15 mei 2017

De advertentieboycot van GeenStijl

Weblog GeenStijl stimuleerde de schandelijke, seksistische intimidatie van een Volkskrantjournaliste waarop meer dan honderd vrouwelijke journalisten opriepen tot een advertentieboycot van de website. De ministers Bussemaker en Schulz steunden de oproep. GroenLinks en D66 hebben de overheid opgeroepen advertenties terug te trekken. Het kabinet steunt een tijdelijke boycot echter alleen moreel. Een aantal bedrijven heeft inmiddels opdrachten voor advertenties op Geen Stijl ingetrokken.

De Nederlandse Vereniging van Journalisten toont begrip voor het protest tegen GeenStijl, maar steunt de oproep voor een boycot niet. De NVJ schrijft:
(Het) past een vereniging, die opkomt voor het vrije woord niet, om zo’n middel te initiëren of onderschrijven, omdat het potentieel monddood maken van media - óók de ons niet welgevallige media - niet strookt met de voortdurende strijd voor de vrijheid van meningsuiting. Vandaag treft het Geenstijl, morgen NRC, overmorgen Twitter of de publieke omroep. De NVJ moet dergelijk gedrag dus op andere wijze bestrijden en voor het ultieme oordeel erover verwijzen naar de rechter die zich, civielrechtelijk of strafrechtelijk kan uitspreken over de onrechtmatigheid en strafbaarheid van bepaalde uitingen.
De NVJ heeft onderzoek laten doen naar intimidatie van journalisten. Dat komt steeds vaker voor in Nederland. De vereniging dringt aan op het serieus nemen van aangifte van gevallen van initimidatie. Het OM zou er vaker een zaak van moeten maken. De weg naar de rechter is volgens mij ook een betere keuze dan een algemene advertentieboycot.

Het monddood maken van een medium als geheel vanwege herhaaldelijk wangedrag is volgens de NVJ een groot risico. Vandaag is het Geen Stijl. Maar het kan morgen ook de Volkskrant of de publieke omroep zijn die het mikpunt wordt van boze mensen. Persvrijheid verdraagt zich niet met dit soort acties. Een advertentieboycot kan invloed hebben op het voortbestaan van een medium en daarmee op de mogelijkheden van mensen om zich te uiten. Afkeuring van uitingen op morele gronden mag nooit leiden tot belemmering van een medium zonder tussenkomst van een rechterlijke toetsing. De rechter bepaalt de grenzen van de uitingsvrijheid, niet de publieke opinie. Maar bij veel mensen is de neiging sterk om de moraal te laten prevaleren boven de wet.


De actie van de vrouwelijke journalisten deed me denken aan een nog wel wat verdergaande boycotactie tijdens de Koude Oorlog. Toen werd - overigens zonder succes- geprobeerd het communistische dagblad De Waarheid op de knieën te krijgen via de adverteerders. En niet door een vriendelijk verzoek, maar door intimidatie en chantage. Maar ook met steun van de overheid. Uit mijn boek Ondanks hun dappere rol in het verzet; het isolement van Nederlandse communisten in de de Koude Oorlog:

De BVD schatte het verlies aan advertentie-inkomsten (na de steun van de CPN voor het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956, JvD)  op 30.000 gulden. De Waarheid werd het lidmaatschap van de Nederlandse Dagblad Pers ontnomen, wat de overheid in de gelegenheid stelde het blad te mijden voor advertenties. De Volkskrant, spreekbuis van de Katholieke Arbeidersbeweging, klaagde in een hoofdredactioneel commentaar over advertenties in De Waarheid met de uitslagen van de Staatsloterij. Onder de kop ‘Dwaze situatie’ deed de redactie ‘de ontstellende ontdekking dat het ministerie van Financiën verreweg de meest regelmatige en daarmede de grootste adverteerder is in het rode leugenblad’. Vervolgens benaderde de voormalige ‘staatkundig hoofdredacteur’ van De Volkskrant, KVP-fractievoorzitter Romme, zijn partijgenoot Struycken, minister van Binnenlandse Zaken, met het dringende verzoek hier een einde aan te maken. Dat bleek pas mogelijk nadat de NDP bereid was de krant van de communisten het lidmaatschap te ontnemen. In een poging de suggestie van een inbreuk op de persvrijheid op voorhand teniet te doen schreef de NDP: ‘Aan de uitgeverij is meegedeeld dat deze ontzetting niet beoogt invloed uit te oefenen op de technisch-economische mogelijkheid het dagblad De Waarheid te doen verschijnen.’ Gerichte acties van ‘Vrede en Vrijheid’ (een anticommunistische propagandaclub gesteund door de BVD, JvD) zorgden verder nog voor het afhaken van tal van bedrijven en van de Nederlandse Bioscoopbond die de filmladders publiceerde. Adverteerders in De Waarheid kregen de volgende waarschuwende brief: ‘Bij het doorlezen van het Communistisch dagblad ‘De Waarheid’ treft het ons dat U daarin geregeld adverteert. Is U er zich van bewust dat U daarmede de Communistische Partij Nederland, dus ook de komst van het Bolsjewisme financieel steunt? Is U bovendien ook niet van mening dat Uw advertentie in ‘De Waarheid’ voor het merendeel van Uw clientèle een reden zou kunnen zijn Uw artikel niet meer te kopen? U bewijst Uzelf en Nederland een dienst door deze advertenties voortaan achterwege te laten






Geen opmerkingen: