Goed nieuws uit Straatsburg. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft Servië terecht gewezen in de zaak van een NGO die tevergeefs informatie had opgevraagd over telefoontaps. Het Hof oordeelde dat de Servische veiligheidsdienst die informatie wel had moeten geven. Artikel 10 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens gaat over de vrijheid om informatie te vergaren. Ook inlichtingendiensten moeten dit recht respecteren. Duidelijker dan ooit heeft het Hof met deze uitspraak volgens de Gentse jurist Dirk Voorhoof expliciet gemaakt dat inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet boven de wet zijn verheven.
De zaak van het Youth Initiative for Human Rights vs Serbia ging over een verzoek uit 2005 om feitelijke informatie over maatregelen van de Servische geheime dienst voor het elektronisch volgen van mensen. Nadat de Informatie Commissaris de dienst opdracht had gegeven de informatie te geven om te voldoen aan de Servische Wet op de Openbaarheid van Bestuur zei de dienst niet over de gevraagde informatie te beschikken. Daarop deed de mensenrechtenorganisatie een beroep op de rechter in Straatsburg die nu heeft bepaald dat de geheime dienst in strijd handelt met het EVRM.
Het is geruststellend, schrijft Voorhoof, dat het Hof nu eens heel duidelijk heeft vastgesteld dat ook inlichtingendiensten zich net als andere delen van de overheid te houden hebben aan de Europese mensenrechten. Dat biedt perspectieven voor iedereen die zich benadeeld acht door een dienst die zich altijd graag verschuilt achter het staatsgeheim. Met een beroep op het belang van de staatsveiligheid wordt een rookgordijn opgehangen rond operaties die nader beschouwd de wet met voeten treden. Net als de in opspraak geraakt Amerikaanse National Security Organization (NSA) handelen Europese geheime diensten zoals de Nederlandse AIVD op eigen houtje, als een staat in de staat, zonder noemenswaardige verantwoording af te leggen. In Nederland is de "commissie Stiekem", de geheime commissie van fractievoorzitters die vergadert over het functioneren van de AIVD, tandeloos. Aangezien er niets naar buiten gebracht mag worden is er voor publiciteit zoekende parlementariërs weinig eer aan te behalen. De externe Commissie Toezicht voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is af en toe voorzichtig kritisch maar heeft ook volgens de wet een beperkt taak. Publieke verantwoording van deze overheidsdiensten is er nauwelijks. In een tijd waarin het bespioneren van burgers door allerlei diensten met behulp van elektronische middelen gigantisch toeneemt is dat meer dan ooit zorgwekkend. De praktijk wijst uit dat dergelijke diensten zonder een goede publieke verantwoording geen grenzen kennen en zich door niets of niemand laten weerhouden van activiteiten die mensenrechten schade toebrengen.
Dat burgers nu dus ook met het EVRM de gesloten kaste van agenten tot meer openheid kunnen dwingen is van groot belang. Openheid is het begin van controle. En controle is cruciaal in een democratie. Een geheime dienst kan uit de aard van haar taak slechts beperkte openbaarheid geven. Maar zij staat niet boven de wet en zal zich altijd op een of andere manier volledig moeten verantwoorden voor haar handelen.
Het is te hopen dat het Straatsburgse vonnis ook Nederlandse organisaties kan helpen meer openheid te krijgen bij de AIVD.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten