22 september 2020

Private macht in het digitale domein


De macht van grote internetbedrijven als Google, Twitter en Facebook staat al langer ter discussie. Ik heb er eerder over geschreven onder titels als Google als rechtbank, Moet het internet gereguleerd worden en zoja hoe?, Facebook aan banden? en  Politici en het vrije verkeer van informatie. De kritiek op de sociale media die deze bedrijven exploiteren betreft onder meer de handel in persoonsgegevens, het onbelemmerd toelaten van aanstootgevende, discriminerende of haatzaaiende content en hun rol bij de polarisatie van het publieke debat. Oud-Europarlementslid voor D66 Marietje Schaake schreef afgelopen zaterdag in de NRC een artikel waarin een meer fundamenteel oordeel wordt gegeven over sociale-mediabedrijven. Want alle discussies over het onheil dat deze bedrijven kunnen aanrichten 'maskeren een veel groter probleem: de grote reikwijdte van private macht in het digitale domein. Daar, veelal onzichtbaar, is de democratie fundamenteel in het geding.' 

Over de 'democratiserende' werking van de internettechnologie deden internetgoeroes in de jaren negentig van de vorige eeuw de fraaiste beloftes. Mensen als Sergey Brin, een van de oprichters van Google, beloofden een emanciperende en liberaliserende werking van het internet, schrijft Schaake, 'door het openbreken van monopolies op macht en informatie. Inmiddels zijn een handvol technologiereuzen zelf monopolisten geworden.' Democratische regeringen hebben al die tijd vastgehouden aan een laissez-faire beleid tegenover het nieuwe, op internettechnologie gebaseerde bedrijfsleven. Zo weinig mogelijk regelgeving en primair vertrouwen op de klassieke wetten van de vrije ondernemingsgewijze productie. Nu worden ze geconfronteerd met machtige, puur op winst gerichte systemen die, 'gevoed door ontransparante datasets en door machine-learningprocessen, de democratie en het publieke belang hebben uitgehold.' 

De impact van het digitale domein op het privéleven en samenleven is enorm. Sociale media zijn publieke diensten geworden, openbare platforms voor debat en uitwisseling van informatie. We hebben er helaas niets meer over te zeggen. Het digitale domein is in private handen, het wordt gestuurd door private belangen en we hebben geen enkel zicht op wat er precies gebeurt. Daar zit het echte probleem van de sociale media.

Stratenmaker

Voor het fysieke verkeer hebben we openbare wegen. Alles wat daar gebeurt is onderhevig aan democratisch tot stand gekomen wetten die op allerlei manieren worden gehandhaafd. We zijn van jongs af aan gewend om daarmee rekening te houden en iedereen vindt het normaal dat overtredingen worden gestraft. Het internet is geen openbare weg. Alles wat daar gebeurt is onderhevig aan weinig transparante interne regelgeving van private partijen waarin het eigen belang domineert. Schaake schrijft over de stelling dat internetbedrijven ook gewone bedrijven zijn: 'anders dan bij een analoge stratenmaker waarvan het product wordt afgenomen en het daarna letterlijk de openbare weg is, blijft bij het aanleggen van smart cities, veel waardevolle data in het bezit van bedrijven. Vaak ontbreken transparantie, onafhankelijk toezicht en democratische verantwoording'. En dat terwijl de publieke zaak (onderwijs, gezondheidszorg, de rechtspraak, het openbaar vervoer, het klimaat, de veiligheid) volledig afhankelijk is van de werking van digitale communicatie- en informatiesystemen. 

Kan het anders?

Het internet volledig in handen geven van de overheid is geen alternatief. Misschien gaat het goed zo lang een land democratisch wordt bestuurd. Maar een regeringswisseling in de verkeerde richting helpt ons van de regen in de drup. Er zijn genoeg voorbeelden te vinden om die weg te mijden. Maar voor meer democratisch gestuurde overheidsinvloed op de digitale informatie-industrie is best wel wat te zeggen. Het gekke is overigens dat de overheid in de eerste fasen van de ontwikkeling van de digitale industrie wel degelijk kansen heeft gehad om haar invloed aan te wenden. Veel internetbedrijven uit Silicon Valley konden profiteren van investeringen door de overheid in de 'electronische snelweg'. Maar Al Gore, Clinton's vice-president, indertijd hartstochtelijk pleitbezorger van dergelijke investeringen, had meer oog voor de economie dan voor de democratie. 

Marietje Schaake meent terecht dat de overheid ook in dit stadium van de ontwikkeling van de internettechnologie nog wel degelijk het tij kan keren ten gunste van de publieke belangen. 'Door het handhaven van de democratische principes met binnenlandse wetgeving zoals mededingingsregels, non-discriminatieprincipes en fundamentele vrijheden, kan de balans worden hersteld.' 

Waarom zou de internettechnologie niet op dezelfde manier kunnen worden gereguleerd als andere sectoren? Vergelijk de voedselindustrie. Het is dan wel zaak meer te investeren in toezicht en handhaving. En om te beginnen in prioritering van onderzoek, aandacht voor en debat over de voorwaarden waaronder we het internet kunnen democratiseren. Het is goed dat Schaake de machtsvraag inzake dat voor iedereen zo onmisbare internet op tafel heeft gelegd. Ik hoop dat haar stem in Den Haag wordt gehoord. En niet alleen bij D66. Want, een laatste citaat:

'De fundamentele discussie over wie de legitieme macht over het maken van regels heeft en kan beslissen over belangrijke aspecten van de levens van mensen moet dringend gevoerd worden. Zonder legitiem mandaat, controle op macht, maar ook onafhankelijk toezicht en het afleggen van verantwoording is er geen democratie.'

[Foto: Scott Beale / Laughing Squid CC ]

Geen opmerkingen: