In de Europese Unie is er overeenstemming bereikt tussen het Parlement en de Raad van regeringsleiders over regels voor digitale dienstverlening. De Digital Services Act (DSA) is volgens een persbericht van de Raad is 'de eerste ter wereld die verreikende regels invoert voor onlineplatforms en zoekmachines. Bovendien introduceert de wet een innovatieve manier van toezicht houden.' Volgens Europarlementariër en PvdA’er Paul Tang, één van de voorvechters van meer Europese regulering van de digitale economie, betekent het akkoord dat er na twintig jaar ‘eindelijk’ nieuwe wetgeving over online-veiligheid is. De bescherming van consumenten zoals we die kennen op het gebied van voedsel en apparaten en heel veel meer heeft voor internetgebruikers inderdaad lang op zich laten wachten. Niet in het minst vanwege de hardnekkige lobby van internetondernemers die alles het liefst zelf in de hand willen houden.
Waar kunnen we nu op rekenen als de wet (uiterlijk 1 januari 2024) van kracht wordt? Allereerst gaat het om het tegengaan van illegale handel. De platforms kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid foute handelaren te verwijderen. Belangrijker nog is dat er 'meer toezicht komt door gebruikers en overheden. Online platformen kunnen verplicht worden om data aan te leveren bij onderzoekers van overheden. Het idee is dat een derde partij meekijkt met de online risico’s van het platform.' Online platforms worden voorts 'verplicht om technische informatie te delen over de algoritmes die content aanraden. Op dit moment zijn dat vaak bedrijfsgeheimen. De DSA zorgt ervoor dat organisaties transparant moeten communiceren over algoritmes, vergelijkbaar met de AVG voor gegevensverwerking.'
Tang wijst ook nog op een ‘saillant’ artikel in de wet over desinformatie, waarbij grote platforms als Facebook en Google verplicht worden stappen te ondernemen tegen nepnieuws en desinformatie in crisissituaties, zoals de oorlog in Oekraïne en de pandemie. Tang: ‘We maken met deze wet een statement tegen het propagandabeleid van Poetin.' Dat is heel mooi. Maar hoe ver gaat dat? En wie volgt na Poetin? Hier betreedt een overheidsinsantie een gevaarlijk terrein.
In het informatieverkeer kunnen 'gatekeepers', zoals de pers en de massamedia, een goede rol vervullen bij de scheiding van kaf en koren. Het ligt wat mij betreft echter niet op de weg van de overheid om op dit punt regelend op te treden. Het riekt naar paternalisme en het eindigt met openlijke censuur. Wat is nepnieuws, wat is desinformatie? Wie gaat dat bepalen? Kunnen de ontvangers van informatie dat zelf niet uitmaken?
De angst dat Poetins propaganda Europese burgers overhaalt om afstand te nemen van sancties tegen Rusland is onterecht. Maurits Martijn van De Correspondent interviewde de Deens hoogleraar Michael Bang Petersen die onderzoek heeft gedaan naar desinformatie over de coronapandemie. Hij concludeert dat 'mensen die zich identificeren met hun land, meer geneigd waren zich te voegen naar het beleid dan mensen die dat niet deden.' Vertrouwen dan wel wantrouwen in de bron van informatie is een belangrijke factor bij de verspreiding van desinformatie.
In conflictsituaties fungeert alle informatie, dus ook desinformatie, als scheidslijn tussen 'ons' en de vijand. Bang Petersen: 'De functie van die misinformatie in de opbouw naar een conflict is om “mijn groep” te coördineren om actie te ondernemen tegen “jouw groep”. Het zorgt dat de aandacht van iedereen op de vijand wordt gericht, en het creëert een gevoel van urgentie. We moeten nú handelen, want als we niks doen, zullen zij iets met ons doen.’ Hij acht het gevaar van staatspropaganda van de vijand in zo'n situatie niet zo groot. ‘We hebben simpelweg een voorkeur voor informatie die ons helpt samen te werken tegen de vijand. De waarheidsgetrouwheid van die informatie boeit ons dan minder (...) De desinformatie dient vooral als rechtvaardiging voor overtuigingen en voorkeuren die je al hebt.'
De Deense hoogleraar ziet dan ook niet zo veel in het verbieden van Russische media, zoals de Europese Commissie dat deed na de invasie van Rusland in Oekraïne. 'In plaats van verbieden, zouden overheden burgers juist moeten leren omgaan met propaganda. Allereerst door te investeren in zogenaamde prebunking-interventies die burgers leren misinformatie te herkennen. Daar bestaan heel effectieve methodes voor. Ten tweede moeten de media investeren in debunking, in factchecks van informatie afkomstig van Russische bronnen, en deze op grote schaal onder het publiek verspreiden. Dit vereist niet alleen toegang tot informatie over wat er in Rusland gebeurt, maar ook toegang tot Russische propaganda.’
En dit vooral voor de burgers die twijfels hebben bij de juistheid van de informatie over een dergelijk conflict. Bij gebrek aan vertrouwen in de overheid. De kleine groep hardcore Poetin-believers zul je er helaas niet mee kunnen bereiken. Dus is het zaak die groep zo klein mogelijk te houden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten