12 maart 2010
Een beroepsverbod voor geestelijken en leraren
Een rechtse meerderheid in de Eerste Kamer is vorige week akkoord gegaan met een beroepsverbod voor haatpredikers als bijkomende straf. Een motie van Klaas de Vries kreeg onvoldoende steun. Het is nu in principe mogelijk om geestelijken en leraren wegens haatdragende uitingen naast de al bestaande straffen ook nog eens uit hun beroep te zetten.
Volgens minister Hirsch Ballin is het beroepsverbod bedoeld als waarschuwing. Het dreigen met een beroepsverbod zou burgers extra bescherming geven tegen extreme haatzaaierij. Hij wist de tegenstanders echter niet te overtuigen van de noodzaak van deze wetswijziging. Een noodzaak die volgens het EVRM vereist is om een belemmering van de uitingsvrijheid te kunnen rechtvaardigen. Senator Kox (SP) vond het voorzorg-argument dubieus. "Juist als wij het hebben over vrijheid van meningsuiting kan het begrip voorzorg bijna niet. Dan heb je het eigenlijk over censuur en die hebben we nou juist verboden." De Vries (PvdA) had nog andere bezwaren, die samenhangen met de uitleg van het begrip beroep. Het blijkt namelijk dat ambtenaren en zelfstandige ondernemers volgens de wetswijziging niet onder beroepsbeoefenaren vallen. Daarmee wordt een onwenselijke ongelijkheid in de wet geïntroduceerd.
Een wetswijziging die in strijd is met artikel 1 én met artikelen 6 (vrijheid van godsdienst) en 7 (vrijheid van meningsuiting) van de Grondwet: kan de Eerste Kamer dat laten passeren? De christelijke partijen, maar ook de VVD meenden kennelijk van wel. Een voorbeeld om niet te vergeten als er door deze partijen straks, in de verkiezingstijd, weer veel vrome woorden gewijd worden aan het respecteren van de grondrechten en de rechtsstaat.
grondrechten, haatzaaien
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
1 opmerking:
Een reactie posten