17 augustus 2021

Evenwicht in de uitingsvrijheid


 'We moeten opnieuw nadenken over een evenwicht tussen vrije meningsuiting en regels die de ergste schade van menselijke ongerijmdheid kunnen beperken', schrijft Ian Buruma in een opiniebijdrage in de NRC. Hij waarschuwt voor nieuwe aanzetten tot censuur op ongewenste meningen. Zoals in Zuid-Korea waar een bepaalde opvatting over de geschiedenis bij wet strafbaar is gesteld. Ik zou er het voorbeeld van Bosnië-Hercegovina aan toe kunnen voegen, waar Valentin Inzko, de Hoge Vertegenwoordiger van de bestandspartijen uit de burgeroorlog, het ontkennen van genocide strafbaar heeft gesteld. Maar dan stuit ik meteen op een probleem. De grens moet liggen bij aanzetten tot geweld, zegt Buruma. En daar ligt nu precies het motief van Inzko voor zijn censuurmaatregel. De interpretatie die de Bosnische Serviërs geven aan de geschiedenis van de burgeroorlog roept volgens hem nieuw geweld op. En vanuit zijn rol om het vredesakkoord van Dayton overeind te houden zag hij geen andere mogelijkheid dan een verbod op ongewenste lezingen van de geschiedenis. 

Moeten we de grens toch wat eerder trekken misschien? 'Slechte argumenten en verzinsels moeten door betere argumenten en meer nauwkeurigheid worden weerlegd. Dat is althans de ideale basis voor de vrijheid van meningsuiting,' schrijft Buruma. 'Maar het zou naïef zijn om de risico’s van opzettelijke leugens en funeste propaganda te bagatelliseren.' Overeenkomstig de ruime Amerikaanse opvattingen van free speech wijst hij dan op de gevaren van oproepen tot geweld. Daar moet volgens hem de grens worden getrokken. In Europa is dat niet het enige criterium voor de strafbaarheid van een geschiedenisopvatting. De holocaustontkenning wordt ook in Nederland bijvoorbeeld gezien als een strafbare vorm van discriminatie van Joden. 

Ik heb dat discriminatie argument nooit zo sterk gevonden omdat het meer verwijst naar een houding of gedachte van degene die een opvatting uit dan naar de consequenties voor degenen die er door getroffen worden. Het strafbare in dergelijke uitingen zou ik liever leggen bij de dreiging die er van uit gaat en de angst die het bij mensen veroorzaakt en hun leven onzeker maakt. Leugens en bepaalde verdraaiingen van de feiten kunnen wat mij betreft ook strafbaar gesteld worden als ze leden van een etnische groep daadwerkelijk schade toebrengen door de dreiging die er van uitgaat en de angst die ze oproepen. Op grond van dat schade-wegens-bedreiging-principe kan een uitzonderlijk geval als de holocaustontkenning verboden worden, maar ook de  'minder minder Marokkanen' oproep van PVV-leider Wilders.

Dit gaat dus iets verder dan wat Buruma voorstelt. Maar dan zijn we er nog niet.

Wie trekt de grens?

Ian Buruma noemt in zijn artikel het voorbeeld van het Skokieproces uit 1977. Daarin bepaalden de Amerikaanse rechters dat ook neonazi’s mochten demonstreren, zolang zij geen geweld uitlokten. Zij werden verdedigd door de burgerrechtenbeweging American Civil Liberties Union (ACLU). Die had het nog steeds ijzersterke argument: als we toelaten dat de staat meningen verbiedt die ons tegenstaan, dan vergroten we de kans dat de staat ooit meningen zal verbieden waar we voor zijn. De staat moet zich dus niet bemoeien met uitingen, van welke aard dan ook, een principe dat in Nederland is vastgelegd in artikel 7 van de Grondwet. Al is de uitleg daarvan soms wel wat minder ruim dan in de Verenigde Staten tot nu toe gebruikelijk was. 

De laatste jaren is het rücksichtslos vasthouden aan dit principe echter onder druk komen te staan door de snelle en omvangrijke verspreiding van giftige uitingen op het internet. De risico's op schade zijn vergroot en dus zwelt de roep om censuur aan. Grote internetbedrijven zijn inmiddels door de publieke opinie gedwongen tot maatregelen. De Europese Unie stelt regels die verspreiding van kinderporno, terrorisme en desinformatie moet voorkomen. Beide initiatieven zijn omstreden. Facebook, Google en Twitter worden geëxploiteerd door particuliere bedrijven die zich niet in de keuken laten kijken. Waar trekken zij de grens bij oproepen tot geweld of bedreiging van minderheden? De EU blijft een instituut dat onderhevig is aan politieke stemmingen en stromingen. Met alle risico's voor de vrijheid van denken en spreken. Hoe voorkomen we een verbod op 'meningen waar we voor zijn'?

Ik heb de hoop op een rol voor de onafhankelijke rechtspraak nog niet opgegeven, al is het niet de snelste weg. De staat en het particuliere bedrijf zouden zich op dit punt terughoudend moeten opstellen. Er moet meer geïnvesteerd worden in de rechterlijke macht en wellicht ook in aparte juridische instituten die kunnen helpen de normen in het internettijdperk waar nodig aan te passen. Met als uitgangspunt dat het debat over een gezond evenwicht tussen de principiële uitingsvrijheid en het daadwerkelijk schaden van burgers door geweld of dreiging openlijk gevoerd kan worden. De uitingsvrijheid is onmisbaar voor de democratie - en omgekeerd, dat blijft de bottom line.

[foto 'Kind in evenwicht' van emmapatsie CC]

Geen opmerkingen: