Het
blokkeren van enkele Arabische satellietzenders wegens "haat zaaien" door de Nederlandse regering blijkt om meerdere redenen te verzanden in symboolpolitiek. Eerder was al bekend dat de zenders via het internet nog wel te ontvangen zijn. Gisteren meldde de NRC dat Al Manar, een Libanese zender geliëerd aan Hezbollah, ook te ontvangen is via Arabsat 3a, een satelliet waarover Nederland geen zeggenschap heeft. Via Frankrijk had Nederland wel de mogelijkheid Al Manar te blokkeren op een satelliet die door dit land wordt beheerd. De krant meldt verder dat Al Manar alleen in het Arabisch uitzendt, een taal die vele Marokkanen in Nederland, merendeels Berbers, niet verstaan. Maar het meest opmerkelijk is de uitspraak van een vertegenwoordiger van het Commissariaat van de Media die zegt dat men geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de zenders omdat men daarvoor de mensen en de middelen niet heeft. "Bovendien zou dan eerst gedefiniëerd moeten worden wat haat zaaien precies is". Kennelijk is dat nog niet gebeurd terwijl er al wel een wet is die haat zaaien verbiedt....
In
eerdere berichten beweerde het Nationaal Centrum Terrorismebestrijding overigens dat er wel onderzoek gedaan was in Nederland, zonder daarbij aan te geven welke criteria daarbij werden gehanteerd. Het haat zaaien van de zender staat volgens de NRC in Europa nauwelijks ter discussie. Het gaat dan met name om de manier waarop er door imams over ongelovigen wordt gesproken. In hun gebeden roepen ze de gelovigen op afstand te namen van ongelovigen. "Ziektes moeten ze krijgen, en honger. Angst moet hen in het hart geplant worden." Erg fris klinkt het niet. Is dit voldoende voor strafvervolging? Wat is het effect van deze gebeden? Moet dat er ook niet bij betrokken worden? Ben benieuwd hoe een rechter dit zou beoordelen. Bemoeienis van de overheid (i.c. Donner) lijkt mij echter niet gewenst.
Van haat zaaiende satellietzenders naar haat zaaiende spotprenten. Nederland is tot nu toe gespaard voor een gewelddadige reactie op de publicatie van de
Deense cartoons. Gisteren was er een betrekkelijk vreedzame demonstratie van 200 mensen op de Dam in Amsterdam (zie bijgaande foto van Maurice Boyer voor de NRC). Net als elders zullen ook hier de moslims de afbeeldingen van de profeet Mohammed in de cartoons behalve als kwetsend en vernederend ook heel makkelijk als haat zaaiend kunnen beschouwen gezien de context van geweld waarin hun heilige is afgebeeld. In een van de vele discussies die in Nederland gevoerd zijn naar aanleiding van deze kwestie gaf Paul Scheffer (
Nova, 10 februari) impliciet aan waar de verbinding ligt tussen de haat die via de Arabische satellietzender wordt gepredikt en de haat die wordt opgewekt door de Deense, misschien moeten we wel zeggen, Europese spotprenten. Godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting gaan hand in hand, zei hij. Wil je het een dan moet je ook het ander respecteren. En, voeg ik er dan aan toe, in beide gevallen behoudt degene die van zijn rechten gebruik maakt zijn verantwoordelijkheid voor de wet en zijn morele verantwoordelijkheid om de gevolgen van zijn handelen onder ogen te zien.
Dat moslims door de spotprenten gekwetst zijn kan ik begrijpen. Christenen, die al veel langer gewend zijn aan een vrije pers, zijn dat ook regelmatig. (In de uitzending van Nova werden verschillende oude kwesties opgehaald, te beginnen met het het proces tegen Gerard Reve in de jaren zestig. Het meest recente geval kwam in de opsomming niet voor: de reeks televisieprogramma's van de RVU onder de titel
"God bestaat niet". )
Maar de gevoeligheid van een bepaalde groep gelovigen mag in het algemeen geen criterium zijn voor de uitoefening van het universele recht op vrije meningsuiting. Alleen de rechter kan in individuele gevallen bepalen dat dit recht moet wijken voor b.v. het verbod op discriminatie van of het aanzetten tot haat tegen bepaalde bevolkingsgroepen. Wie gekwetst is zal zich dus tot de rechter moeten wenden. Met geweld en dreigementen andere meningen afdwingen is intimiderend en misdadig, want het doet als zodanig afbreuk aan de uitingsvrijheid.
De persvrijheid van de media houdt in dat vooraf door de overheid geen beperkingen worden opgelegd aan publicaties. Dit ontslaat de media echter niet van hun verantwoordelijkheid. In de grondwet staat dat media vrij zijn "behoudens hun verantwoordelijk voor de wet". Daarnaast hebben journalisten en uitgevers net als iedereen ook een morele verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun handelen. Als je weet dat je wordt misbruikt om een conflict uit te lokken, om heel bewust een bevolkingsgroep te kwetsen of te vernederen, kun je besluiten om af te zien van publicatie. Los van de juridische sfeer vind ik dat kranten daarop aanspreekbaar moeten zijn.
In de kwestie van de Deense cartoons geloof ik niet dat Jyllands Posten iets verweten mag worden, al levert het rechtse, xenofobe, politieke klimaat in Denemarken wel een context waarin provocaties passen. Wat er ná de publicatie gebeurde geeft wel te denken. De gekwetste gevoelens van de (toch al zo geplaagde) Deense moslims worden in dat land in eerste instantie volkomen genegeerd. In plaats van een beroep op de rechter te doen kloppen ze aan bij geestverwanten in Arabische landen. Daar wordt de zaak hoog opgenomen en dat leidt uiteindelijk tot de gewelddadigheden. De reacties van de westerse regeringen daarop zijn als "slap" getypeerd en er is geen eensgezindheid. De vrijheid van meningsuiting wordt niet (VS, VK) of nauwelijks (EU, Nederland) verdedigd. Principes wijken voor angst. Wat weer de vraag oproept hoeveel waarden men nu eigenlijk wel hecht aan de principes. De uitingsvrijheid is een principe dat bij mooi weer hartstochtelijk verdedigd wordt, maar dat gemakkelijk sneuvelt onder hoogspanning en donkere wolken. Wat ik verder mis in de reacties van westerse regeringen en politici is het besef van de eigen verantwoordelijkheid in het conflict dat er voor zorgt dat deze rel zo gemakkelijk uit de hand kon lopen. De voortdurende vernederingen die moslims hier en elders op de wereld moeten ondergaan kunnen niet zonder gevolgen blijven. Palestina, Irak, Afghanistan, de openlijke haat jegens en discriminatie van immigranten in westerse landen: dit alles biedt een gemakkelijk ontvlambare context. De cartoons vormen een aanleiding voor gewelddadigheden, de oorzaak zit veel dieper. Enig begrip daarvoor had ik ook graag gezien bij Balkenende c.s.
Wat in deze context extra voeding geeft aan boosheid en geweld is het gevoel dat er met twee maten gemeten wordt. Zoals de hoofdredacteur van de Volkskrant in Nova, die publicatie van de cartoons over de profeet Mohammed nodig vond om zijn lezers te informeren waar het rumoer nu eigenlijk om begonnen was, maar die zich niet bereid toonde antisemitische cartoons uit Teheran die als reactie op de Deense spotprenten moeten dienen, om dezelfde redenen te publiceren. Uit angst voor abonneeverlies misschien? Een selectief gebruik van de persvrijheid past niet bij de aard van het principe. En het helpt al helemaal niet om dit principe aanvaard te krijgen in kringen waar zulke grondrechten volgens de westerse arrogantie nog niet ingeburgerd zijn.
En dit brengt ons weer terug bij de satellietzenders. De Nederlandse regering moet maar eens uitleggen waarom moslims niet mogen luisteren naar in onze ogen vreselijke gebeden van de Hezbollah imams, terwijl de in hun ogen vreselijke spotprenten uit Denemarken getolereerd moeten worden omdat de vrijheid van meningsuiting ook het recht impliceert om anderen te kwetsen.