De AIVD en de MIVD brengen journalisten in gevaar, schrijft de NRC vandaag. Joep Dohmen deed voor de krant onderzoek naar de werving van journalisten door de geheime dienst. Dat komt nogal eens voor, bleek uit een vragen van Dohmen aan 32 journalisten. De helft van hen zegt benaderd te zijn voor medewerking aan een van de inlichtingendiensten. Het gaat vooral om journalisten die in het buitenland werken, in Rusland en met name in het Midden-Oosten. Het is niet duidelijk of de contactpogingen uitsluitend op initiatief van de AIVD tot stand kwamen of dat er voldaan werd aan verzoeken van buitenlandse inlichtingendiensten (CIA of Mossad). Hoeveel van de benaderde journalisten op dergelijke verzoeken zijn ingegaan vertelt het verhaal ook niet, laat staan dat we weten wie zich heeft laten verleiden. Er komen wel verschillende journalisten aan het woord die geweigerd hebben met een van de diensten in zee te gaan.
Dohmen zei in het radioprogramma Argos dat hij hoopte dat er in journalistieke kring een gesprek plaats vindt over de risico's die journalisten kunnen lopen als ze voor de geheime diensten werken. Buitenlandse diensten kunnen hen identificeren als spion. Het kan leiden tot hun arrestatie en mogelijk een jarenlange gevangenisstraf. Maar medewerking aan een geheime dienst is ook volledig in strijd met de beroepsethiek, meent Dohmen. Een van de journalisten die hij sprak, Olaf Koens, die de AIVD vergeefs benaderde toen hij als beginnend coorespondent in Moskou werkte, zegt het heel mooi: 'Als journalist moet je de macht controleren en niet influisteren'. Als journalisten zich gaan gedragen als verkapte spionnen zal dat ook niet bijdragen aan het vertrouwen van het publiek in de media.
Moet het inschakelen van journalisten door de geheime diensten verboden worden? De NVJ, de beroepsorganisatie van journalisten vindt van wel. Thomans Bruning, secretaris van de NVJ: 'Het moet in de instructies aan de AIVD en MIVD worden opgenomen, net zoals dat nu al geldt voor het bespioneren van journalisten'. Het is een ingreep in de spionagepraktijk die de geheime diensten naar alle waarschijnlijkheid nooit zullen accepteren. Ze gebruiken de pers al zo lang ze bestaan. Ook de recente geschiedenis laat zien dat de diensten zich met hand en tand verzetten tegen alle beperkingen die hen worden opgelegd. De staatsveiligheid gaat altijd voor en dat betekent in de praktijk een drang naar maximale vrijheid om operaties uit te voeren. En met dat standpunt hebben de geheime diensten tot nu toe zelden last gehad van politiek verantwoordelijke ministers noch van Kamermeerderheden die het graag anders wilden. Dat geldt trouwens ook voor het bespioneren van journalisten.
Het artikel van Dohmen gaat vooral over mislukte acties van de geheime diensten. Het zet de journalist in de rol van 'slachtoffer' van oneerbare voorstellen. Over degenen die positief reageren op deze ethisch laakbare contacten horen we minder. Bekend is het geval van misdaadjournalist Bas van Hout die jarenlang geheel vrijwillig inlichtingen verschafte aan de AIVD. Die samenwerking is op een gegeven moment via de dienst zelf uitgelekt. Van Hout kwam daar pas achter toen zijn contacten in het criminele milieu hem begonnen te wantrouwen. Hoe nuttig zijn inlichtingen wellicht ook geweest zijn voor de bestrijding van de georganiseerde misdaad, als onafhankelijk journalist hoort hij zich niet te verhuren aan een geheime dienst. De rollen van journalist en informant verdragen elkaar niet. Als nieuwsconsumenten moeten wij er op kunnen vertrouwen dat de journalist geen andere werkgevers heeft en dat hij geen informatie achterhoudt die hij misschien wel maar de dienst niet openbaar wil maken. Dat gaat ten koste van de informatie aan het publiek en de onafhankelijkheid van de pers in het algemeen, een basisvoorwaarde voor het publieke debat in een democratische samenleving.
Als de beroepsgroep ingaat op de suggestie van Dohmen om deze problematiek eens goed met elkaar te bespreken hoop ik dat er ook ruimte is voor nog een andere invalshoek die in zijn artikel ontbrak: de rechtstreekse invloed van de geheime diensten op de nieuwsvoorziening. In mijn boek De BVD in de politiek (Wereldvenster, 2022) laat ik zien hoe de BVD in de Koude Oorlog de pers gebruikte om de binnenlandse strijd tegen het communisme aan te wakkeren. De dienst beschikte daarvoor over tal van contacten op de redacties van De Volkskrant, Het Parool en Het Vrije Volk. Op uitgekiende momenten werden bevriende redacteuren voorzien van vertrouwelijke informatie die de dienst via agenten en informanten had vergaard over ontwikkelingen in de CPN en de communistische vakbeweging. De berichten werden doorgaans letterlijk overgenomen. Niet in het Algemeen Handelsblad en de NRC overigens, zei Cees van den Heuvel, toenmalig contactman voor de pers bij de BVD, 'want deze kranten accepteerden geen onbevestigde berichten'.
Is er ook nu nog sprake van dergelijke perscontacten? Gebruikt de geheime dienst de journalistiek niet alleen voor het versterken van hun eigen informatieniveau, maar ook voor het verspreiden van politiek getinte berichten uit eigen koker? In 2019 werd bij uitzondering een AIVD-ambtsbericht openbaar over salafistische invloed in het bestuur van het Cornelis Haga Lyceum in Amsterdam. Het ambtsbericht is later door de toezichthouder gekwalificeerd als 'onvoldoende onderbouwd'. Maar toen was het kwaad al geschied. 'Een geslaagde verstoringsactie' vond bijzonder hoogleraar inlichtingenstudies Paul Abels. Abels: 'Bij verstoringsacties als deze wordt met inlichtingen een steen in de vijver gegooid. De dienst opereert daarbij manipulatief; dat wil zeggen dat de dienst met zijn informatie het gedrag van anderen probeert te beïnvloeden. Dat gebeurt altijd ten bate van de nationale veiligheid en de bescherming van de democratische rechtsorde.' De praktijk van de BVD in de jaren vijftig. De vraag is of media met hun pretentie van onafhankelijkheid hierin mee moeten gaan.
[foto: Nico Kaiser CC]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten