere burgers in het maatschappelijk debat. Het zou tot een ongewenste ongelijkheid leiden als politici in het maatschappelijk debat meer mogen zeggen dan hun kiezers. Wat de rechters in Amsterdam hebben gezegd moet naar mijn mening worden uitgelegd als een grote vrijheid voor deelnemers aan het maatschappelijk debat om hun mening te uiten. Het is de context die hen vrijwaart van vervolging, niet wie zij zijn of in welke rol zij aan dat debat deelnemen.

Een tweede punt betreft de gevolgen van deze uitspraak voor de artikelen in de strafwet die gaan over het beledigen van of haat zaaien tegen een bevolkingsgroep op grond van hun godsdienst. Allereerst is daar het veel bekritiseerde onderscheid tussen belediging van een godsdienst versus belediging van een bevolkingsgroep, de mensen die die godsdienst aanhangen. De rechtbank bouwt in de vrijspraak voort op de uitspraak van de Hoge Raad inzake het spandoek waarop de islam als een 'gezwel' wordt betiteld. De Hoge Raad bevestigde het vonnis dat een dergelijke kwalificatie van een godsdienst niet in strijd is met de wet omdat het niet over mensen gaat, maar over hun ideeën. Hiermee schept de rechter naar mijn mening eens te meer duidelijkheid. Het staat iedereen vrij ideeën van anderen, ook op voor die ander schokkende wijze, te bekritiseren.
Maar daar waar Wilders het wel over een bevolkingsgroep heeft, zijn hartgrondige afkeer van de moslims toont, zegt dat hij hen de toegang tot het land gaat ontzeggen en ook termen gebruikt als "we moeten ons verdedigen" is de rechtbank volgens mij niet duidelijk genoeg. Als je zegt dat iets 'op de grens van het toelaatbare' is, gezien de artikelen 137 c en d, maar je vult die grens verder niet in dan laat je een gat vallen. Waar ligt de grens dan wel? Als je het discriminatoir karakter van Wilders' uitspraken erkent en hem vervolgens in de context van het maatschappelijk debat wel de vrijheid geeft om te discrimineren kan dat niet anders worden gezien als het onderuit halen van de de strafbaarheid van discriminatie op grond van godsdienst. Als Wilders niet strafbaar is, wie zou dat dan wel zijn?

De conclusie die hier getrokken moet worden is dat de bescherming van godsdienst en godsdienstige gevoelens bij omstreden uitingen uit de strafwet moet. Waarom niet gewoon toegeven dat de speciale behandeling van godsdiensten en hun belijders het vrije debat over ideologie en politiek hinderlijk frustreert? In dit debat horen de deelnemers elkaar op fatsoensregels aan te spreken. En politici moeten door hun kiezers worden afgestraft als ze over de grens gaan. En niet door een rechtbank.


,