30 maart 2012
Godsdienstvrijheid een exclusief recht?
Trouw ontdekte deze week een bijzondere samenwerking tussen de ChristenUnie en de SP. Europarlementariërs Van Dalen (CU) en De Jong (SP) bepleiten gezamenlijk meer aandacht voor godsdienstvrijheid in het buitenlands beleid van de EU. In het geval van de SP is dat misschien wat minder vanzelfsprekend dan bij de ChristenUnie. Bij De Jong heeft deze ambitie een persoonlijke achtergrond: hij is op het onderwerp godsdienstvrijheid gepromoveerd en had er ook mee te maken toen hij nog werkte voor het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het onderwerp godsdienstvrijheid komt bijvoorbeeld aan de orde bij het afsluiten van handelsverdragen. De Jong hoopt ook dat EU buitenland-vertegenwoordiger Ashton de godsdienstvrijheid niet zal vergeten als ze deelneemt aan de vredesbesprekingen in het Midden-Oosten. Van Dalen zou graag Europese instrumenten als handelsverdragen of hulpgelden inzetten om de toegenomen druk op christenen in landen als Nigeria, Pakistan, Noord-Korea en Egypte te verlichten. Maar het gaat niet alleen om christenen, benadrukt De Jong. Het gaat om alle gevallen van geweld tegen religieuze gemeenschappen.
En op dit punt komen dan de vragen, zo blijkt ook uit de reacties op het Trouw-artikel. Als godsdienstvrijheid de denkbeelden moet beschermen waarom dan alleen religieuze denkbeelden? Zijn Van Dalen en De Jong ook bereid op te komen voor atheïsten? Of als het om de minderheden gaat, waarom dan niet ook de homoseksuele minderheid? Godsdienst is een lastige, zo niet onmogelijke, invalshoek voor het bevorderen van mensenrechten. Godsdiensten tonen zich door de eeuwen heen intolerant ten opzichte van elkaar. Met de bescherming van de een raak je in een conflict met de ander. Ronald Plasterk schreef eens, toen hij nog columnist van De Volkskrant was: "De een zijn geloof is de andere zijn blasfemie."
De bescherming van christelijke of andere religieuze minderheden in Afrika en het Midden-Oosten verdient naar mijn mening evenveel inspanning als de bescherming van welke minderheden dan ook tegen de discriminatie door christelijke of andere religieuze meerderheden. Het gaat niet om godsdienst maar om tolerantie.
In de Verenigde Naties worden elk jaar resoluties op initiatief van islamitische landen aangenomen die bol staan van verdraagzaamheid jegens alle levensbeschouwingen maar toch duidelijk stellen dat het beledigen van een godsdienst strafbaar moet zijn. Christelijke organisaties zien hier terecht het gevaar dat dit als handvat kan worden gebruikt om religieuze minderheden te vervolgen. Maar het is moeilijk te ontkomen aan de indruk dat hier vooral gaat om een strijd tussen twee godsdiensten, islam en christendom. Tot nu toe hebben deze resoluties nog niet geresulteerd in internationale verdragen. Maar ik zie de organisaties die dit willen voorkomen, of de partij van Van Dalen, ook nog niet het initiatief nemen om in Nederland het obsolete verbod op godslastering af te schaffen.
De vrijheid van denken, inclusief geloven, en de vrijheid om denkbeelden, inclusief geloof of kritiek daarop, te uiten zijn universeel en dus seculier. Godsdienstvrijheid is hieraan ondergeschikt en dient dus ook niet als exclusief recht behandeld te worden. Het is de vraag of godsdienstvrijheid niet overbodig is als de vrijheid van denken, van meningsuiting en van vereniging gegarandeerd zijn. Godsdienstvrijheid als afzonderlijk recht suggereert dat andere denkbeelden en uitingen anders behandeld zouden moeten worden. Godsdienst versus andersdenkenden: dat was vaak de kiem voor bloedige conflicten. En als het geen afzonderlijk recht is, waarom zou je het dan als zodanig opvoeren op de agenda van het buitenlands beleid van de EU?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
3 opmerkingen:
Conflicten tussen godsdiensten hebben vaak een politieke, economische of sociale achtergrond. Het verschil in godsdienst wordt dan gebruikt om het vijandbeeld te versterken. Zij zijn anders, dus niet goed, dus de vijand. Dan kan de godsdiesnt misbruikt worden om op te roepen tot strijd tegen de andere godsdienst. Zo hebben pausen opgeroepen tot de kruistochten en worden christenen nu kruisvaarders genoemd om hen van boze bedoelingen te kunnen betichten.
Godsdienstvrijheid houdt ook in, dat niet godsdienstige mensen de vrijheid moeten hebben overeenkomstig hun overtuiging te leven. De traditionele tolerantie in Nederland hield in, dat ook de wetgever geen wetten maakte, die het godsdienstige mensen onmogelijk zouden maken overeenkomstig hun overtuiging te leven. Die tolerantie is nu verdwenen. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt, dat er wetten gemaakt worden waaraan ik in geweten niet mag en niet zal gehoorzamen. Als het verplicht wordt om een illegaal aan te geven bij de politie, zal ik dat niet doen.
Godsdienstvrijheid is in onze grondwet (art. 6) de vrijheid van "godsdienst en levensovertuiging". Die laatste toevoeging is in feite overbodig, omdat dat altijd al helder was. Maar nu het er nog eens expliciet staat, is de conclusie helder: godsdienstvrijheid gaat iedereen aan, niet enkel "gelovigen". Misschien is het zelfs wel omgekeerd: "ongelovigen" (zeg maar van atheïsten tot humanisten) zijn wereldwijd eerder een bedreigde minderheid die alleen kan bestaan dankzij de vrijheid van godsdienst. Bij ons is het overigens niet anders: dankzij Thorbeckes godsdienstvrijheid konden vrijdenkers en atheïsten zich gaan organiseren, later ook socialisten en communisten. Godsdienstvrijheid is dan ook, dat heeft Dennis de Jong terecht al eerder betoogd, fundamenteler dan uitingsvrijheid. Het gaat namelijk íedereen aan, ook de meerderheid die niet het geluk heeft in een democratische rechtsstaat te leven (de enige plek waar een mening ertoe doet) en juist ook "ongelovigen", bij ons al net zo goed als waar dan ook. Wat zou anders die 13 procent van de Nederlanders die zich bijv. atheïst noemt, beschermen? Waaraan hadden anders katholieken, gereformeerden en joden hun burgerrechten aan moeten ontlenen? En vooral: humanisten?
Vrijdenkers en andere minderheden worden op de eerste plaats beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging. Godsdienstvrijheid gaat hieraan vooraf, historisch gesproken. Maar is dit recht fundamenteler? Ik zou hoogstens zeggen dat de weg is vrijgemaakt voor een algemener en neutraler geformuleerde vrijheid. Daar hebben de ongelovigen overigens wel hard voor moeten vechten. De suggestie dat dit allemaal vanzelf ging na Thorbecke lijkt me niet juist. Maar we zijn nu anderhalve eeuw verder en iedereen, gelovig of ongelovig, kan zich nu beschermd weten in denken, spreken en zich verenigen door de neutrale rechten. Het is dus niet meer nodig om de godsdienstvrijheid te handhaven, tenzij men gelovigen een speciale behandeling wil geven.
Een reactie posten