16 juni 2015

Asscher wil alleen zijn eigen verhaal openbaar maken

Minister Asscher van Sociale Zaken wil een rapport van het Verwey-Jonker Instituut over antisemitisme onder jongeren niet openbaar maken. Hij wil eerst nog nader onderzoek doen naar de achtergronden van de uitkomsten van het onderzoek. Volgens de Telegraaf, die inzage heeft gehad in het onderzoeksverslag dat al enkele weken gereed ligt, denkt 62 procent van de moslimjongeren ’niet zo positief’ over Israël. 12 procent is negatief over Nederlandse Joden. Het contrast met andere groepen jongeren is opvallend. Arnold Karskens beschuldigt Asscher van naïviteit en politiek opportunisme. Hij schrijft dat hij nog nooit een moslim heeft ontmoet die vóór de staat Israël pleit. Evenmin een praktiserende moslim die géén hekel heeft aan joden.

Een woordvoerder van minister Asscher meldt dat het rapport nog niet openbaar kan worden gemaakt, omdat er ’voor goede duiding’ vervolgonderzoek nodig zou zijn. „Bijvoorbeeld hoe we bepaalde uitkomsten kunnen verklaren.” Daarmee werpt Asscher de suggestie op dat de uitkomsten hem niet bevallen en dat hij vreest geen goed verhaal te hebben in de communicatie over het onderzoek. Het CIDI, altijd alert bij dit onderwerp, steunt de minister. Er worden nogal wat begrippen door elkaar gehaald in dit onderzoek, zegt het CIDI, en het is dus de vraag of de werkelijke omvang van het antisemitisme wel goed is gemeten.

Zie verderop de update dd. 18 juni

Als het onderzoek niet deugt, zoals het CIDI suggereert, is het goed om dat duidelijk te maken. In de openbaarheid. Maar de beoordeling zou niet overgelaten moeten worden aan de minister, zijn ambtenaren of het CIDI. Laat onafhankelijke onderzoekers een oordeel vellen, en laat hen dan ook openbaar maken waar de fout zit, als er fouten zijn gemaakt. Wat Asscher nu doet is een kwalijke aantasting van de openbaarheid van onderzoek dat met overheidsgeld is uitgevoerd en dat alleen al daarom zonder meer voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn. Nog erger is het dat hij de burger schoffeert door dat onderzoek alleen met zijn eigen verhaal te willen openbaren. Dat toont een paternalistische overheid die niet wil dat de burger zelf nadenkt en zijn conclusies trekt. Het is strijdig met de vereisten van de omgang tussen overheid en burgers in een democratie.

Juist bij een gevoelig onderwerp als antisemitisme helpt het niet te proberen zaken onder de pet te houden. Nog steeds worden bijvoorbeeld anti-Israël uitingen door het CIDI en andere aanhangers van de joodse staat gelijkgeschakeld met antisemitisme. Ook het onderscheid tussen anti-Israël standpunten en uitspraken over de koers van de huidige regering van het land wordt niet altijd gemaakt. En dan hebben we ook nog het misbruik van joden onder voetbalhooligans die daarmee hun tegenstanders willen vernederen. Hoe kwalijk dit ook is, je kunt dit niet gelijkstellen met de klassieke jodenhaat of een aanwijzing dat een nieuwe holocaust naderbij is gekomen.

Enige nuance kan hier dus geen kwaad, maar dat is helaas niet altijd besteed aan de huidige generatie jongeren noch aan de media die gretig alle foute uitspraken oppikken en uitvergroten. Als Asscher inzet op die nuancering, dan wil ik hem graag steunen. Maar dan moet hij wel uit zijn achterkamertje komen en de zaak in alle openheid bespreken. En ook laten zien dat hij niet gediend is van ongenuanceerde beschuldigingen van antisemitisme die telkens weer opduiken als de staat Israël en de bezettingspolitiek onderwerp zijn van het publieke debat.

Update 18 juni

Bovenstaande was nog niet geschreven of Asscher besloot het rapport alsnog openbaar te maken. Tegen zijn wil, schrijft Trouw, en eigenlijk alleen omdat het via de Telegraaf was uitgelekt.   "Ik wil niet dat het gevoel ontstaat dat ik het rapport niet openbaar maak vanwege de inhoud," zegt hij nu. Maar hij wil er zelf nog wel meer duiding aan geven en gaat daarvoor aanvullend onderzoek doen.

Het rapport laat zien dat religie (de islam) geen eenduidige factor is voor het antisemitisme bij moslims. Het geweld van Israël tegen de Palestijnen is wel een duidelijke "triggerfactor".

Verder is het interessant om te constateren dat "christelijke en niet-gelovige
jongeren veel vaker niet zo positief denken over Antillianen, Surinamers, Marokkanen, Turken en in het algemeen moslims dan islamitische jongeren denken over Joden in Nederland." Naast die 12% moslimjongeren die negatief denkt over joden, nog enkele cijfers: Christenen negatief over moslims: 34%, Autochtonen negatief over moslims: 30, Marokkanen negatief over Nederlanders: 9%, Turken negatief over Nederlanders: 8%

In de begeleidende brief aan de Tweede Kamer maakt Asscher zich vooral zorgen over het antisemitisme van moslimjongeren, en pas in tweede instantie over de vooroordelen die jongeren in het algemeen over elkaar hebben. Hij gaat nu uitzoeken of het conflict in het Midden-Oosten dan wel het zionisme de belangrijkste "triggerfactor" is. Ik denk dat hij zich meer zorgen moet maken over het algemene maatschappelijke klimaat waarin vooroordelen over minderheidsgroepen zo goed gedijen, steeds minder worden tegengesproken, eerder opgeklopt, ook door politici, en waarin jongeren, zoals dat bij hun status hoort, deze vooroordelen dan nog eens extra uitvergroten.










Geen opmerkingen: