11 juli 2017

Het verschil tussen Duitsland en Nederland

Afbeeldingsresultaat voor NetzDG
De Duitse Bondsdag heeft op 30 juni j.l. de Netzwerkdurchsetzungsgesetz-NetzDG aangenomen. Dat is een wet die haatdragende, discriminerende en andere ongewenste uitingen op internet moet tegengaan. Beheerders van internetplatforms zoals Facebook lopen het risico op hoge boetes als ze niet goed hun best doen om de vuilspuiterij direct van het net te verwijderen.
Nederlandse parlementariërs vroegen onze regering in april of we hier ook niet zo'n wet zouden kunnen gebruiken. Nee, antwoorden de ministers Blok en Plasterk op 5 juli in een uitgebreide brief die laat zien dat vrijheid van meningsuiting hier anders wordt benaderd dan bij onze oosterburen.

Allereerst benadrukt de regering in principe voorstander te zijn van van zelfregulering als het om zaken gaat die het particuliere bedrijfsleven betreffen. Sinds de overheid eind vorige eeuw besloten heeft zich op tal van terreinen als regelaar terug te trekken gaat zij niet vooraan staan om te voldoen aan een vraag om in te grijpen. Blok en Plasterk wijzen in dat verband op de gedragscode die in Europees verband met internetbedrijven is afgesproken tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2016.

'De belangrijkste inspanningsverplichting die uit de Gedragscode voortvloeit betreft de afdoening en eventuele verwijdering van haatzaaiende uitingen na meldingen van gebruikers binnen 24 uur.' En die code blijkt te werken volgens de ministers. 'De resultaten laten zien dat significante vooruitgang is geboekt ten aanzien van de efficiëntie en snelheid van afdoening van meldingen, verbetering van de rapportagesystematiek, een betere opleiding van medewerkers, verbeterde samenwerking met betrokken partijen en verbetering van de eenduidigheid in behandeling, ongeacht wie de melder is.'

 Dat maakt nieuwe, aparte wetgeving volgens de Nederlandse regering minder urgent. Maar er zijn meer bezwaren tegen overname van het Duitse voorbeeld.

 Het kabinet realiseert zich dat er ook bezwaren zitten aan zelfregulering. Die kan doorschieten naar ongewenste inperking van de vrijheid van meningsuiting. De boetes die internetbedrijven nu in Duitsland riskeren kunnen er toe leiden dat bedrijven geen enkel risico willen lopen en alles wat maar enigszins op de rand van toelaatbaarheid gaan verwijderen voordat er een rechter aan te pas komt. De korte reactietermijnen kunnen er ook toe leiden dat bedrijven veel te veel gaan verwijderen uit voorzorg. 'Uiteindelijk zal de rechter steeds moeten bepalen of een sociale-mediabedrijf zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de wet. Bij grote aantallen meldingen lijkt dat een onmogelijke opgave. De wet lijkt daarom vooral symbolische meerwaarde te hebben.'

Dat is niet de opvatting van de vele critici in Duitsland die zich tegen de wet gekeerd hebben uit principiële overwegingen. De Netz-DG is door de CDU/SPD regering verkocht met het argument dat het internet geen buiten-wettelijke ruimte mag worden. Maar de wet gaat er toe leiden dat in die ruimte profit-gedreven bedrijven de grenzen van de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting gaan bepalen. Het is een kwestie van het outsourcen van de rechtsstaat schrijf een commentator in Die Zeit.

Voor de Nederlandse regering blijft het belangrijkste argument tegen overname van dit Duitse voorbeeld dat beperking van de vrijheid van meningsuiting getoetst moet worden aan de wettelijk vastgelegde grenzen. Die worden in de brief nog eens expliciet genoemd:

In Nederland zijn deze uitingen strafbaar gesteld onder de artikelen 137c (groepsbelediging), 137d (aanzetten tot haat of geweld), 137e (belediging, discriminatie en haat zaaien wegens ras of godsdienst), 261 (laster), 262 (smaad) en 266 (eenvoudige belediging) van het Wetboek van Strafrecht. Basis is steeds de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in artikel 7 van de grondwet, artikel 10 Europees Verdrag van de Mens (EVRM) en artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (EU-Handvest).
En als zogenaamde community standards van internetbedrijven zoals Facebook afwijken van nationale wetgeving, dan geeft de laatste de doorslag.

Daarmee is het kader voor de toepassing van het grondrecht op de vrijheid van meningsuiting gegeven. Dat biedt in ons land meer ruimte dan in Duitsland. Nog los van de neiging om alles zoveel mogelijk en zo precies mogelijk te regelen lijken veel Duitsers meer bevreesd voor uitingen die fatsoenlijke burgers liever niet horen. Het verleden speelt hier ongetwijfeld een rol. De dominante positie van Duitsland in Europa maakt het helaas niet gemakkelijk om liberalisering op dit gebied bespreekbaar te maken.








Geen opmerkingen: