In strafprocessen wordt steeds meer informatie gebruikt die niet door politie en justitie is verzameld en waarvan de herkomst onduidelijk is. Dat schrijft Sven Brinkhoff in het proefschrift waarop hij onlangs in Nijmegen promoveerde. Hij doelt daarmee op informatie uit externe bronnen zoals inlichtingendiensten, kliklijnen, privédetectives of ‘datamining’. Het is vaak niet duidelijk hoe die informatie is verzameld en of die rechtmatig is verkregen. Volgens Brinkhoff brengt het het gebruik van dergelijke informatie grote risico’s met zich mee. ‘Onschuldige
burgers kunnen op basis hiervan te maken krijgen met ingrijpend
overheidsoptreden' volgens Brinkhoff. Twijfel over de betrouwbaarheid van informatie doet afbreuk aan de kwaliteit van de rechtspraak. ‘Politie, officier van justitie en strafrechter doen er goed aan een
kritische houding aan te nemen ten aanzien van dit soort anonieme en
daardoor oncontroleerbare externe informatie. Een anonieme melding
rechtvaardigt niet altijd een aanhouding of een privacyschendende
doorzoeking van een woning.’ Hij dringt aan op meer wettelijke mogelijkheden om de de rechtmatigheid van de verzameling van anonieme externe informatie te toetsen.
Openbaarheid van informatie is cruciaal in een strafproces. Alle betrokkenen moeten weten op welke informatie een verdenking en vervolgens een strafproces is gebaseerd. En op grond van ondeugdelijke informatie kan iemand niet veroordeeld worden. Het is niet zelden een aanknopingspunt voor advocaten om hun cliënt vrij te pleiten. De vraag is of kritiek op de kwaliteit van de informatie alleen een zaak moet zijn voor advocaten. Het belang van openbaarheid en deugdelijkheid van de informatie is breder dan dat van de verdachte. Het gaat om wezenlijke principes van de rechtsstaat, om de bescherming van het individu tegen een willekeurige overheid. Niet voor niets zijn politieke processen altijd een argument geweest voor democraten om zich te keren tegen dictatoriale regimes.
Het is daarom extra pijnlijk dat Brinkhoff in zijn proefschrift ook de informatie bekritiseert van de instantie die de opdracht heeft onze democratie te beschermen: de AIVD. In 2006 werden leden van de Hofstadgroep veroordeeld voor het deelnemen aan een terroristische organisatie. Sommigen van hen hadden niet veel meer gedaan dan praten en schrijven. Hirsi Ali, toen nog Kamerlid voor de VVD, vond het een aantasting van de vrijheid van meningsuiting. Want, zo betoogde zij, "een radicaal gedachtegoed moet niet via het strafrecht, maar in de ‘ideologische arena’ worden bestreden." Bij dit proces is geheime informatie van de AIVD gebruikt. De Hoge Raad heeft er in een vervolgprocedure zelfs zijn goedkeuring aan gegeven. Het zou de magistraten sieren als ze deze uitspraak nog eens zouden overwegen aan de hand van Brinkhoff's proefschrift. En ook voor de Kamerleden die de vrijheid van burgers tegenover de staat hoog in het vaandel hebben staan biedt Brinkhoff voldoende stof tot nadenken.
Bijvoorbeeld bij de behandeling van de wetswijzigingen die minister Plasterk en zijn collega Hennis Plasschaert voorstellen om de AIVD en de MIVD meer ruimte te geven om informatie te verzamelen. Hiermee wordt de deur wijd open gezet voor grootschalige aantasting van de privacy naar het voorbeeld van Grote Broer NSA. Plasterk noemt allerlei waarborgen tegen privacyschendingen. Het probleem is dat de AIVD weinig externe controle toelaat en dat er geen zekerheid wordt geboden over de opslag en tijdige vernietiging van onbruikbare gegevens die in het sleepnet zijn meegekomen. Wel is duidelijk dat de verzamelde gegevens ook gedeeld mogen worden met bevriende inlichtingendiensten. En ook met politie en Justitie, mogen we aannemen, want dat gebeurt nu ook al. Een reden te meer om de waarschuwing van Brinkhoff ter harte te nemen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten